Wat is er aan de hand in Nederland? (En vooral: wat doe je eraan?)

Door op Sun Aug 28 2011 14:54:02 GMT+0000

Nu de Mars der Beschaving niet heeft kunnen keren dat de Nederlandse regering 200 miljoen uit de kunsten zuigt, moeten we eindelijk ook maar eens in eigen artistieke boezem durven kijken. De diagnose is simpel: ergens heeft de kunst aansluiting op de eigen tijd gemist. Er is nood aan een nieuw en ander kunstenaarschap. De kunstenaar zal transcultureel zijn of niet zijn.

Kunst en Cultuur staan onder druk in Nederland. Al gaat het grootste kabaal dat de kunstsector deze dagen maakt over geld – de bezuiniging van het kabinet op de kunstensector ten belope van 200 miljoen – de werkelijke crisis van de kunsten gaat over veel meer. Niets minder dan de legitimiteit van de kunsten zelf staat op het spel. Geert Wilders, de hogepriester van de nieuwe radicale ideologie van Europa (misschien nog het beste te omschrijven als neonationalistische islamofobie), zet de sector kunst en cultuur weg als ‘de linkse hobby’. Veel moeite kost hem dat niet en hij krijgt veel bijval van kiezers en burgers.

ZELFGENOEGZAAM?

En ook al blijf je roepen dat Wilders een fascist is (en dat is hij volgens mij heus wel), zijn kiezers laten zich niet uit hun lood slaan. 48_Nekuee_Mars_der_beschaving_IrisVetter.jpgOok de Mars der Beschaving van de Nederlandse kunstenaars tegen de bezuinigingen (26 en 27 juni 2011) hielp geen millimeter om onder de bevolking meer passie voor de kunsten te doen ontstaan en die bevolking te betrekken in het artistieke protest. De naam van die mars alleen al verraadt een hoge mate van zelfgenoegzaamheid: de beschaafden komen in opstand tegen de barbarij, namelijk het beleid van een door de meerderheid van de samenleving gekozen kabinet. De mars was wat mij betreft vooral een uitdrukking van de onwil van de sector om zich in de spiegel van de tijd te aanschouwen en te zoeken naar een passend antwoord op de uitdagingen die ons te wachten staan. De tijden waarin wij in Europa leven, zijn namelijk radicale tijden. Precies dat moeten kunstenaars vandaag onder ogen durven zien.

De mars was wat mij betreft vooral een uitdrukking van de onwil van de sector om zich in de spiegel van de tijd te aanschouwen

Europa heeft sinds de vroegmoderne periode, onder meer met het protestantisme, verschillende perioden van radicalisme gekend: religieus, romantisch of ideologisch radicalisme, dat helaas telkens gepaard ging met bloedvergieten. Telkens opnieuw wist het Europese continent te overleven. Vaak deed het dat door de innoverende aspecten van die radicale golven in te zetten in functie van de vooruitgang en verfijning van de samenleving. De intellectuele vrijheid die we anno 2011 genieten, de bevrijding van religieuze tirannie, de overlegcultuur, het samenwerkingsmodel tussen werkgevers en werknemers, ja, de hele welvaartsstaat inclusief de subsidiëring van kunst: allemaal zijn ze ongetwijfeld mee te danken aan de opkomst van radicale gedachten en groeperingen die de samenleving schokten en daardoor in beweging brachten, en haar zo dwongen de nieuwe uitdagingen aan te gaan.

Het valt niet te ontkennen dat de huidige heropleving van nationaal, religieus en regionaal chauvinisme, die zich tot nu toe vooral in negatieve zin laat kennen, en dan in het bijzonder door uitingen van haat jegens moslims, de nieuwe radicale stroming in Europa is, met Geert Wilders als belangrijkste voorman. Die radicale tijdgeest zal op een bepaald moment moeten doordringen tot onze kunstenaars en cultuurmakers. De belangrijkste aandrijfriem van die tijdsgeest is de vervaging van de scheidingslijnen tussen de eeuwenoude historische, culturele en ideologische constructies, met de verhouding tussen het Westen en de Oriënt als meest significante. De politiek reageert nu even radicaal op het afbrokkelen van die mammoetconstructies. Hoe komt dat dan toch dat de Europese kunstenaars zelden in staat zijn gebleken om die tendens en de radicale reactie daarop te becommentariëren? Dat het hun niet eens gelukt is om – zonder sussend die spanning weg te masseren met alweer een ‘multicultifestival’ – hun medeburgers te voorzien van de nodige scherpte, verrassende inzichten, van een inspirerende, maar ook troostende en intelligente kijk op ons tijdperk? Hoe komt het toch dat kunstenaars vandaag zo in hun hemd staan, totaal verrast en verbolgen over de populistische politiek die hen kan wegzetten als hobby van een stelletje linkse bobo’s?

AUTONOMIE?

Hoe komt het toch dat kunstenaars vandaag zo in hun hemd staan, totaal verrast en verbolgen?

Volgens mij is het model van de ‘autonome kunstenaar’ – aan het begin van de twintigste eeuw had die nog het statuut van een radicale ketter, nu is het een onaantastbare heilige met een eeuwig recht op subsidies – achterhaald. Nauwelijks is hij in staat om met de culturele dynamiek van de veranderde samenleving om te gaan. En toch blijven de meeste Nederlandse kunstenaars die ik heb gezien en gesproken, maar ook veel bestuurders in het Nederlandse cultuurland, dat model krampachtig verdedigen. Ooit was de autonomie van de kunst een krachtige uppercut tegen de kin van de gevestigde en benauwende conventies die emancipatie en vindingrijkheid blokkeerden. Kunstenaars hebben precies via hun autonomie direct en zichtbaar bijgedragen aan het bevrijden van hele bevolkingsgroepen van hun benauwende conformisme. De autonome kunstenaar was in die zin werkelijk de voorhoede van een samenleving die snakte naar meer lucht; het was een creatief en geëngageerd antwoord op de behoeften van een tijd.

48_Nekuee_Women_Without_Men_Shirin_Neshat_380.jpgVandaag is diezelfde autonomie tot een reservaat verworden. De kunstenaar van vandaag is niet langer een voorloper in het ontwikkelen van een betere maatschappij, hij begrijpt amper wat er in de maatschappij gaande is. Hij verleent zijn identiteit aan een voor hem en samen met hem geconstrueerde veilige interpretatie van autonomie, die inmiddels zijn isolatiecel is geworden. In die gesubsidieerde cel zit hij maar te wachten tot er ‘van binnenuit’ een esthetische uiting opborrelt. Daardoor opereert hij in een sociaal vacuüm. De geïnstitutionaliseerde dogma’s over wat kunst is en wie de kunstenaar is – in een sector die definities móét hanteren om te kunnen ordenen, wegen, meten en beslissen – en de daaraan gekoppelde beloningssystemen, zorgen ervoor dat het ego en de macht van de kunstenaar net voldoende voeding krijgen om op de been te kunnen blijven.

De mens, weinig visionair als hij is, grijpt graag en vaak terug op oude normen, maten en schalen om de nieuwe te ijken, te meten en te wegen. Maar de meetinstrumenten van gisteren zijn oud en verroest. De intersubjectieve interpretatie van de wereld, ons gedeelde referentiekader dat ons in staat stelt samen te leven en te denken, veroudert aan een razend tempo. Het kader van gisteren is vandaag alweer eeuwenoud, en kan geen lichtend pad zijn in het oerwoud van de nieuwe ervaringen die dagelijks op ons afkomen. Op het moment dat we dat beseffen, barsten verwarring en paniek los. In dergelijke tijden bevinden wij ons op een nieuw, radicaal elan. We slagen er maar niet in om vat te krijgen op de globalisering en de snelle multiculturalisering van Nederland. Had de bewoner van de twintigste eeuw vooral politieke, culturele en sociale ruimte en vrijheid nodig om zijn individualisme te kunnen en te mogen uiten, dan zijn mensen een eeuw later op zoek naar een thuisgevoel in die drijvende wereld. Naarstig zoeken ze naar houvast. En zoals het er nu voor staat, blijken enkel de radicale neonationalistische islamofoben in de politiek dat begrepen te hebben. Waarom hebben de kunstenaars, de zogenaamde voorlopers van de samenleving, daarop – het verlangen naar een thuisgevoel in een grenzeloze wereld – geen antwoord?

TRANSCULTURALITEIT?

De eeuw die we net achter ons hebben gelaten, stond in het teken van revolutionairen: tegendraadse en door de absurditeit van het leven gefascineerde kunstenaars. Je helden en leermeesters figuurlijk vermoorden en je niet verschuilen achter de bestaande paradigma's, dat was de norm in de westerse kunst en cultuur. Ook elders in de wereld oefende die grondhouding een grote invloed uit: ook de twintigste-eeuwse niet-westerse intellectueel had de westerse canon als basis meegekregen. De rebellen van de twintigste eeuw beschouwden het bestoken en bestrijden van de tirannie van de conventionele  schoonheid als hun core business. In een reactie op totalitaire ideologieën, religieus dogmatisme en burgerlijk conformisme wilden kunstenaars het chaotische, het ambigue, het valse van de wereld aan de orde stellen. De leugens in de grote verhalen werden bestreden met het tentoonstellen van stront, met de ellende en de doelloosheid van de alledaagse realiteit. Het demystificeren ('onttoveren') van de wereld was de onuitgesproken missie van de kunst van de twintigste eeuw.

De kunstenaar van de eenentwintigste eeuw dient zich anders op te stellen. In een postmodern, postreligieus en postideologisch tijdperk is het zoeken naar de leugens achter de grote verhalen en het afrekenen met de schoonheid van sprookjes niet langer een kunstwerk; het is een verouderd, versleten en nutteloos kunstje. Vandaag moeten kunstenaars de twintigste-eeuwse afkeer van het aan de menselijkheid inherente verlangen naar schoonheid en troost van zich afschudden. De kunst heeft zich terecht en met succes bevrijd van elke afgebakende culturele canon. Nu is het de uitdaging om als kunstenaar níét in een vacuüm te opereren. De kunstenaar van vandaag zal zich, als voorloper van de samenleving, transcultureel moeten opstellen. Hij kan zich niet langer afsluiten van de duizelingwekkende hoeveelheid beelden die verschillende tradities in een multiculturele samenleving aanreiken. Integendeel, zijn inventiviteit en creativiteit en vrije geest zullen de samenleving moeten inspireren, hij zal haar moeten leren om niet langer spastisch, ontkennend en afwijzend, maar speels en lichtvoetig met de multiculturele conditie om te gaan.

We slagen er maar niet in om vat te krijgen op de globalisering en de snelle multiculturalisering van Nederland

Het huidige cynisme over de nieuwe menselijke conditie dient plaats te maken voor een niet-ideologisch optimisme. Daarvoor is verbeeldingskracht nodig. En die verbeelding zal en moet van een transculturele en betrokken horde nieuwe kunstenaars komen. Kunstenaars die hun eigen cultuur noch die van de Ander als een gevangenis beschouwen, die niet tot een bepaalde cultuur veroordeeld zijn, maar werken in het volle besef dat culturen en de daarbij horende tradities, rituelen, mythen en verhalen schatkisten vol inspiratie zijn. De transculturele kunstenaar is zich vooral bewust van de enorme mogelijkheden die het vergelijken, mengen en contrasteren van verschillende culturen aan een scheppende geest te bieden heeft. De transculturele attitude maakt van de multiculturele samenleving een voedzame grond voor het ontwikkelen van een speelse, optimistische en relativerende stijl.

EEN SPROOKJE

Geïnspireerd door twee of meer culturen en vrij van de angst om opgesloten te worden in een specifieke cultuur, focust die nieuwe, hybride kunst, die zich binnen die transculturele verbeelding zal ontwikkelen, niet op het reageren op de beelden van anderen, maar op het scheppen van eigen beelden. De transculturele kunstenaar maakt gebruik van de intersubjectieve waarheden, stijlen en dogmata van anderen, maar zijn uiteindelijke werk creëert een nieuwe waarheid buiten elk paradigma om. De hybride kunst is vooral geen pamflet voor of protest tegen intersubjectieve waarheden: ze creëert een persoonlijke waarheid, en daarmee een sprookje. Niet te vangen in schema's en categorieën, is ze de mystiek van de eenentwintigste eeuw. En precies daarom zou ze wel eens het meest troostende soelaas kunnen zijn voor een op drift geraakte samenleving, een samenleving die troost en een thuisgevoel nodig heeft in een tijd waarin de oude grenzen van de wereld (afzonderlijke naties, etniciteiten en culturen) voorgoed aan het wegsmelten zijn.

De hybride kunst creëert een persoonlijke waarheid, en daarmee een sprookje

Hoe dan die hybride kunst taxeren op haar kwaliteit, als subjectiviteit en persoonlijkheid juist haar wezenskenmerken zijn? Misschien moeten we eerst vaststellen wat transculturele hybride kunst vooral niet is. ‘Hybriditeit’ heeft niks met folklore te maken: het heeft geen specifiek etnisch publiek en sluit daardoor ook niemand uit. Het is geen groepswaarheid of een reactie op een groepswaarheid, en daardoor open voor iedereen. Bipolaire beelden zijn de transculturele kunstenaar vreemd. Goed en kwaad, mooi en lelijk, rechtvaardig en wreed zijn geen gescheiden werelden, maar een kwestie van perspectief vanwaaruit een publiek naar een groter geheel kijkt. Maar wat is die cultureel hybride kunst dan wel? Ik denk dat de mystiek, zowel in haar troostende betekenis als in haar oerintense gewaarwording, tot de belangrijkste kenmerken van die kunst behoort. Een streven naar schoonheid, dat elk vooringenomen referentiekader voorbij is. Bevrijd van de frustraties van een benauwde, monoculturele wereld, zal de transculturele kunstenaar het natuurlijke verlangen van de mens naar schoonheid verbeelden. Die persoonlijke en intersubjectieve verbeelding van schoonheid, dat is de kern van een transculturele kunstopvatting, een kern die bijvoorbeeld Salman Rushdie in zijn literaire werk weet te raken, en dan vooral in zijn kortverhalenbundel_East, West_ (1994). In de beeldende kunst vind je diezelfde basisopvatting terug bij Shirin Neshat, vooral in haar video-installaties, die veel minder op haar Iraanse identiteit geënt zijn. Maar ook het werk van de Belgische choreograaf en danser Sidi Larbi Cherkaoui is wezenlijk transcultureel, in zijn zinderende dans en magische choreografie, in het vermogen om dans, muziek en verteltradities aan elkaar te weven tot – alvast wat mij betreft – de verpersoonlijking van het hybride, transculturele antwoord van de kunsten op Wilders & Co. Samen laten ze zien dat de kunstenaar over de mogelijkheid beschikt om troost en schoonheid te bieden als antwoord op een verwarde en behoeftige samenleving.

Shervin Nekuee werkte als programmamaker voor Zaal De Unie, richtte mee het tijdschrift Eutopia op en debuteerde in 2006 met de Perzische Paradox. Verhalen uit Iran. Vandaag is hij hoofdredacteur van TehranReview.net, een tweetalig (Engels/Perzisch) webmagazine over Iran.