Wanted /Gezocht

Door Karel Vanhaesebrouck, op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

Terwijl u het nieuwe, tweede nummer van rekto:verso in handen heeft, zijn wij nog maar net bekomen van onze redactionele marathon. In samenwerking met het podiumfestival en de Vooruit hebben we eind augustus vierentwintig uur lang het bespreekbureau van het Gentse Kunstencentrum bezet. En terwijl er heroïsche gevechten met de vermoeidheid gevoerd werden, kregen we elk uur het gezelschap van een andere gast. Cultuursocioloog Rudi Laermans gaf het startsein en werd afgelost door mensen als Bart Caron, Pieter De Buysser, Peter Doroshenko en Jos Geysels. Sommige gasten bleven plakken (de nabijheid van de bar had daar zonder twijfel iets mee te maken), een enkeling maakte zowat een halve marathon mee en nog een ander kwam ons om vijf uur 's ochtends verblijden met een aantal bladzijden Spinoza. De kunstkritische rat race werd afgesloten door Tom Lanoye met een prikkelende analyse over de Vlaamse literatuur en haar vermeende identiteit. Lanoye was de luciditeit zelve, op zijn toehoorders was dat woord minder van toepassing.

Wat voor velen niet meer dan een gimmick leek — dat was de marathon natuurlijk ook — of een poging de kunstkritiek met een fikse scheut humor te injecteren — dat was de marathon zeker — werd onze "stunt" in de eerste plaats een interessante confrontatie met allerhande meningen over rekto:verso. Alle gasten waren stuk voor stuk mensen die zich op de een of de andere manier betrokken partij kunnen noemen — they're all part of the game — en die vanuit die betrokkenheid vaak heel erg specifieke posities tegenover dit blad innamen. Sommigen zalfden, anderen lieten geen spaander van uw dienaars heel en nog anderen lieten de loftrompet luid schallen. Elke gast dwong ons ons eigen uitgangspunt, onze premissen te beschrijven en te bevragen. Wat is polemiek? Is polemiek überhaupt noodzakelijk? Hoe noodzakelijk is het de eigen criteria te expliciteren? Hoe toegankelijk en/of gespecialiseerd dient een blad als rekto:verso te zijn? Tot eenduidige antwoorden zijn we niet gekomen — wat had u trouwens, na vierentwintig uur gepalaver, verwacht? — maar we werden wel gestimuleerd om de eigen kaders te herijken en te verscherpen. Die drang om het denken en schrijven over kunst telkens opnieuw aan een onderzoek te onderwerpen, om die kwetsbare activiteit op haar rekbaarheid en inzetbaarheid te testen, vloeit geenszins voort uit een modieus anything-goes-postmodernisme waarbij iets steeds niets is, waarbij alles kan en niets moet, maar is het rechtstreeks gevolg van ons uitgangspunt waarin bevragen, aftasten en zoeken sleutelwoorden zijn. Statements maken is makkelijk, in dialoog gaan is dat veel minder. En toch gaan wij volmondig voor het laatste. Wij, de redactie, de auteurs, willen spreken, wij willen gesprekken voeren met andere auteurs, met de lezer, met de kunstenaar. En wij willen vooral uitdagende antwoorden krijgen. Nous voulons dialoguer! En dat, waarde lezer, is een plechtige — tweetalige — gelofte.

Wij hopen dan ook dat die zoekende houding, die drang tot dialoog, in alle teksten die wij publiceren terug te vinden is, in welke mate dan ook. En daarom publiceren we bijvoorbeeld met volle enthousiasme een tekst van onze kersverse muziekredacteur die op zoek gaat naar de vermeende IJslandse muzikale identikit. Even graag schotelen wij u het dagboek van de jonge theatermaker Tom Dupont voor: zijn stage bij Eric De Volder, waarvan dit dagboek de neerslag vormde, was voor Dupont niet alleen een boeiende ervaring als observator, maar stelde hem ook in de gelegenheid zijn eigen prille regiepraktijk, zijn kijken, te bevragen. En zo hopen we van alle artikels in dit nummer dat ze van dit zoeken getuigen.