Vrouwen en kinderen eerst

Door Gie van den Berghe, op Sun Jan 13 2013 15:44:57 GMT+0000

Nu Nerveuze Vrouwen, de nieuwe tentoonstelling van het Gentse Museum Dr. Guislain, al een tijdje loopt, is de tijd rijp om de blik even af te wenden van de afgebeelde vrouwen. Had het museum niet beter de geschiedenis van nervositeit of hysterie, inclusief die van mannen, opgezocht? Staat een oude feministische insteek niet in de weg van een meer omvattende kritiek op de psychiatrie?

Meer dan een bezoek waard, die Nerveuze Vrouwen. De museumploeg heeft eens te meer fascinerende documenten, curiosa en kunstwerken samengebracht. Sommige nagelen je even aan de grond, zoals dat levensgrote beeld van een in elkaar gekrompen of geslagen vrouw (Jan Van Oost, zonder titel). Ook de seksueel één geworden manvrouw die de surrealist Hans Bellmer in 1945 in elkaar tekende, spreekt tot de verbeelding: het mannelijk geslachtsdeel als corpus van een op handen en voeten kruipende vrouw, met zijn eikel als haar achterwerk en haar borsten als zijn ballen.

55_vandenBerghe_Guislain380.jpgMaar als geheel stelt de tentoonstelling helaas teleur. Het is weinig meer dan een oogverblindend samenraapsel van rond een bepaald thema losjes aan elkaar geregen verhalen en artefacten. Het verband tussen het thema en het tentoongestelde is vaak zoek. Het volstond, zo lijkt het, dat iets door een vrouw werd gemaakt of dat een vrouw wordt afgebeeld. De titel zelf wijst op een ‘sympathieke’ tentoonstelling die verder weinig kritisch is voor maatschappij en psychiatrie.

NERVEUS EN ASOCIAAL

Nerveuze vrouwen … Daar moet over nagedacht zijn. In de Franse vertaling luidt dat ‘femmes névrosées’. 'Neurotisch', dat is al heel wat duidelijker, al is geschiedkundig gezien 'hysterisch' nog juister. Maar hysterie (Grieks voor 'baarmoeder', ooit gezien als de bron van alle vrouwenaandoeningen) werd in de jaren 1980 verbannen uit de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM), de bijbel van de psychiatrie. Een verbanning die samenviel met de teloorgang van de psychoanalyse, een discipline die haar ontstaan en voortbestaan in aanzienlijke mate aan hysterie te danken had. Freuds leer werd verdrongen door neurowetenschap, praattherapie maakte plaats voor pillen, artsen en patiënten leerden psychische aandoeningen toeschrijven aan biochemische stoornissen, genetische defecten en foute neurotransmitters. Bijgeloof werd, zo luidt het, vervangen door wetenschap. Maar aan de sociale oorzaken van veel psychisch leed werd niet geraakt. De diagnostische dwalingen uit het verleden werden vervangen door hedendaagse opvattingen die later mogelijk misvattingen zullen blijken te zijn. De DSM lijkt ondertussen aan een eetbuistoornis toe. Iedereen heeft een slag weg, maar niet iedereen wordt gek.

Niets van dat alles in de tentoonstelling, al wordt wel een standpunt ingenomen, zij het tussen de regels, politiek correct en nogal eenzijdig. Vrouwen blijken bij nader inzien nerveus, neurotisch of hysterisch te worden door de mannenmaatschappij, door mannelijke onderdrukking, en obsessie met en uitbuiting van het door mannen oversekste vrouwenlichaam. Mannelijke kunstenaars die Life is pain op vrouwenborsten schilderen en eindeloos voor de ogen van de bezoeker laten wippen (zonder commentaar te zien op de tentoonstelling). Of dat oude geschilderde vrouwenportret, voorzien van een blauw oog. Bij een ongedateerde afbeelding van de levenstrappen van de vrouw wordt alleen aangeklaagd dat kinderen een grotere rol spelen in een vrouwenleven dan in dat van de man. Dat alles wordt aangevuld met affiches van Dolle Mina en het Abortuskomitee, verwijzingen naar vrouwelijke politieke gevangenen en de ‘dwaze moeders’, alsook de vaststelling dat Paula Semer met haar televisieprogramma's veel heeft bijgedragen aan de emancipatie van de Vlaamse vrouw.

ALS DE NOOD AAN DE MAN IS

De tentoonstelling bouwt verder op de bestseller Gek, slecht en droevig (2009) van Lisa Appignanesi, die ook voorzitster is van de Raad van Bestuur van het Freudmuseum in Londen. Haar ontstellende cijfers over depressie, angstgevoelens en zelfdoding bij vrouwen worden in de tentoonstelling kritiekloos overgenomen. Nochtans schrijft Appignanesi in haar bijdrage voor de catalogus dat ‘deze cijfers waarschijnlijk zullen kloppen’ (mijn cursivering). Zonder enige verwijzing naar onderzoek. Maar geen nood, ‘zelfs als ze [die cijfers] niet geheel en al met de "waarheid" overeenkomen, dan nog overheerst de culturele illusie’. Waarna ze van leer trekt tegen het tijdschrift Psychologies, omdat de cover daarvan altijd ontsierd wordt door een foto van een vrouw, ‘alsof psychologie, alles wat zich maar bezighoudt met het doorgronden van de (getroebleerde) geest en menselijke relaties, een puur vrouwelijke aangelegenheid is’. Dat de op die covers afgebeelde vrouwen onveranderlijk mooi en aantrekkelijk zijn (naar hedendaagse normen), en dat Psychologies zich vooral op een vrouwelijk publiek richt, vrouwen die zich aan dergelijke schoonheden spiegelen, vergeet Appignanesi erbij te vertellen. Vanuit een even eenzijdig standpunt zou men de covers van Psychologies kunnen zien als een eerbetoon aan vrouwen en hun grotere belangstelling voor gevoelens, emoties en relaties. Inhoudelijke kritiek is steeds welkom, maar dat soort opmerkingen getuigt van weinig meer dan cover-erudition.

55_vandenBerghe_Guislain2380.jpgVrouwen zijn, zo luidt het elders in de mooi vormgegeven, maar inhoudelijk teleurstellende catalogus, ‘de grootste consumenten van geestelijke gezondheidszorg en zij maken dubbel zoveel gebruik van psychotherapeutische sessies als mannen, en 75 procent van alle psychofarmaca in België’. Dat kan veel betekenen en vergt nader onderzoek. Bedenk bijvoorbeeld dat de cijfers van vrouwelijke consumptie van schoonheidsproducten, make-up en sieraden waarschijnlijk nog heel wat hoger liggen. Of zullen we, in dezelfde trant redenerend, het feit dat mannen meer fysiek geweld gebruiken en vaker in gevangenissen belanden, toeschrijven aan vrouwen en hun verlokkingen?

Ook de Guerrilla Girls, die het niet pikten dat in een bepaalde tentoonstelling van het Metropolitan Museum of Modern Art (New York) slechts 4 procent van de kunstenaars vrouwen waren, terwijl 76 procent van de naakten vrouwen zijn, slaan in hun bijdrage de bal mis. Door de oververtegenwoordiging van mannelijke kunstenaars is het best verwonderlijk dat niet nog meer naakten vrouw zijn. En ook dat kan gezien worden als een eerbetoon aan de vrouw en/of het vrouwenlichaam. Is de oververtegenwoordiging van mannelijke kunstenaars in dat museum werkelijk het gevolg van discriminatie door mannen? Of is dat soort museum vooral gericht op kunst die meer door mannen dan vrouwen wordt beoefend? Zijn vrouwen sterker of beter in andere kunsten en komen die weinig of niet aan bod in 'klassieke' kunsttempels? Geen idee, maar het zijn wel vragen die gesteld hadden moeten worden.

Verder is er zo goed als geen kritiek op bepaalde psychiatrische en psychoanalytische praktijken. Therapeuten worden even respectvol als oppervlakkig gepresenteerd. Dat sommigen onder hen hysterische vrouwen 'behandelden' door bloedzuigers op hun schaamlippen en baarmoederhals te plaatsen, ijs in vagina en/of rectum te stoppen, clitoris en/of baarmoeder te verwijderen, blijft onvermeld. Zoals ook het seksuele misbruik dat sommige therapeuten van de situatie maakten.

GEEN VROUWENZIEKTE

De fascinerende culturele geschiedenis van de kameleonachtige ziekten die hysterie en hypochondrie waren en zijn, de sociale constructie van ziekten (denk aan homoseksualiteit en masturbatie in een niet eens zo ver verleden): het komt allemaal niet aan bod. Hypochondrie, door velen gezien als de mannelijke variant op hysterie, wordt niet eens vermeld. Ook de opeenvolgende verklaringen voor hysterische verschijnselen komen niet aan bod. Net zo min als het feit dat veel 'nerveuze vrouwen' uit welstellende kringen kwamen, zeer lucratief dus voor psychiaters die hun ziektewaan kracht bijzetten. Veel toegepaste remedies wijzen in dezelfde richting; niet iedereen kon zich maandenlange rust, dure kuuroorden, berg- en zeelucht, dieet en waterkuur veroorloven.

Zo wordt begrijpelijk dat hysterie heel even een mode werd. Als vrouw aan gevoeligheid en ziekte bezwijken werd bijna een erezaak. Zwakheid gold als teken van suprematie. ‘The English Malady’, zoals hysterie begin 18e eeuw in Engeland werd genoemd, was een beschavingsziekte, een gevolg van de economische en culturele superioriteit van de natie. Overgevoeligheid en hysterie waren een luxe die alleen de betere stand zich kon veroorloven. Ze bewees hun beschavingskwaliteit. Hysterische vrouwen puurden vaak ook secundaire winst uit hun ziekte: ze kregen meer aandacht en de machtsbalans in het gezin verschoof.

Door de eenzijdige toespitsing op vrouwen gaat de tentoonstelling ook voorbij aan het feit dat zenuwzwakte geen exclusieve vrouwenziekte was noch is

Door de eenzijdige toespitsing op vrouwen gaat de tentoonstelling ook voorbij aan het feit dat zenuwzwakte geen exclusieve vrouwenziekte was noch is. Zelfs toen vrouwelijke hysterie hoogtij vierde (de decennia rond 1900), waren er behoorlijk wat mannelijke patiënten. Jean-Martin Charcot, de beroemdste neuroloog uit die tijd, richtte in de Salpêtrière een afdeling voor mannelijke hysterici op.

Sommige gegevens zijn, mede door een oubollig aandoend feminisme, uit beeld verdwenen. En ook de catalogus bij deze tentoonstelling verhelpt dat niet. Zoals het gegeven dat mannen van oudsher meer hun toevlucht zoeken in sport, alcohol en prostitutie, en zenuwzwakte bij mannen sociaal veel sterker wordt afgekeurd dan bij vrouwen. Zo bleek ook, toen met de geïndustrialiseerde oorlogsvoering veel soldaten door de knieën gingen zonder zichtbaar gewond te zijn. Velen werden als lafaards en simulanten beschouwd, en enkelen sneuvelden voor het vuurpeloton. In de langdurige loopgravenoorlog die de Grote Oorlog was, kende elk leger een epidemie van zenuwzwakte, veroorzaakt door onophoudelijke dreiging en spanning, angst en controleverlies. Officieren leden overigens vier tot vijf keer meer aan shellshock dan het gewone voetvolk.[1]

OP DE MAN AF

Voor de liefhebbers van vrouwelijk schoon valt er veel te bewonderen. Sommige door vrouwen gemaakte werken doen bijna pornografisch aan. Best verwarrend eigenlijk, want moet dat gezien worden als maatschappijkritiek, eerbetoon of esthetiserend voyeurisme? Épater le beau monde, zonder de burger tegen de haren in te strijken.

Dat vrouwen en mannen verschillen, uiterlijk en innerlijk, biologisch en psychologisch, staat vast. Mannen zijn anders. Vrouwen zijn anders. Die verschillen worden in veel samenlevingen benadrukt en vaak overdreven. Opvoeding en sociale omgeving dwingen in rolpatronen die tot een keurslijf uitgroeien. Een en ander wordt versterkt door vastgeroeste gewoontes, geplogenheden, morele en juridische normen. Daartegen de strijd aangaan, is volkomen legitiem en noodzakelijk. Maar schieten we hier en nu nog iets op door 'de man' en 'de mannenmaatschappij' alle schuld te geven?

Schieten we hier en nu nog iets op door 'de man' en 'de mannenmaatschappij' alle schuld te geven?

In het door de media aangezwengelde klimaat van verdachtmaking van mannen als pornofanaten, potentiële verkrachters, misbruikers en pedofielen, ben ik als man bij voorbaat verdacht. Vraag is hoe kinderen, meisjes én jongens, hier en nu tegen het man-zijn aankijken en in hoeverre dat hun toekomstige relaties schaden zal. Tegenover die ietwat manvijandige houding staat een bedenkelijke vrouwvriendelijke houding, in de zin dat vrouwen hun voor mannen verleidelijke vormen ongebreideld mogen, ja, moeten – modedwang – etaleren.

'Vrouwen en kinderen eerst': het zou een leuze kunnen zijn voor een betoging tegen vrouw- en kindermisbruik of, cynischer, de lijfspreuk van de stereotiep gewelddadige en seksbeluste man. Maar die stelregel, oorspronkelijk uit de scheepvaart, drukt ook uit waar het deze Guislaintentoonstelling om te doen is. En vooral ook door welke correlatie ze zich heeft laten verleiden: waar er mannen (psychiaters) zijn, zijn er gegarandeerd hysterische vrouwen. Het ‘eerherstel’ van vrouwen en vrouwelijkheid dat daarin schuilt, kan niemand betwisten. De vraag is of een meer doortastende insteek, rond een doldraaiende samenleving en de ‘pillenindustrie’, geen dieper inzicht had geboden in de geschiedenis van de psychiatrie.

Patrick Allegaert & Ann Brokken (red.), Nerveuze vrouwen. Twee eeuwen vrouwen en hun psychiaters, Lannoo, 2012.

Deze tentoonstelling in het Museum Dr. Guislain is nog te zien tot 26 mei.

Gie van den Berghe is ethicus en historicus, en als gastprofessor verbonden aan de Universiteit Gent. Zijn recentste boeken zijn De mens voorbij en Kijken zonder zien_._


[[1]](#_ednref1)Wie zich in dit alles verder wenst te verdiepen, kan terecht bij Andrew Scull: _Hysteria._ _The Disturbing History_ (2011).