Vrouwen die bouwen?

Door Lotte De Voeght, op Thu Sep 29 2016 12:09:35 GMT+0000

De gespannen relatie tussen feminisme en architectuur weet de laatste jaren nieuwe interesse te wekken. Boeiende online fora zoals Archiparlour en Places brengen met scherpe columns en kritisch onderzoek het onderwerp weer onder de aandacht. Er klinken heel verschillende stemmen, maar allemaal leggen ze een genderonevenwicht bloot in een beroep dat lijdt aan het ‘Star Architect Disorder’ en zoeken ze naar de ondergewaardeerde impact van feministische ideeën op de architectuurgeschiedenis.

In 2002 lanceerde Mattel een oproep om te stemmen op de volgende carrière van Barbie in de serie ‘Barbie I Can Be…’. Na een epische online strijd won Architect Barbie het van Bibliothecaresse Barbie en Politieagente Barbie. Toch besloot de speelgoedfabrikant uiteindelijk om de Architecte niet te maken, omdat het beroep buiten het voorstellingsvermogen van jonge meisjes zou liggen. Daarop vroeg architecte Despina Stratigakos (auteur van onder andere de recente publicatie Where Are the Woman Architects) aan haar architectuurstudenten om hun eigen prototypes van de pop te maken. Ze was vooral benieuwd naar hoe een jongere generatie die op het punt stond in het professionele leven te stappen zich haar zou voorstellen. Ze verwachtte een Barbie in strak zwart pak met een Corbusierbril: kortom, architectuur zou op de eerste plaats komen.

73_devoeght_Elementary school students working on their “dream houses” at the AIA Convention.jpgMaar de studenten draaiden haar verwachtingen om. Hun poppen benaderden architectuur via Barbie, vanuit een hypervrouwelijke hoek, met frisse, modebewuste jurkjes, hoge laarzen en volumineuze kapsels. Dit bleek het feminisme en de girl power van een nieuwe generatie die zelfbeschikkingsrecht nastreeft door het feminiene uit te spelen in een context die dat uitsluit – en die uitdagend de vraag stelt: ‘Why can’t architects wear pink?’

Nadat Architect Barbie en Chirurg Barbie na een nieuwe oproep in 2010 het onderspit moesten delven voor Computeringenieur Barbie, klopten Stratigakos en haar collega-architecte Kelly Hayes McAlonie zelf aan bij Mattel. Ze zochten naar een ongewone, humoristische actie om kwesties als diversiteit en gender in hun beroep aan te kaarten. Tot hun eigen verbazing nodigde Mattel hen prompt uit om mee een Architect Barbie te realiseren. Meedenken met de speelgoedindustrie werd een openbaring. Zwarte kledij, voor beide architectes vanzelfsprekend, zou bij vijfjarige meisjes vooral het beeld van schurken oproepen. Dus werden het een jurk, een bouwvakkershelm, een roze buis voor haar tekeningen, een zwarte bril én enkellaarsjes – met hak, want Barbie krijgt haar misvormde voetjes niet in plat schoeisel gewrongen.

Tijdens de officiële lancering van Architect Barbie gaven vrouwelijke architecten een workshop waarin vierhonderd meisjes kennis maakten met het architectenberoep en hun eigen Barbie’s Dream House leerden ontwerpen. Stratgakos: ‘Alles wat Barbie doet, introduceert ze in de levenssfeer van vrouwen. Zij heeft de macht om dingen vanzelfsprekend te maken voor kleine meisjes. Uiteraard kan Architect Barbie niet al het werk doen. Diepgewortelde houdingen ten opzichte van vrouwen moeten veranderen vooraleer architectuur een beroep wordt dat diversiteit echt omhelst. Ik kijk uit naar de dag dat kleine meisjes veiligheidshelmen en bouwwerven opeisen als een vanzelfsprekend deel van hun dagelijkse wereld.’

In de architectuur is de situatie nog erger dan in de kunsten

Deze hele saga rond Architect Barbie bevestigt vooral dat ondervertegenwoordiging en discriminatie van vrouwen een erg groot pijnpunt blijft in architectuur. De situatie is nog erger dan in de kunsten. Het aantal vrouwen in architectuuropleidingen is serieus toegenomen, maar ze blijven ondervertegenwoordigd en vaak onzichtbaar meedraaien in de professionele wereld. In 2012 leidde een bevraging van The Architects’ Journal bij een zevenhonderdtal vrouwelijke architecten nog tot choquerende resultaten. Samen getuigden ze over wijdverspreide seksuele discriminatie en pesterijen, beperkte toegang tot promoties en opportuniteiten en een hardnekkige loonkloof.

Daarop riep The Architect’s Journal drie ‘Women in Architecture Awards’ in het leven. En ook elders ontstaan initiatieven die het opnemen voor de vrouw in architectuur. Gespecialiseerde online tijdschriften, fora en blogs van meestal vrouwelijke architecten en theoretici plaatsen feminisme in architectuur op de agenda en publiceren gedegen onderzoek. In discussiegroepen en debatten wordt steeds meer gereageerd tegen het geïdealiseerde beeld van de blanke mannelijke sterarchitect die als een lone wolf lange uren klopt, de klok rond beschikbaar is en werk boven gezin stelt. Voorbij de loutere gelijkheidskwestie, duikt feminisme in deze discussies steeds vaker op als een potentiële ‘force of change’. Waarom heeft de architectuur vrouwen nodig?

73_DeVoeght_© Vincent Lynen_700.jpg

A Room of One’s Own

De overtuiging dat architectuur daadwerkelijk te winnen heeft bij een beter genderevenwicht, en dat vrouwen een heel andere blik werpen op de functionaliteit van concrete gebouwen en delen van de publieke ruimte, krijgt steeds meer weerklank. Het is nochtans geen nieuw idee. Al begin jaren 1970 richtte de feministische architecte Leslie Kanes Weisman de experimentele Women’s School of Planning and Architecture op, net vanuit de vooronderstelling dat onze gebouwde omgeving niet alleen een uitdrukking is van een gevestigde sociale orde – gender, ras en klasse – maar dat ze die ook versterkt en reguleert. Volgens Susana Torre, een toonaangevende stem in het debat rond architectuur en feminisme, hebben feministische ideeën de afgelopen drie decennia belangrijke bijdragen geleverd aan evoluties binnen de architectuur en stadsplanning.

De huishoudelijke ruimte is waarschijnlijk de meest concrete sfeer waar architectuur werd beïnvloed door feministische streefdoelen. Geen enkele architect – man of vrouw – zou vandaag nog een keuken ontwerpen als een kleine, afzonderlijke ruimte waar de vrouw efficiënt, maar geïsoleerd, het eten bereidt. Dit was nochtans ooit een vooruitstrevend, modern ideaal. Vandaag is de uitdaging veeleer om een keuken uit te denken die de hele familie betrekt, aldus Torre. Met de opkomst van het cohousen kreeg de architectuur de laatste tien, twintig jaar dus niet toevallig meer aandacht voor gedeelde huishoudfaciliteiten, zoals grote en goed uitgeruste keukens en wasplaatsen.

Voorbij de loutere gelijkheidskwestie, duikt feminisme steeds vaker op als een potentiële ‘force of change’

Ook de structuur van de (vooral typisch Amerikaanse) buitenwijken veranderde. In de jaren 1970 kwam er onder andere uit feministische hoek protest tegen de beslotenheid van de traditionele suburbs, waar de vrouwen afgezonderd leefden van de publieke sfeer en de mogelijkheden van de stad. Langzaam aan werden de buitenwijken meer afgestemd op de werkende vrouw, kwam er beter openbaar vervoer, buurtwinkels, gedeelde woningen voor alleenstaande vrouwen en andere nieuwe woningtypes.

Een typerend voorbeeld van zo’n ontwikkeling of heroriëntering van gebouwen door de impact van de tweede feministische golf is het ontstaan van geboortehuizen en de doorstroming van het concept naar de gewone ziekenhuizen. Torre herinnert zich een strijdvaardige groep vroedvrouwen die in de late jaren 1970 in New York het eerste Childbirth Center oprichtten – een grote overwinning op het vijandige bureaucratische en medische establishment. Het nieuwe geboortecentrum viel op door zijn huiselijke kamers waar de hele familie werd betrokken bij de vreugdevolle gebeurtenis: ‘Dit was zo’n groot succes dat ziekenhuizen, uit angst om klanten te verliezen, besloten om het idee over te nemen. Ze gaven de opdracht aan architecten om hun typologie aan te passen en incorporeerden kraamafdelingen met een luxueuze uitrusting zoals king-size bedden en Jacuzzi’s – sommige leken zo sterk op kamers van een vijfsterrenhotel dat de oorspronkelijke drijfveer van de vroedvrouwen opnieuw verloren ging: geboorte werd dan wel niet langer gezien als een ziekte, maar was een dure vakantie geworden.’

De feminiene lijn

Voegen vrouwelijke architecten naast aandacht voor andere functionaliteiten ook een andere esthetiek toe aan de architectuur? Daar bestaat meer discussie over. Naar aanleiding van het recente overlijden van toparchitecte Zaha Hadid werd weer volop gesproken over de stereotype vrouwelijke welvingen en feminiene golven. Ontwerpen vrouwen dan ‘anders’ dan mannen? Volgens Susana Torre een erg irritante en irrelevante vraag. Toch ziet ook zij enkele voorbeelden van architectuur die het andere gezichtspunt van de vrouw visualiseren in hun ontwerp, zoals het vloeiende stadium van Hadid of het geweven, nestachtige paviljoen van Benedetta Tagliabue.

73_devoeght_Spaans Paviljoen voor Shangai 2010, Benedetta Tagliabue.jpg

Als er dan toch een verschil is in architecturale stijl tussen mannen en vrouwen, dan wordt dat verschil echter vooral gezien in het ontwikkelingsproces. Architecten Juliette Bekkering en Monica Adams geloven dat de vrouwelijke aanpak inclusief is, met meer ruimte voor verschillende elementen en meningen, terwijl de mannelijke benadering onbuigzamer en exclusiever is. Ook Annabelle Selldorf denkt dat vrouwen meer geneigd zijn tot samenwerking en participatie tijdens de ontwerpfase. Volgens Tilla Theus leggen vrouwelijke architectes hun werk eerst uit in termen van sfeer en stemming en pas daarna in technische termen, terwijl het bij de mannen eerder andersom is. Toch hoeft dit volgens haar geen invloed te hebben op het finale resultaat. Bij de meeste vrouwelijke architecten lijkt de angst te leven louter te worden bestempeld als ‘vrouwelijk’. Dalila Chebbi, Claudia Thomet en Karin Bucher vinden dat het werk van vrouwelijke architecten nog altijd niet even hoog wordt gewaardeerd als dat van hun mannelijke collega’s.

Volgens verschillende auteurs is er dan ook nood aan meer onderzoek over de aard van vrouwelijkheid in architectuur, maar dan binnen de context van de hedendaagse architectuur en niet binnen de pseudocategorie van ‘feministische architectuur’. Tot op vandaag wordt feminisme slechts moeizaam erkend binnen architectuur, terwijl andere -ismen (zoals nationalisme, fascisme of socialisme) uitgebreid worden onderzocht en het feminisme in andere disciplines wél geldt als een volwaardige onderzoektak.

Nee, feminisme in architectuur gaat niet over een vrouwelijke architectuur. Niet over vrouwen die bouwen.

In dezelfde lijn vraagt Despina Stratigakos zich af waarom er op architectuurscholen nauwelijks wordt gedoceerd voorbij de erfenis van de ‘dead white men’, terwijl dit wel het geval is in andere universitaire departementen. In haar column ‘Unforgetting Women Architects’ houdt ze een pleidooi om vrouwelijke architecten de geschiedenis in te schrijven. Ze vertrekt van een typerend voorbeeld van hoe vrouwen uit het geheugen worden gewist: in 1991 ging de prestigieuze Pritzker Prize niet naar Denise Scott Brown, maar naar haar medewerker en echtgenoot Robert Venturi. ‘Women in Design’, een studentengroep aan de Harvard Graduate School of Design, lanceerde 22 jaar later een petitie, met fenomenale weerklank, om Denise Scott Brown alsnog te erkennen voor haar bijdrage aan hun gezamenlijke oeuvre.

Stratigakos roept onderzoekers dan ook op om vrouwen toe te voegen aan Wikipedia. Slechts tien procent van de vrijwillige redacteurs van Wikipedia zijn vrouwen en die genderkloof ziet ze weerspiegeld in de inhoud. ‘Als de lange en rijke geschiedenis van vrouwen in architectuur breder bekend raakt, zal het steeds moeilijker worden hen ook te negeren, in de klas, in het museum, of in de prijsjury’s.’ Alleen blijkt er nog een lange weg te gaan. Toen Stratigakos na jarenlang diepgaand onderzoek zelf een vrouwelijke architecte aan Wikipedia toevoegde, werd deze post onmiddellijk verwijderd door redacteur ‘Der Krommodore’: hij trok niet alleen het belang, maar zelfs het bestaan van deze vrouw in twijfel.

73_devoeght_Zaha Hadid, Heydar Aliyev Center, Baku, Azerbaijan, 2012.jpgNee, feminisme in architectuur gaat niet over een vrouwelijke architectuur. Niet over vrouwen die bouwen. Feminisme in architectuur gaat veeleer over het dichten van een genderkloof die de ambitie van vrouwelijke architecten keldert nog voor ze goed en wel van de schoolbanken zijn. En over het veroveren van een plaats voor vrouwen in het overwegend mannelijke canon. Maar bovenal gaat feminisme in architectuur over het streven naar een meer diverse, gelaagde en geëngageerde architectuur. Een architectuur die complexiteit omhelst, hiërarchieën omver werpt en in één moeite de zin van elke canon in vraag stelt. De toekomst rekent niet op een architectuur van goudhaantjes, maar heeft nood aan een architectuur die zoekt naar authenticiteit in lokale materialen en samenwerking met de omgeving, met oog voor ecologische duurzaamheid en de noden van de bewoners. Wat feminisme in architectuur agendeert, is een architectuur die overtuigd is van het feit dat bouwen een inclusieve, politieke en sociale actie is, die veeleer om stevige fundamenten vraagt dan om blinkende sterren.

Lotte De Voeght werkt voor Extra City en is redacteur van rekto:verso.