Vrijwilligers in de cultuursector

Door Karolien Byttebier, op Fri Sep 07 2012 13:25:50 GMT+0000

Over de cultuursector en zijn vrijwilligers is opvallend weinig geweten. Het gaat nochtans om een zeer bepalende alternatieve economie, zo leert een eerste beknopt onderzoek van rekto:verso. Gemiddeld blijkt slechts een kwart van de menselijke krachten bij Gentse organisaties werknemers. Gaat er dan niet genoeg geld naar de cultuursector? Niet noodzakelijk. Wel mag de bijdrage van vrijwilligers aan een betaalbare en warme cultuursector meer naar waarde worden geschat.

Over vrijwilligers in het algemeen weten we best veel. We weten dat 22% van de Vlamingen het wel eens doet. Dat dit aantal de laatste jaren licht gestegen is, terwijl het aantal uren dat iemand zich vrijwillig inzet, gedaald is tot ongeveer vier uur per week. Groepen die vaker aan vrijwilligerswerk doen zijn mannen, hooggeschoolden, samenwonenden met kinderen en mensen van wie de ouders vrijwilligerswerk deden. Ze zijn minder utilitaristisch dan de niet-vrijwilliger en bovendien gelukkiger.

In 2009 zette 54,1% van deze vrijwilligers zich in voor een organisatie die rond ontspanning en vrije tijd werkt. Dit is daarmee de populairste categorie en ook de enige die sinds 2001 permanent vooruitgang boekt. Hulpverlening kent een lichte terugval, maar vooral politieke, actiegerichte en godsdienstige organisaties krijgen klappen.

Toen minister Joke Schauvliege in 2011 de vraag kreeg hoeveel vrijwilligers er in de culturele sector aan de slag waren, kon ze daar geen globaal overzicht van geven.

Veel van deze kennis werd opgedaan in 2011, het Europese jaar van de vrijwilliger. Europa is fan van vrijwilligers, net als onze eigen politici. Je zou dus verwachten dat ook voor de culturele sector verslagen en tabelletjes voor het oprapen liggen. Nee, niet direct. Toen minister Joke Schauvliege in januari 2011 de vraag kreeg hoeveel vrijwilligers er in de culturele sector aan de slag waren, kon ze daar geen globaal overzicht van geven.

Waarom niet? Zou het niet handig zijn om te weten hoeveel mensen zich belangeloos inzetten voor onze musea, festivals, theatergezelschappen en cultuurpublicaties? Dat zou veel zeggen over de reële werklast die een divers en uitgebreid cultuuraanbod met zich meebrengt. Maar tellen ligt hier moeilijk. Vaak worden gegevens over vrijwilligerswerk in de culturele wereld in één pakket opgenomen met sport en jeugdbewegingen.

Het is ook niet altijd gemakkelijk om het begrip ‘culturele vrijwilliger’ scherp af te bakenen, zeker niet in verhouding met ‘de participant’. Vrijwilligers participeren bijna altijd, terwijl het omgekeerde niet noodzakelijk het geval is. Is een figurant bij een professioneel gezelschap een vrijwilliger en bij een amateurgezelschap niet? Wat te denken van een denktank of recensieteam? Ook de grenzen met het sociaal-culturele volwassenenwerk zijn vaak flou.

53_Byttebier_c_Thomas Huyghe_2.jpg

SPREKENDE CIJFERS

Om de leemte te helpen vullen, stuurde rekto:verso een elektronische enquête naar de tachtigtal Gentse cultuurorganisaties die momenteel structurele subsidies ontvangen van de Vlaamse overheid en/ of de stad Gent. De helft ervan beantwoordde de vragenlijst. Hoe en waarom betrekken zij vrijwilligers, en hoeveel precies? Hoe worden vrijwilligers bereikt, beloond en bedankt? Ook kregen de respondenten een reeks stellingen rond cultuur en vrijwilligerswerk voorgeschoteld. Vier organisaties lieten dieper in hun interne keuken kijken tijdens een uitgebreid interview.

Samen lieten 38 Gentse kunstenorganisaties niet minder dan 1020 vrijwilligers optekenen.

Uiteraard volstaat dit onderzoek niet om alle nuances te vatten. Het focust op organisaties, en dus minder op de ervaringen van de vrijwilligers zelf. Ook wordt geen rekening gehouden met freelance krachten, zoals tijdelijk betaalde kunstenaars bij een kunstencentrum. Geeft de focus op Gent, waar je bijna struikelt over de studenten, geen vertekend beeld? Nee, organisaties geven aan dat studenten zeker niet de enigen zijn die zich als vrijwilliger aanmelden. Omgekeerd kunnen ook enkele organisaties van buiten Gent met hoge aantallen uitpakken.

Samen lieten 38 organisaties niet minder dan 1020 vrijwilligers optekenen. In combinatie met 380 bezoldigde fulltime equivalenten (FTE’s) en 173 stagiairs, is dus slechts 25% van de betrokkenen bij een organisatie werknemer. Bovendien zag bijna de helft van de organisaties zijn aantal vrijwilligers sinds 2009 stijgen, terwijl slechts een kleine groep een daling kende. Sprekende cijfers, zeker wanneer ze gecombineerd worden met de kwalitatieve antwoorden.

CULTUUR ALS EEN WARM NEST

Terwijl andere sectoren de zeilen moeten bijzetten, geven de ondervraagde cultuurorganisaties aan dat ze in het algemeen weinig moeite hebben om nieuwe vrijwilligers te vinden. Blijkbaar reageren geïnteresseerden vlot op oproepen via sociale media of vacaturesites. ‘Vrijwilligeren’ in de cultuursector zit duidelijk in de lift.

Hoe valt dit te verklaren? In de eerste plaats slagen culturele organisaties er vaak in om een erg aantrekkelijk imago op de bouwen. Cultuur staat voor bijzondere belevingen, creativiteit, plezier. Ook kwamen onderzoekers, in 1997 al, op de proppen met de ‘nieuwe vrijwilliger’, die ze tegenover de ‘klassieke vrijwilliger’ plaatsten. Deze klassieke vrijwilliger kiest voor een organisatie op basis van ‘het grote verhaal’ waarmee hij zich identificeert. Vanuit een grote loyaliteit zet hij zich vaak jarenlang in, aanvullend op de professional.

‘Vrijwilligeren’ in de cultuursector zit duidelijk in de lift

De nieuwe vrijwilliger daarentegen staat meer op individualiteit en postmaterialistische waarden. Persoonlijke interesse is erg belangrijk, het engagement blijft duidelijk afgebakend. Al weten we intussen dat deze opdeling veel te zwart-wit is, ze kan de populariteit van het culturele vrijwilligerswerk mee helpen verklaren.

De loyale vrijwilliger die vijf, tien of zelfs tientallen jaren bij één organisatie blijft, is zeker niet van de radar verdwenen, maar de episodische inzet van steeds meer vrijwilligers sluit mooi aan op de vaak meer projectmatige manier van werken in de kunstensector. Daarnaast brengen vele taken een snelle beloning met zich mee. Flyeren is niet bijster interessant, maar als je meteen daarna naar een gratis optreden kan, is dat snel vergeten.

De sector heet al die vrijwilligers ook graag welkom, hartelijk welkom. Als je organisaties vraagt wat ze vrijwilligers te bieden hebben, komen ‘een vriendengroep’ en ‘gezelligheid’ met stip op één (80%). Ook ‘de vrijwilliger iets bijleren’ scoort hoog (65%). Bijna allemaal steken de organisaties graag een tandje bij om bij hun vrijwilligers een goede beurt te maken: feestjes, meer vrijheid geven, zorgen dat deze vrijwillige krachten altijd bij iemand terecht kunnen.

‘De mening van onze vrijwilligers is even belangrijk als die van de betaalde werkkrachten’, komt regelmatig terug. Driekwart van de ondervraagde organisaties vindt het ook vanzelfsprekend dat de cultuursector inzet op community building: de buurt betrekken, het lokale netwerk versterken en actief op zoek gaan naar mensen die minder aan cultuur participeren.

53_Byttebier_c_Thomas Huyghe_380.jpg

HET HOKJESBELEID

Is vrijwilligerswerk in de cultuursector dan één goednieuwsshow? Wie wat dieper graaft, stoot hier en daar op spanningen, niet zelden rond geld. Zo is er sinds 2006 een nieuwe Vlaamse wetgeving rond vrijwilligers. In het algemeen vinden de cultuurorganisaties die vrij duidelijk, logisch en ook noodzakelijk. Toch roept ze ook weerstand op. Vaak bezorgt ze organisaties veel extra werk, die ze liever in de mensen zelf zou investeren. De nieuwe regels moedigen niet aan om met vrijwilligers te werken, zeker niet met vrijwilligers uit kwetsbare groepen, zoals langdurig werklozen. Hen wordt soms niet toegestaan om vrijwilligerswerk te doen.

Twee derde van de organisaties geeft aan dat financieel voordeel een drijfveer is om met vrijwilligers te werken.

Nog een doorn in het oog is bij sommige organisaties de maximumvergoeding. Momenteel kan een organisatie immers kiezen of ze haar vrijwilligers een reële of een forfaitaire vergoeding toekent. Voor een reële vergoeding brengt de vrijwilliger onkostenbonnetjes in. Met de forfaitaire vergoeding kan hij maximum 31,44 euro per dag of 1257,51 euro per jaar opstrijken, eventueel extra aangevuld met reële vervoerskosten. Die bedragen mogen gerust een eindje omhoog, hoor je hier en daar in de cultuursector.

Om misbruik uit te sluiten is de fiscus uiteraard voorstander van een duidelijk onderscheid tussen professionelen en vrijwilligers. Zo is de wetgeving erg streng voor werknemers die voor hun werkgever ook vrijwilligerswerk willen doen. In een maatschappij waar geld van alles de maatstaf is, kan dat echter de indruk wekken dat deze vrijwillige inzet gewoonweg minder waard is. Zijn euro’s de ultieme waardemeter?

GELD TELT

Twee derde van de organisaties geeft aan dat financieel voordeel een drijfveer is om met vrijwilligers te werken. Eén derde voelt zich genoodzaakt vrijwilligers te werven voor taken die vroeger door een professionele kracht werden uitgevoerd. Hier staan culturele organisaties in een unieke positie: het is bedrijven niet toegelaten om met vrijwilligers te werken.

Toch mag ook het kostenplaatje van de vrijwilliger niet vergeten worden. Een vlotte vrijwilligerswerking eist de nodige tijd en energie van vaste medewerkers op. Niet toevallig lijkt de bepalende regel: hoe groter de organisatie, hoe meer vrijwilligers. Omgekeerd ervaren organisaties die om financiële redenen moeten inkrimpen, ook een minder vlotte toegang tot de vrijwilligersmarkt. Het ‘mattheüseffect’ loert om de hoek.

Een bepaalde periode van vrijwilligerswerk is de geijkte toegangspoort tot de cultuursector.

Welke voordelen hebben vrijwilligers bij hun inzet? 32% van de organisaties voorziet altijd een financiële vergoeding. Hier kom je al snel in ideologisch vaarwater. Er zijn organisaties die hun vrijwilligers laten kiezen, en dan denken: ‘Maar jij hebt dat toch helemaal niet nodig?’

Een tweede voordeel is minder concreet. Een vacature in de cultuursector kan meestal op massale belangstelling rekenen. Er is duidelijk geen tekort aan acteurs, kunstwetenschappers of cultuurmanagers op zoek naar werk. De praktijk lijkt evenwel dat velen daarvoor eerst door een bepaalde periode van vrijwilligerswerk moeten: de geijkte toegangspoort tot de cultuursector. Niet zelden hopen vrijwilligers opgemerkt te worden voor een betaalde functie, of toch minstens hun cv op te blinken. De organisaties zelf geven echter aan dat ‘toekomstige werknemers selecteren’ net geen motivatie is om met vrijwilligers te werken, en dat de beste vrijwilligers meestal niet degenen zijn die op een job azen.

Er blijkt dus een zekere spanning tussen de verwachtingen van nogal wat vrijwilligers en die van organisaties over de inzet van hun werk. Dit sluit nauw aan bij de huidige economische context: organisaties besparen, terwijl voor veel mensen een opstapje naar werk meer dan welkom is. Is vrijwilligerswerk gedoemd om in dit kluwen de tweede viool te spelen?

Slotsom: terwijl twee op drie organisaties stellen dat ze absoluut niet zonder vrijwilligerswerk kunnen, is de waardering voor vrijwilligers erg divers. Dit komt vooral doordat hun waarde moeilijk precies te schatten is. 1020 vrijwilligers die gemiddeld vier uur per week  werken, komt dat overeen met 107 FTE’s?

Een doorn in het oog is bij sommige organisaties de maximumvergoeding.

Meerdere onderzoekers bogen zich al over methodes om de waarde van vrijwilligers om te zetten in klinkende munt. Zo beschreef de Nederlandse econome Marga Bruyn-Hundt in The Economics of Unpaid Work (1996) de ‘opportunity-costs-methode’, de ‘output-’ en de ‘input-methode’. Met de laatste werd ooit berekend dat alle vrijwilligers in Nederland samen tien miljard euro zouden kosten als ze gemiddeld betaald werden.

WAARDIGE ALTERNATIEVEN

Maar eigenlijk vergelijken we dan toch appelen met peren? Zolang geld de norm is waartegen we vrijwilligerswerk afpassen, zal het altijd ondergewaardeerd blijven. FTE’s en euro’s gaan voorbij aan de kern van het vrijwilliger zijn: goede vrijwilligers zijn ‘onbetaalbaar’. Dat maakt van het vrijwilligerswerk een vorm van alternatieve economie. Is het dan niet veel zinvoller om in te zetten op zijn eigen meerwaarde, in plaats van het in de mal van de klassieke geldeconomie te proberen wringen? Waarom voor vrijwilligerswerk geen alternatieve waardemaatstaf uitdenken, die vrijwilligers extra waardeert?

Die maatstaf zou een complementaire munt kunnen zijn. Dat klinkt als een uiterst innovatief concept, maar is eigenlijk zo oud als de straat. Wie spaart geen punten in de GB? Of past nooit op de kinderen van de buren? Bij complementaire munten komt geen klassiek geld aan de transactie te pas. Een bekend en wijdverspreid systeem is LETS. Mieke rijdt voor Jan het gras af, Femke bakt voor Mieke een taart en Jan herstelt Femkes fiets. De LETS-leden houden de stand bij met LETS-eenheden, waar geen rente op te verdienen valt. Ook cultuurorganisaties kunnen dit systeem toepassen. Zo ondersteunen ze hun vrijwilligers en de hele gemeenschap, zonder dat het hen iets kost.

Zolang geld de norm is waartegen we vrijwilligerswerk afpassen, zal het altijd ondergewaardeerd blijven

Er zijn al interessante stappen gezet, zoals de win-winbeurs, waar allerlei verenigingen goederen en diensten met elkaar kunnen ruilen. Ook de Stad Antwerpen heeft met de A-kaart een veelbelovende tool in handen. Elke sinjoor kan punten sparen bij een bezoek aan een museum, het EcoHuis of andere instellingen die de stad wil promoten, om die dan om te ruilen voor pakweg korting bij het zwembad.

In de toekomst zou je op deze kaart ook punten kunnen sparen via vrijwilligerswerk. Zo wordt de tijd die iemand ergens in stopt, erkend als waardevol. Dit sluit aan bij het concept van ‘time banking’. Je houdt bij hoeveel tijd je ergens als vrijwilliger toe hebt bijgedragen en via een ruilsysteem krijg je deze uren op de een of andere manier altijd terug. Momenteel kan je met de A-kaart al korting voor een voorstelling bekomen, maar met het oog op kunstparticipatie kan je nog veel verder denken. Stel je bijvoorbeeld voor dat twee uur vrijwilligerswerk kan omgeruild worden voor een waardebon van een week Kunst In Huis.

Het staat vast dat vrijwilligers een grote meerwaarde betekenen. De cultuursector erkent hun kracht en onthaalt ze warm, maar kan nog veel verder gaan in het aanbieden en versterken van alternatieve waardestructuren en creatieve netwerken.

Vrijwilligers in de cultuursector – de resultaten

1) Culturele vrijwilligers in de lift

De 38 cultuurorganisaties stelden in 2011 samen 380.92 ‘full-time equivalenten’ (FTE’s) tewerk. Bij exact de helft bleef dit aantal constant ten opzichte van 2009, bij 38 % steeg het aantal en bij 10 % daalde het. Eén organisatie was in 2009 nog niet opgericht. Het aantal stagiairs telde op tot 173. Ook hier noteren de meeste organisaties een continuering of een stijging. In totaal zijn bij de 38 organisaties ook ongeveer 1020 personen betrokken als vrijwilliger. Bijna de helft van de organisaties kende een stijging, evenveel een constante en een kleine groep kende een daling.

Van de personen betrokken bij een culturele organisatie is 24 % werknemer, 11 % stagiair en maar liefst 65 % vrijwilliger.

Van de personen betrokken bij een culturele organisatie is dus 24 % werknemer, 11 % stagiair en maar liefst 65 % vrijwilliger. (Dit betekent uiteraard niet dat de vrijwilliger ook twee derde van al het werk doet of er in verhouding zoveel tijd in steekt. Onderzoeken tonen aan dat vrijwilligers gemiddeld 4 uur per week in hun organisatie steken. Kort door de bocht zou de arbeid van deze vrijwilligers in een 38-uren werkweek dus overeen komen met 107 FTE’s.)

Opvallend is dat grote organisaties zo goed als altijd ook veel stagiairs en vrijwilligers weten te engageren, terwijl kleinere organisaties het met veel minder moeten doen. Enkele organisaties weten dit patroon te doorbreken. Zo slagen muziekclubs er vaak in om erg veel vrijwilligers aan te trekken in verhouding tot hun relatief lage aantal FTE’s.

2) Motivatie: praktische hulp en geldgebrek

In deze enquête geven slechts drie organisaties aan dat ze niet met vrijwilligers werken. Zij stellen dat dit geen bewuste keuze is, maar veeleer het gevolg is van praktische hindernissen: geen tijd en/of geen geld.

Het is gewoonweg heel handig om een aantal mensen achter de hand te hebben die willen invallen op drukke momenten.

De overige organisaties hebben uiteenlopende redenen om vrijwilligers bij hun werking te betrekken. De populairste reden, opgegeven door 70 %, is het praktische aspect: het is gewoonweg heel handig om een aantal mensen achter de hand te hebben die willen invallen op drukke momenten of die een handje toesteken bij bijvoorbeeld promotie. Iets minder dan zeven op tien organisaties noemt het financiële aspect als een reden om met vrijwilligers te werken. Eén vierde vindt het een maatschappelijke opdracht om de buurt te betrekken. De minst populaire motivatie is het vinden van toekomstige werknemers (10 %).

Hoe bereiken organisaties hun vrijwilligers? De belangrijkste troef blijkt persoonlijk contact: 85 % vindt vrijwilligers bij familie, kennissen en vrienden. Ook via de digitale weg trekken organisaties nieuwe geïnteresseerden aan: een oproep op de website (64 %) of via andere sociale media (55 %) is erg populair. De brief heeft dan weer volledig afgedaan.

3) Weinig diversiteit

Schitteren door afwezigheid: scholieren (12-18 jaar), senioren (60+) en allochtonen. Zo’n zeven à acht op tien organisaties heeft geen of erg weinig leden uit deze groepen. Zes op tien organisaties probeert wel actief om bepaalde bevolkingsgroepen extra aan te zetten om bij hen vrijwilliger te worden. Vaak gaat het dan om studenten (die overigens in geen enkele organisatie afwezig zijn), maar ook allochtonen, kansarmen, werklozen en mensen met een handicap worden genoemd. Bijna alle organisaties geven aan dat deze inspanningen resultaat opleveren.

Hoe lang nemen vrijwilligers een engagement op binnen de organisatie? Grofweg zijn er twee categorieën. Aan de ene kant staan de vrijwilligers die meedraaien voor de duur van een project (40 %). Daartegenover staan de trouwe vrijwilligers, ongeveer de helft, die zich meerdere jaren voor een organisatie inzetten.

4) Praktisch boven inhoudelijk werk

Concreet worden de vrijwilligers voor erg diverse taken ingezet. Communicatie met het publiek is bijna uitsluitend een zaak voor werknemers: zo’n 65 % van de organisaties zal een vrijwilliger nooit of zelden laten meewerken aan de inhoud van de website of de programmaboekjes. Het verspreiden van die communicatie, ofte promowerk, wordt dan wel weer gretig aan vrijwilligers overgedragen. 65 % laat het flyerwerk meestal tot altijd door vrijwilligers gebeuren. Ook posters ophangen en andere vormen van promo scoren hoog. Zes op tien organisaties laten hun vrijwilligers opruimen of schoonmaken, een even groot aantal vraagt hen mee te helpen met de administratie.

De helft van de organisaties is er zeker van dat ze een harmonieuze relatie heeft met haar vrijwilligers.

Wat staat daar voor de vrijwilliger tegenover? Acht op tien organisaties spelen gezelligheid en een toffe vriendengroep uit als een grote troef. Een even groot aantal voorziet zijn vrijwilligers van gratis drank en eten tijdens het vrijwilligerswerk. Een ticket voor een eigen voorstelling is bij 40 % van de organisaties een evidentie. Eén derde betaalt zijn vrijwilligers altijd, 6,5 % doet dat nooit. Twee op drie stelt dat de vrijwilliger bijna zeker iets zal bijleren tijdens de opdracht die hij uitvoert.

Er zijn verschillende strategieën om de verhoudingen met vrijwilligers optimaal te houden. Zeven organisaties op acht zorgt voor de afgesproken vergoeding (al dan niet financieel), maar laat het daar niet bij. Twee derde voorziet een contactpersoon bij wie de vrijwilligers continu terecht kunnen. Ook extra bedankingsfeestjes, inspelen op individuele verwachtingen en de vrijwilliger vrijheid geven scoren hoog. Bijna negen op tien organisaties stelt dat ze actief een duurzame relatie met de vrijwilligers proberen opbouwen. De helft van de organisaties is er zeker van dat ze een harmonieuze relatie heeft met haar vrijwilligers.

5) Vrijwilligers zijn noodzakelijk

67 % is het ‘helemaal eens’ met de stelling dat de organisatie niet zonder vrijwilligers kan. Nog eens 23 % antwoordde ‘eerder eens’. Slechts één op vijf heeft (soms) moeite met het vinden van nieuwe vrijwilligers.

Niemand heeft plannen om zijn vrijwilligerswerking af te bouwen, drie organisaties zeggen wel dat er geen nieuwe mensen meer bij kunnen. Alle overige organisaties zijn, al dat niet actief, op zoek. De meesten hebben het gevoel dat er met hun vrijwilligerswerking op zich weinig mis is, maar dat ze gewoon niet bekend genoeg is.

Of de cultuursector te afhankelijk is van vrijwilligers, is een stelling waar de meeste organisaties nog over lijken te twijfelen.

De organisaties kregen ook enkele stellingen voorgeschoteld over de cultuursector in het algemeen. ‘Meer vrijwilligers in de toekomst is de oplossing voor krimpende subsidies’, kon op weinig steun rekenen. Eén op vijf verwierp deze stelling volledig, nog eens 40 % was eerder tegen. Het idee van een cultuursector die inzet op communitybuilding kon op meer sympathie rekenen: 70 % is volledig of grotendeels voorstander. Ook is men ervan overtuigd dat iedereen vrijwilliger kan zijn binnen de cultuursector en dat de vrijwilliger zelf verrijkt. Of de cultuursector te afhankelijk is van vrijwilligers, is een stelling waar de meeste organisaties nog over lijken te twijfelen: de helft blijft ‘neutraal’.

Over het wettelijk kader rond vrijwilligerswerk is de meerderheid voorzichtig positief. Zeven op tien stelt dat wettelijke omkadering noodzakelijk is. Of dit extra werk met zich meebrengt, wekt erg diverse reacties.

Karolien Byttebier schreef dit artikel binnen haar onderzoeksstage bij rekto:verso.