Vredig Vlaanderen herdenkt de Grote Oorlog

Door Maarten Van Alstein, op Sat May 11 2013 17:54:30 GMT+0000

Vlaanderen telt niet weinig cafés en culturele zalen die ‘De Vrede’, ‘In de Vrede’ of zelfs ‘De Nieuwe Vrede’ heten. Zo is er in Gooik café De Vrede, stamplaats van harmonie De Vrede, biljartclub De Vrede en wielerclub De Vredespurters. In vele gemeenten is er ook een Vredesstraat te vinden. Zijn deze naamgevingen volstrekt toevallig? Of typeren ze een ‘vredeswil’ die, zoals vaak beweerd wordt, eigen zou zijn aan Vlaanderen? De komende herdenking van 14-18 is een veelzeggende casus.

Wat het antwoord op deze vragen ook moge zijn, het is minstens betekenisvol dat vrede wel degelijk een prominente rol toebedeeld krijgt in de verhalen die in Vlaanderen over de eigen geschiedenis verteld worden. Ook betekenisvol is dat, wanneer er over vrede gesproken wordt, de Eerste Wereldoorlog nooit veraf is. Niet alleen fungeert die oorlog als mythomoteur in de Vlaamse ontvoogdingsstrijd, in Vlaanderen wordt de herdenking van 14-18 ook vaak gekaderd als een oproep tot vrede. Dat laatste zal heel duidelijk blijken in 2014-2018.

57_Alstein_380.jpgVoor de Vlaamse overheid moet de honderdjarige herdenking niet alleen dienen als hefboom voor het toerisme en een grotere internationale zichtbaarheid van Vlaanderen. Een duidelijke doelstelling is ook dat het vredesthema een centrale plaats moet krijgen. Dat voornemen wordt in politieke kringen breed gedeeld. Alle beleidsteksten en parlementaire tussenkomsten zijn doordesemd van de idee dat de eeuwherdenking een vredesboodschap moet uitdragen. Zo stelt een resolutie uit 2009 dat ‘“nooit meer oorlog” aan de basis ligt van de Vlaamse bewustwording en een boodschap van vrede van Vlaanderen aan de hele wereld moet zijn’.

Dit streven is niet zo verwonderlijk. Het sluit aan bij een lange en gevarieerde traditie. Tijdens het interbellum herdachten verschillende groepen de Eerste Wereldoorlog onder pacifistische vlag: van oud-strijdersbonden tot socialistische organisaties en liberale verenigingen die de Volkenbond promootten. In Diksmuide bouwde de Vlaamse Beweging, die tijdens de oorlog in haar schoot het Vlaams-nationalisme zag ontkiemen, een toren om het offer van de Vlaamse soldaten te herdenken. Op de IJzervlakte was niet alleen ‘hier ons bloed, wanneer ons recht’ te horen, maar ook de leuze ‘nooit meer oorlog’.

Vlaanderen verbeeldt zich, door de verhalen die het vertelt over WOI, als een vredesgezinde gemeenschap

Ook de vredesbewegingen hebben ‘nooit meer oorlog’ altijd als centrale les van de Grote Oorlog gezien. Ze motiveerden hun actie onder meer door te verwijzen naar de geschiedenis van België als ‘slagveld van Europa’, als land dat de gesel van de oorlog aan den lijve ondervonden had. En in de Westhoek ontstonden vanaf de jaren 1970, geïnspireerd door een heel lokale herinneringscultuur, allerhande initiatieven die oorlog en vrede met elkaar verbonden. Het befaamde In Flanders Fields Museum en Ieper Vredesstad zijn daar exponenten van.

In Vlaanderen klinkt, kortom, het narratief dat de Eerste Wereldoorlog en vrede aan elkaar vastklinkt, bekend in de oren. Meer zelfs: we kunnen stellen dat Vlaanderen, door hoe die oorlog herinnerd wordt, zichzelf het leven inspreekt als een ‘vredesgezinde’ natie. Of: als het klopt dat naties verbeelde gemeenschappen zijn (sommigen houden het liever op ‘ingebeelde’ gemeenschappen), dan verbeeldt Vlaanderen zich, door de verhalen die het vertelt over WOI, als een vredesgezinde gemeenschap. Wat dat in de praktijk ook moge betekenen.

Een Vlaamse of een Belgische oorlog?

Het Vlaamse herdenkingsproject zal aan deze identiteitsconstructie bijdragen. Het verbaast dan ook niet dat vanuit verschillende hoeken kritische geluiden te horen zijn. Zo is het project – onvermijdelijk bijna – in typisch Belgisch politiek vaarwater terechtgekomen. Vanuit Franstalig België, dat veel later begonnen is met het plannen van de herdenking, bekritiseert men de Vlaamse voortvarendheid: het Vlaamse project zou te weinig aandacht hebben voor het Belgische kader. Het verwijt dat Vlaanderen een ‘Belgische’ oorlog politiek recupereert, is dan niet veraf. Ook sommige historici vrezen luidop dat de subsidies voor concrete projecten gebruikt zullen worden om doelbewust de Vlaamse identiteit te versterken. Als we kijken naar de al toegekende subsidies, wordt die vrees overigens niet bewaarheid.

Uitdrukkelijke inspanningen tot identiteitsversterking spelen zich wellicht meer af in de internationale sfeer, waar de Vlaamse overheid de herdenking aanwendt om Vlaanderen extra zichtbaarheid te geven in het buitenland. Tussen dat streven naar Vlaamse branding en de focus op het vredesthema zouden op het internationale forum weleens spanningen kunnen optreden. Voor de Britten, bijvoorbeeld, is de link tussen WOI en de vredesgedachte veel minder vanzelfsprekend dan voor veel Vlamingen. De Britse herdenkingstraditie kadert de oorlog veeleer als een patriottische strijd voor vrijheid. Hoe zal de Vlaamse overheid daarmee omgaan wanneer ze gemeenschappelijke verklaringen en plechtigheden wil organiseren met de Britse regering, of wanneer ze Britse frontbezoekers wil aanspreken?

Voor de Britten is de link tussen WOI en de vredesgedachte veel minder vanzelfsprekend dan voor veel Vlamingen

Hoe dan ook, historici zijn traditioneel – en terecht – argwanend ten aanzien van politieke instrumentaliseringen van de geschiedenis: die durven een onbevangen blik op de historische werkelijkheid van honderd jaar geleden wel eens vertroebelen. Daarom pleit Sophie De Schaepdrijver er in het Belgisch Tijdschrift voor Nieuwste Geschiedenis voor om niet ‘vrede’, maar ‘België 14-18’ als invalshoek voor de herdenking te kiezen. Niet omdat er zoiets bestond als een homogeen Belgische beleving van de oorlog, wel omdat dit recht doet aan de historische context van 1914-1918. De Schaepdrijver stelt ook dat deze keuze geen pleidooi inhoudt om, wat de herdenking betreft, het Belgische beleidsniveau te versterken. Waarop ze wel meteen de kanttekening laat volgen dat dit nochtans ‘een schone zaak [zou] zijn, daar niet van’, maar dat ‘in het huidige kader verzuchtingen in die zin utopisch zijn’. De moraal van het verhaal? Ook zij die aan de oevers van het politieke vaarwater willen blijven staan, blijken zich – soms sneller dan ze vermoeden – op een zompige bodem te bevinden. De verhouding tussen geschiedenis en identiteitspolitiek zal altijd een controversieel onderwerp blijven.

De strijd tegen de vrede

Belangrijk is dat historici zich niet alleen over de natie-kwestie kritisch uitgelaten hebben. Ook de klemtoon van het Vlaamse herdenkingsproject op vrede roept bij vakspecialisten onbehagen op. Sommigen verwoorden dat zelfs vrij cassant. Rudi Van Doorslaer liet in Knack optekenen dat wat hij in de voorbereidende teksten leest, hem doet ‘vrezen voor het ergste’. Die vrees linkt hij nadrukkelijk met de keuze voor het ‘vredesthema’: ‘Dat is de les die wij zogezegd uit de Eerste Wereldoorlog moeten trekken: dat mensen snakten naar vrede.’ Zowel tijdens als na de Grote Oorlog, zo merkt hij op, triomfeerde vooral het Belgische patriottisme. Ook Sophie De Schaepdrijver expliciteert een dubbel gevoel. Volgens haar mag en moet er vanuit politiek perspectief altijd gezegd worden dat oorlogen ongeluk met zich meebrengen, maar draagt deze waarheid uiteindelijk weinig bij tot ons begrip van de Eerste Wereldoorlog. Voor tijdgenoten was de oorlog niet ‘zinloos’ of ‘absurd’. Voor hen ging de oorlog ergens over, niet in het minst over het bevrijden van het zo bruut geschonden vaderlandse grondgebied.

57_Alstein2_380.jpgDeze bezorgdheden van historici moeten ernstig genomen worden – best ook door de Vlaamse overheid, die tot nog toe weinig inspanningen heeft gedaan om historici structureel bij het herdenkingsproject te betrekken. Historici wijzen er terecht op dat we altijd oog moeten hebben voor de complexiteit van de geschiedenis en de nuances van de historische werkelijkheid. Als verhalen over het verleden zo’n sleutelrol spelen in het beeld dat samenlevingen van zichzelf construeren, is het van belang dat ongefundeerde historische mythes en ficties niet tot in den treure herhaald en versterkt worden. Zo klinkt de idee dat ‘nooit meer oorlog’ aan de basis ligt van de Vlaamse bewustwording, natuurlijk erg mooi. Vanuit normatief oogpunt kan het zelfs aanbevelenswaardig zijn dat een collectief zich aldus verbeeldt en het leven inspreekt. Maar historisch gezien blijft het op zijn minst een betwistbare stelling.

Geen herdenking zonder politiek

Wat betekent dit alles nu concreet? Dat we best niet over vrede spreken als we de oorlog herdenken? Naar mijn idee is de koudwatervrees van historici een beetje overdreven. Laat me de kwestie even vanuit een ander perspectief bekijken. De discussie over de vredesboodschap toont dat er een spanning bestaat tussen geschiedenis aan de ene, en herdenking en culturele herinnering aan de andere kant. Geschiedenis en herinnering hebben beide een nauwe band met het verleden, maar ze vallen niet samen. Daar houden historici in hun kritiek te weinig rekening mee. Ze hebben ook te weinig oog voor de eigen kenmerken van herdenkingen. In hoe samenlevingen zich via hun geschiedenis als collectief verbeelden, spelen herdenkingen en herinneringen doorgaans een belangrijker rol dan wetenschappelijke traktaten. Herdenkingen zijn dan ook bijna onvermijdelijk normatief van aard. Of, anders gesteld, politiek gekleurd.

Het politieke karakter van herdenkingen toont zich bijvoorbeeld in de in Australië vrij dominante foundational myth dat het offer van Gallipoli en Passchendaele aan de oorsprong ligt van de natievorming en de onafhankelijkheid van de voormalige Britse kolonie. Het toont zich wanneer de Britse overheden onder de Menenpoort niet alleen de soldaten van 14-18, maar ook veteranen van recentere oorlogen eren. Of wanneer Britse toeristen tijdens hun reizen naar de voormalige slagvelden een nostalgische band ervaren met een verdwenen nationaal of zelfs imperiaal gemeenschapsgevoel. Het toont zich ook in het voorstel van de organisatoren van het Franstalige herdenkingsproject, gecoördineerd door historica Laurence van Ypersele, om aan het Vlaamse herdenkingslogo met de typische rode poppy (een symbool dat uit de Britse herdenkingstraditie stamt) een casque Adrian (de typische helm van de Belgische piot) toe te voegen. En het politieke karakter van herdenkingen toont zich dus ook in het pacifistische narratief dat de Eerste Wereldoorlog een zinloze en absurde slachting was.

In elk geval zijn herdenkingen geen historisch-wetenschappelijke analyses. Neem nu de pacifistische herdenking van WOI. Die bevat niet noodzakelijk een historische analyse van hoe de bevolking in bezet België de oorlogsjaren van 14-18 beleefden. Ze gaat wel rechtstreeks terug op een specifieke herinnering die zich na het einde van de oorlog manifesteerde. Daarin stond de zinloosheid van de oorlog centraal. Dit narratief was nauw gelinkt met de trauma’s die de oorlog veroorzaakte: niet alleen de trauma’s van de talloze frontsoldaten die de slachting in de loopgraven ervoeren als absurd en totaal vervreemdend, maar ook het trauma dat de oorlog betekende voor de Europese cultuur en voor het geloof in vooruitgang. Nogmaals: deze herinnering negeert dat de strijd tijdens de oorlog en de bezetting zelf (en ook nadien) wel zin had voor veel mensen. Maar herinneringen zijn erg divers, en ze evolueren met de tijd. Zo ook oorlogsherdenkingen. In een herdenking gaat het er niet noodzakelijk om in herinnering te brengen hoe tijdgenoten in bezet België betekenis gaven aan de strijd. Mocht dat het geval zijn, dan zouden we in 2014-2018 een herdenking moeten organiseren met martiale, glorieuze en patriottische ondertonen. We zouden de Duitsers moeten afschilderen als barbaarse Hunnen.

Eén oorlog, vele verhalen

Hoe kunnen we in 2014-2018 dan wel best de oorlog herdenken? Proberen de zaak als historici aan te pakken, ‘echte’ geschiedenis te schrijven, en te besluiten dat ‘België 14-18’ een betere invalshoek is dan het vredesverhaal? Of voluit gaan voor de politieke en maatschappelijke waarde van de herdenking, en kiezen voor het pacifistische narratief van de zinloze oorlog? Of bestaat er een middenweg? Is er een herdenking mogelijk die erkent dat herdenken altijd politiek-normatief is, en die kiest voor het vredesthema, maar tegelijk beoogt historisch zo verantwoord mogelijk te zijn? Ik geloof van wel.

Het gaat dan niet om een herdenking die overal een vredesduif als logo opplakt en te pas en te onpas de zinloosheid van oorlog verkondigt. In plaats van het verleden eenzijdig te instrumentaliseren binnen een actuele doelstelling, kan een herdenking ook vertrekken van de vele verhalen die over het complexe oorlogsverleden verteld kunnen worden. Meerstemmigheid is hierbij cruciaal: er vallen zoveel verhalen op te tekenen. Verhalen over soldaten die getraumatiseerd raakten, soldaten die de oorlog als een groot avontuur beleefden, en soldaten die uit verre kolonies kwamen. Verhalen over mannen, vrouwen en kinderen in het bezette land. En verhalen over patriotten en flaminganten, over generaals en wapenfabrikanten.

Maar, belangrijk, het oorlogsverleden is niet alleen een polyfone bron van historische verhalen en inzichten. We kunnen hopen dat die verhalen mensen ook zullen aanzetten om kritisch na te denken over wat oorlog precies betekent. En dat ze vervolgens ook nadenken over wat vrede betekent, ook vandaag. Zo kan de vredesgedachte van onderuit ontstaan, vanuit precies die meerstemmigheid van verhalen over de oorlog. En ook zonder de meningsverschillen over de oorlogsgeschiedenis te ontwijken. Want als een samenleving haar identiteit én toekomst vormgeeft door haar geschiedenis in herinnering te brengen, gebeurt dat ook door de heel specifieke twisten die in die samenleving over dat gedeelde verleden worden uitgevochten.

Hopen op debat

Als de herdenking van 2014-2018 zal bijdragen aan het zelfbeeld van het ‘vredesgezinde’ Vlaanderen, wat betekent dat dan precies in de praktijk? Is de Vlaamse natie daadwerkelijk vredesgezind? Zal het komende herdenkingsgeweld ‘de Vlaamse vredeswil’ versterken? Sommigen zullen beweren dat de intra-Belgische stammentwisten niet meteen op een grote vredesgezindheid wijzen. Anderen zullen opmerken dat vrede niet hetzelfde is als stille harmonie en status quo, en dat contestatie en debat – zoals over staat, natie en samenleving – juist een wezenlijk bestanddeel van een vredevolle democratie vormen.

Laten we hopen dat ‘de vredesgedachte’ geen gratuite slogan zal blijken, maar een aanzet tot een kritische en veelzijdige reflectie

Laat me besluiten met de volgende gedachte: als de discussie over het vredesgezinde Vlaamse herdenkingsproject ook tot een fijnbesnaard debat over dit soort vragen kan leiden, is er misschien al veel bereikt. En ook: als er in 2014-2018 veel over oorlog en vrede zal worden gesproken, laten we dan hopen dat dat genuanceerd, niet vrijblijvend en meerstemmig gebeurt. Dat niet de belegen clichés over 14-18 eindeloos herhaald worden, maar dat er plaats is voor ernstige en historisch relevante verhalen. En minstens zo belangrijk: dat ‘de vredesgedachte’ geen gratuite slogan zal blijken, maar een aanzet tot een kritische en veelzijdige reflectie over wat oorlog en vrede betekenen. Er zullen cynici genoeg rondlopen die beweren dat de Vlaamse herdenkingsretoriek over vrede niet meer dan praat voor de vaak is. Daarom is hoe we over vrede spreken belangrijk. Want als Vlaanderen zich in zijn oorlogsherinnering verbeeldt als een vredesgezinde samenleving, draagt dat bij tot een symbolische ruimte waarin kritische burgers politici kunnen toetsen op hun woorden.

Maarten Van Alstein werkt als onderzoeker bij het Vlaams Vredesinstituut.