Vooruitgang in de kunst

Door Dirk Verhofstadt, Eric Joris, Marijn Lems, Arnaud Hendrickx, op Sun May 29 2016 12:52:08 GMT+0000

Zit er nog vooruitgang in de kunst? Rekto:verso vroeg zes stemmen naar het kunstwerk dat hen over vooruitgang een nieuw inzicht gaf. De buit blijkt niet voor één gat te vangen. Er zit meer in vooruitgang dan je denkt.

What the body does not remember

Dorian Van der Brempt

‘Vooruitgang’ is een feit én een gevoel, een uitdrukking van het menselijke vernuft en meestal ook een teken van de beperking of de grens van de menselijke creativiteit. Toen Einstein zijn magische formule E = mc2 neerschreef, was dat een ongezien inzicht in de structuur van de materie. Alleen had hij nooit voorzien dat ingenieurs in Duitsland en de VS daar enkele jaren later de bijzonder destructieve toepassing van de eerste kernbom uit zouden puren. Zulke vervelende neveneffecten treden bij kunst (bijna) nooit op, dat is een groot voordeel. Artistieke vernieuwing is minder destructief, heeft een grotere ‘geleidelijkheid’. Een positief wetenschappelijke of een economische studie kijkt (meestal) alleen vooruit, terwijl een kunstenaar de genuanceerde mogelijkheid begrijpt om tegelijk terug én vooruit te blikken.

Net vandaag is die dubbele blik ongelooflijk belangrijk, nu wellicht alleen het ecologische denken onze planeet nog leefbaar of ‘overleefbaar’ kan houden, en in dat denken de intuïtie een belangrijke rol speelt. Als wij inzichten en vooruitgang beperken tot bewijsbare feiten en meetbare studies, dan schrijven wij mee aan De Encyclopedie van de Domheid van Matthijs van Boxsel. Elke vernieuwer, of hij nu kunstenaar of wetenschapper is, twijfelt. De wetenschapper heeft het nadeel dat op zijn twijfel inzicht volgt, terwijl de kunstenaar nooit tot die definitieve vaststelling komt. De kunstenaar zoekt steeds verder naar een nieuwe synthese. Picasso zei wel ‘dat hij niet zoekt, maar vindt’, maar dat was een boutade.

72_Moz_VdBrempt_WimVandekeybusFotoDanyWillems_700.jpg

Als ik één kunstwerk moet noemen dat mij het vraagstuk vooruitgang hielp te begrijpen, is het What the body does not remember, de dansvoorstelling van Wim Vandekeybus waarvan ik de wereldpremière dertig jaar geleden zag in de Toneelschuur in Haarlem. De jonge autodidact-choreograaf belichtte daarin de beweging die we niet bedenken of plannen, maar die ontstaat omdat ons lichaam ze kent zonder te weten vanwaar. Hij had nauwkeurig bepaalde menselijke handelingen ontleed en die in een vorm gegoten die tot dan nog niet op een podium was vertoond. En zelfs bij de heropvoering in 2014, met dansers die bij de creatie nog niet geboren waren en voor nogal wat publiek dat er in 1986 ook nog niet bij was, bleef het succes even groot. Dan mogen we terecht spreken van een tijdloos fenomeen, van een voorstelling met ‘vooruitgangswaarde’. Het hyperrealisme van Vandekeybus’ dans leidt tot een abstractie die de erosie van de tijd en de modes helpt te trotseren.

Vandekeybus verving de sierlijke esthetiek die tot bij Béjart de dans gedomineerd had, door sterke ritmes uit de natuur, bewegingen van dieren en instinctmatige uitdrukkingen van gevoelens als angst, vreugde of twijfel. Dat leidde een heel nieuw tijdperk in. De Amerikaanse regisseur Peter Sellars zei ooit dat de dans van Anne Teresa De Keersmaeker ‘art’ is en dat Wims dansvoorstellingen about life’gaan. Misschien is dat ook wel mijn definitie van vooruitgang in de kunst. Er is sprake van vooruitgang als kunst over het leven zelf gaat.

Dorian Van der Brempt is ex-directeur van deBuren.


CDG terminal 1

Arnaud Hendrickx

Per definitie lijken nostalgie en moderniteit onverenigbaar. Nostalgie kijkt achteruit naar een verleden dat beter was, moderniteit kijkt vooruit naar een toekomst die beter zal zijn. Maar vandaag kennen we ook een verlangen naar een verleden dat beter was omdat het dacht dat de toekomst beter zou zijn: een nostalgie naar moderniteit.

Dit onmogelijke verlangen overvalt mij wanneer ik aan de Concorde denk. De Concorde is een zorgvuldig vormgegeven belichaming van vooruitgangsdenken, een technologisch project met een epische dimensie: het analytische, objectieve en rationele versmelt compleet met het intuïtieve, subjectieve en irrationele. Terwijl je op 18 km hoogte over de oceaan vloog, tegen meer dan tweemaal de geluidssnelheid, kon je toch comfortabel van een sigaret genieten. Je had de geruststellende illusie dat je tijd aan het bijmaken was, omdat je vroeger op je bestemming zou aankomen dan met gelijk welk ander publiek vervoersmiddel. Vloog je tegen de aardrotatie in, dan landde je uiteindelijk zelfs vroeger dan je was opgestegen. Zo creëerde de supersonische snelheid van bijna 700 m/s de illusie dat zelfs de tijd maakbaar was.

72_Moz_Hendrickx_CDG_Approach_700.jpg

De ideale architecturale constellatie om voor zo’n tijdreis in te schepen, blijft zonder twijfel terminal 1 van de Parijse luchthaven Charles de Gaulle. Deze monolithische betonnen schijf van Paul Andreu werd geopend in 1974, twee jaar voor de eerste commerciële vlucht van de Concorde. Net zoals de Concorde geeft de terminal letterlijk en figuurlijk gestalte aan vooruitgang: hij combineert oplossingsgericht vernuft met ervaringsgerichte intuïtie. Enerzijds is de monoliet een utilitaire constructie, gericht op efficiëntie en vormgegeven vanuit analyses, feiten en statistieken – net zoals een deeltjesversneller. Anderzijds is de monoliet een filmische ervaring, gericht op het creëren van verwachtingen, vormgegeven vanuit gevoelsmatige veronderstellingen en overtuigingen – zoals een ruimtelijk scenario. Als een verkeerswisselaar zet hij beweging in als scenografisch middel en realiseert hij ruimte van en voor anticipatie.

Arriveer je met de wagen, dan benader je het gebouw via een spectaculaire tunnel onder de taxibaan. Vervolgens kom je in een tangentiële orbit rond het gebouw terecht. Via een systeem van hellingen rijd je de parking in. Eenmaal in de terminal voert een piranesiaans roltrappensysteem je door een centrale glazen patio. De gate bereik je via een van de ondergrondse tunnels die de zeven satellieten verbinden met het centrale gebouw. Deze opeenvolgende scènes werken samen als één groot theatraal crescendo.

Veertig jaar later zijn sigaretten verbannen, werd de Concorde te dorstig bevonden en werd terminal 1 verbouwd. Ook Bernard Parmegiani’s atonale elektro-akoestische jingle ‘Indicatif Roissy’, die ooit elke dienstmededeling over de intercom deed klinken als een sample uit een sciencefictionfilm, werd vervangen door een generieke melodie. We werden immers weer een stuk slimmer, efficiënter en realistischer.

Nostalgie naar een achterhaalde moderniteit drijft dus op een onmogelijk verlangen: we kunnen niet zomaar vergeten dat sigaretten kankerverwekkend, fossiele brandstoffen eindig en veiligheidsnormen belangrijk zijn. Maar dat wil niet zeggen dat dit verlangen ook onproductief moet zijn. Gevoed door onze drang naar veiligheid en controle verkennen we het onbekende al voor we er aankomen door de vensters van onze smartphones. De werkelijke toekomst kan dit geïdealiseerde beeld van het onbekende in het allerbeste geval slechts evenaren. Zo dreigen we gedeeltelijk voorbij te gaan aan de potentie die het onbekende in zich draagt. Voor die volle ervaring moeten we misschien even werkelijk in het nu kunnen staan. Want het is enkel via het nu dat we het verleden reactiveren en zo onze eigen verwachtingen van de toekomst creëren.

Arnaud Hendrickx is architect en onderzoeker.


The Great Warmachine & Made in here

Marijn Lems

Je hoeft geen doorgewinterde cultuurpessimist te zijn om te beseffen dat bij ‘vooruitgang’ bijna per definitie een addertje onder het gras zit. Hoe mooi en positief de veranderingen ook zijn, steeds gaan ze ten koste van iets anders, verhullen ze een verlies. Vooruitgang kan niet worden bewerkstelligd zonder dat andere ideeën het zwijgen worden opgelegd. Dit is zeker geen pleidooi om elk vooruitgangsdenken in de kiem te smoren, maar laten we niet veronachtzamen dat ‘vooruitgang’ inherent gewelddadig is.

Twee voorstellingen maakten me dat recent kristalhelder. In The Great Warmachine van Joachim Robbrecht wordt het publiek meegenomen in de eindeloze, energieke ideeënstroom van drie game-ontwikkelaars. Het maakbaarheidsideaal dat ze propageren, is gebaseerd op een ver doorgedreven neoliberalisme en beschouwt conflict en oorlog als inherent aan de condition humaine. Als moderne futuristen leggen de spelers het publiek even agressief als laconiek hun verontrustende gedachtengoed op – niet alleen door hun tekst zo snel af te raffelen dat je geen enkel moment van reflectie geboden wordt, maar ook door doorlopend te trekken en te sjorren aan het publiek dat op de scène zit – alsof alle geweld dat net onder de tekst ligt, fysiek bezit van hen heeft genomen. Zo wordt het je als toeschouwer volstrekt onmogelijk gemaakt om nog een autonome kritische positie in te nemen.

72_Moz_Lems_The-Great-Warmachine-Joachim-Robbrecht-© Sofie Knijff1920x1280_700.jpg

Maar ook minder verwerpelijke ideeën kunnen een bijna fascistisch conformisme afdwingen. In Made in here laat Davy Pieters haar vier performers de duurzaamheidsidealen achter ‘De Groene Stad’ propageren. Die performers hebben met de figuren in The Great Warmachine een onaantastbaar positivisme gemeen, maar proberen hun toehoorders eerder te overtuigen met een opgeplakte grijns en knullige choreografieën dan met agressie. Zo wordt dit promoteam from hell vooral zélf tragisch: zelfs als hun voorgeschreven idealen tot ongelukken leiden, worden die met hetzelfde onverstoorbare optimisme onder het tapijt geschoven. Waar dat toe leidt? Finaal worden de ambassadeurs van De Groene Stad zelf door het systeem vermalen.

Pieters’ voorstelling valt op verschillende manieren te lezen. Ze waarschuwt voor recuperatie: De Groene Stad blijkt een commercieel project dat engagement gebruikt als verkooptruc en schaamlapje. Maar ook autonome bewegingen met groene, duurzame en links-progressieve waarden kunnen monsterlijk worden als er geen dissensus meer mogelijk is, zoals soms te zien was bij de Occupy-beweging (of in hoe het communisme zijn eigen idealen verraadde). Hoe zorgen we ervoor dat de nood aan een collectief tegengeluid tegen een ontoelaatbare status-quo niet ten koste gaat van individuele vrijheid van denken en de mogelijkheid tot kritiek? Als we niet de onderdrukkers van morgen willen worden, is dat een vraag die we verdomd serieus moeten nemen.

Marijn Lems is dramaturg en criticus.


Het Sengu-ritueel

Stéphane Symons

Een paar uurtjes rijden met de Shinkansen, het Japanse net van hogesnelheidstreinen, brengt je van het hectische en overweldigende Tokio tot in het rustige en serene stadje Ise, een van de meest heilige plaatsen van Japan. De legende gaat dat de belangrijkste tempel in Ise meer dan tweeduizend jaar geleden werd opgericht ter ere van Amaterasu, de godin van de zon en het universum. Tijdens het Sengu-ritueel wordt elke tempel in Ise volledig afgebroken en nauwgezet nagebouwd. Dat proces is tot in het extreme gereguleerd en geësthetiseerd. Alleen priesters met een specifieke opleiding mogen eraan deelnemen, de bouwtechnieken zijn nog steeds exact dezelfde en het enige toegelaten bouwmateriaal is inheems hout van Japanse cipressen. Deze cyclus van afbraak en opbouw vindt al 1300 jaar plaats, zonder onderbreking, en dat precies om de twintig jaar. Het resultaat is bijzonder bevreemdend. Het toont ons iets wat lijnrecht ingaat tegen de specifiek westerse idee dat vooruitgang onlosmakelijk verbonden is met verandering.

Aan de bron van het moderne westerse vooruitgangsdenken ligt een bepaalde opvatting over tijd. Die gaat ervan uit dat de tijd als het ware spontaan vernieuwing en verandering brengt en dat de mens zich daarnaar moet modelleren. Il faut être absolument moderne en, zo luidt een modern adagium, stilstaan is achteruitgaan: de kunst bestaat erin om mee te gaan met de tijd. Volgens de bekende these van Hans Blumenberg gaat ons vooruitgangsdenken dan ook hand in hand met het specifiek menselijke verlangen naar kennis en controle over de wereld.

72_Moz_Symons_main_hall_amaterasu1319072147485_700.jpg

Het Sengu-ritueel verruilt een ideaal van continue verandering voor een verlangen naar herhaling en houvast. De tijd wordt in de Japanse cultuur namelijk ervaren als een eeuwig principe van vergankelijkheid. Veeleer dan zich te modelleren naar een spontane impuls van regeneratie, is het Japanse denken geworteld in het besef dat niets uit zichzelf de kracht heeft om te blijven bestaan. Vanuit een modern westers oogpunt belichaamt het Sengu-ritueel dan ook the road not taken: een zorgende houding ten aanzien van de natuur en een opschorting van het verlangen naar kennis en controle.

Toch staat dit verlangen naar herhaling en houvast allerminst haaks op een gevoeligheid voor het waarlijk ‘nieuwe’. Met nostalgie of conservatisme heeft het al zeker niets te maken. Ise bewijst dat net een extreem geritualiseerde herhaling maakt dat iets zichzelf kan blijven vernieuwen. Een blik die gewend is aan triomfantelijke kathedralen en kerken die er al duizend jaar staan, ervaart de tempels in Ise haast als het product van een zelfbouwpakket dat niet gemaakt is om lang mee te gaan. Dat is in feite niet zo heel ver van de waarheid. In de tempels in Ise zit namelijk een poging verscholen om het onmogelijke te doen: in plaats van zich naar de werking van de tijd te modelleren, probeert de mens hier tegen de tijd in te gaan en een nu-moment in al zijn frisheid vast te houden. De tempels in Ise worden nooit ouder en blijven steeds even ‘nieuw’ en ‘jong’. Ze zien er altijd net hetzelfde uit. En dat creëert niet alleen een ‘eeuwig nu’, maar ook een ‘puur verleden’. Precies omdat ze elke twintig jaar op de meest nauwgezette manier opnieuw worden opgebouwd, kunnen we er zeker van zijn dat de tempels in niets verschillen van de tempels van 1300 jaar geleden.

Stephane Symons is filosoof (KU Leuven).


Krieg dem Kriege!

Dirk Verhofstadt

Vooruitgang wordt vaak alleen begrepen in materiële zin: een langere levensverwachting, meer welvaart, minder armoede. Maar vooruitgang is vooral een morele kwestie. En ook op dat vlak is er nog steeds progressie. In zijn boek Ons betere ik wijst psycholoog Steven Pinker op het feit dat het aantal gewelddaden wereldwijd gedaald is, dat we empathischer zijn geworden en dat onze morele kring steeds verder groeit. Ondanks die onmiskenbare vooruitgang op materieel en moreel vlak, kennen we regelmatig inzinkingen of terugvallen. Als de angst en de onzekerheid toeslaat, vallen mensen terug op zichzelf en op hun eigen volk.

Een van de grootste gevaren voor de vooruitgang is dan ook het nationalisme dat in de loop van de geschiedenis – denk aan de twee wereldoorlogen – voor zoveel onheil heeft gezorgd. En dat is wat we vandaag weer meemaken: het conflict tussen Rusland en Oekraïne, de opmars van nationalistische bewegingen in de EU, het succes van Donald Trump in de VS … ‘Le nationalisme, c’est la guerre’, zo verklaarde Mitterand ooit in het Europees Parlement. Het nationalisme is vandaag, samen met radicale religies, hét struikelblok voor morele vooruitgang.

72_Moz_Verhofstadt_Anti-Kriegsmuseum_700.jpg

Iemand die dat goed begreep, was Ernst Friedrich. Als pacifist weigerde hij tijdens de Eerste Wereldoorlog dienst te nemen in het Duitse leger. Hij werd aanzien als een gek en opgesloten in een psychiatrische instelling. Hij keerde zich tegen de oorlog en nam in 1916 deel aan illegale bijeenkomsten van de antimilitaristische jeugd. In 1924 publiceerde hij het boek Krieg dem Kriege! Guerre à la Guerre! War against War! Oorlog aan den Oorlog!, waarin hij aan de hand van 180 gruwelijke foto’s van afschuwelijk verminkte soldaten, executies, veldbordelen en hongerige kinderen, zijn afkeer duidelijk maakte.

Een jaar later opende hij zijn Anti-Kriegsmuseum in de Parochialstrasse in Berlijn. Na de machtsovername door de nazi’s in 1933 sloegen SA-mensen zijn museum aan diggelen en richtten ze in de kelder een folterkamer in. Friedrich had enkele dagen daarvoor zijn collectie weggestopt. Hijzelf werd gemarteld, maar kon ontsnappen naar het buitenland. Hij overleed in 1967. Vijftien jaar later heropende zijn kleinzoon Tommy Spree het museum in de Friedenstrasse. Momenteel is het gelegen in de Brüsseler Strasse 21.

Het verhaal van Ernst Friedrich is interessant. Het toont aan dat zelfs in de meest gewelddadige regimes mensen opstaan die opkomen voor de rechten en vrijheden van het individu, die ingaan tegen elke vorm van dictatuur en zo de morele vooruitgang dienen. Het lijkt een hopeloos optimistische gedachte, maar ik denk dat er steeds mensen zoals Friedrich zullen aantreden. Tegen onrechtvaardigheid en onderdrukking, tegen racisme, nationalisme en ‘eigen volk eerst’-principes zullen ze steevast een humane boodschap verkondigen.

In die zin ben ik optimistisch over de ‘vooruitgang’. En we mogen optimistisch zijn. Denk aan de succesvolle strijd tegen de slavernij, de strijd voor de rechten van de vrouw en vandaag de strijd voor de rechten van homoseksuelen. De strijd zal natuurlijk nooit definitief beslecht zijn, maar vooruitgang is mogelijk. Het hangt gewoon af van onze motivatie, kracht en overtuiging. Laat Ernst Friedrich ons inspireren.

Dirk Verhofstadt is publicist en filosoof.


The Day the Earth Stood Still & Dead Can Bounce

Eric Joris

Soms produceren ook de slechtste kunstwerken heldere inzichten. Zo is er The Day the Earth Stood Still(2008), een bombastische remake van Robert Wise’ film uit 1950. Aliens schieten de aarde te hulp om haar te redden van de ondergang: de blauwe planeet en haar kwetsbaar ecosysteem worden immers bedreigd en mismeesterd door onze soortgenoten. Het duurt even voor we samen met de protagonisten doorkrijgen dat die buitenaardse hulp uit is op de verwijdering van de mensensoort tout court. De mens is immers niet in staat om zichzelf te veranderen. Vruchteloos proberen de protagonisten de superieure aliens te overtuigen van het tegendeel. Tijdens een gemoedelijk gesprek (Bach op de achtergrond) stelt een geleerde (John Cleese): het is niet te laat, en de mens verandert zeker wel, ‘maar alleen aan de rand van de afgrond, dat is onze modus’. Tot daar de film.

Precies dat idee bleef hangen: dat we gestuwd door ‘vooruitgang’ pas het roer omgooien wanneer we de afgrond inkijken. We hebben dus (kleine) catastrofes nodig. Het brengt de Engel van de Geschiedenis in herinnering, de bekende allegorie van Walter Benjamin. Hij wordt met open vleugels rugwaarts de toekomst ingeblazen door de storm van de vooruitgang. Hij deinst achteruit, met de blik op het verleden gericht. Wij zien slechts de opeenvolging van gebeurtenissen, hij ziet de catastrofe. Onze menselijke rede, vrucht van de verlichting,stelt ons wel in staat om te zien en te begrijpen, maar zal ons niet doen veranderen. Daarvoor is iets anders nodig: de belichaming van dat inzicht in ons apenlijf. We dienen het gevaar, de catastrofe, de emotie voortijdig ervaren te hebben in ons.

72_Moz_Joris_700.jpg

En kan een kunstwerk zo’n doorvoelde verandering teweegbrengen? Dat is in het klein wat Dead Can Bounce (2005) van Chris Kondek met me deed. Deze onconventionele voorstelling bood het publiek eerst een speels-theatraal helikopterzicht op de do’s-and-don’ts van traden op de beurs: hoe werkt het, wat zijn de criteria om te (des)investeren in een bedrijf, wie wint, wie verliest? Zo bleek dat een bedrijf dat reorganiseert en duizenden mensen ontslaat, de waarde van zijn aandelen navenant ziet stijgen. Daarna werd de hele opbrengst van de avond – ons entreegeld – via een online verbinding met de New York Stock Exchange ingezet om in real time aandelen te kopen en te verkopen, in samenspraak met ons, de zaal.

Zo snel we het erover eens zijn om ‘verantwoorde’ aandelen te kopen, zo snel blijkt onze gekozen stichting voor kankeronderzoek ronduit saai te midden van al die andere aandelen die snel stijgen en dalen. Na een halfuurtje zijn we al aan het ‘spreiden’ en na een uur is iedereen enthousiast meegestapt in de Intel-aandelen die al de hele avond opwaarts bewegen. Daar was nochtans voor gewaarschuwd: zo’n volg-gedrag kan plots omslaan (iedereen verkoopt), wat overigens precies is wat er gebeurt. De avond wordt afgesloten met verlies over de hele lijn.

Mijn inzicht kwam pas later, thuis. We hadden onze ‘afstand’ en ‘verantwoordelijkheid’ wel erg makkelijk opzijgezet, we hadden gekickt op onze resultaten. Even waren we lichamelijk deel geworden van een verhaal waarvan we de problematiek vooraf fors veroordeeld hadden. Zo gaf Dead Can Bounce ons, vanuit die binnenkant, een veel scherper inzicht. De kracht van verandering en vooruitgang schuilt niet in de verlichte rede, maar in het duistere lijf.

Eric Joris is artistiek leider van Crew.