Voorbij het grote betekenismonster

Door op Tue Oct 16 2007 16:34:06 GMT+0000

Van alle bedreigingen waar we vandaag mee te kampen hebben, is een van de meest onderschatte zeker het Grote Betekenismonster. Werkelijk alles wil de mens duiden, betekenis geven, kwalificeren. Het monster eist scherpe keuzes: zwart of wit, voor of tegen. Zonder heldere standpunten ben je in deze onzekere tijden niks, want je mening is je identiteit. Gelukkig zijn er nog mensen die niet in zijn klauwen gevallen zijn. Theatermaker Lotte van den Berg is er één van. Met haar nieuwste productie Winterverblijf toont ze dat de kracht van het zoeken groter is dan die van het duiden.

Dat het Grote Betekenismonster alomtegenwoordig is, blijkt alleen al uit de vaststelling dat zelfs zij — mezelf inclusief — die in hun denken twijfel willen toelaten, eraan ten prooi vallen. Neem het ietsisme, een term die in 1997 in Nederland geïntroduceerd werd door Ronald Plasterk, destijds columnist, nu minister van cultuur. Hij wilde er een nieuw soort overtuiging mee aanduiden: een geloof in een onbenoemde metafysische kracht, in 'iets meer' tussen hemel en aarde. Een duidend woord dus voor een beweging die als zodanig niet bestaat, rond een subjectief aanvoelen zonder concreet voorwerp. Persoonlijk stoot mij niet de ietsistische levenshouding op zich tegen de borst, wel de term en de oorsprong ervan: het Grote Betekenismonster, die wijdverbreide drang om aan alle beestjes naampjes te willen geven. Want waar geen ruimte is voor twijfel, is geen plaats voor kwetsbaarheid. Zo gemakkelijk geeft het Monster de doodsteek aan fantasie, verwondering of geloof in onbenoembare mogelijkheden.

RELI-THEATER

Het ietsisme werd onlangs weer uit de kast gehaald door theaterrecensent Wilfred Takken, toen hij in de cultuurbijlage van NRC Handelsblad signaleerde dat het Nederlandstalige theaterlandschap de laatste tijd veel voorstellingen produceert met religie en geloof als onderwerp. 'Hmm,' likkebaardde achter zijn rug het Betekenismonster, 'weer iets om van betekenis te voorzien.' Het ietsisme bood Takken een verklaring voor dit religieus geïnspireerde theater. De jonge theatergeneratie zou in haar zoektocht naar zingeving teruggrijpen op de zekerheid van oude geloofsrituelen. Maar opgevoed door ongelovige ouders en onbekend met geloofstradities, hebben zij niet de behoefte of het vermogen zich er kritisch toe te verhouden, aldus Takken. Het resultaat op scène vindt hij vrijblijvend en inhoudelijk weinig substantieel.

Takken noemt drie voorstellingen om zijn stelling 'ietsistisch theater is vrijblijvend' te onderbouwen: Knielen op een bed violen, Kamp Jezus en Winterverblijf.Zijn keuze is niet bepaald zorgvuldig: deze drie producties vallen amper over één kam te scheren. De reli-trend is namelijk een allesbehalve eenduidige ontwikkeling. Terwijl sommige theatermakers een reflectiepoging wagen over het actuele maatschappelijke debat, onderzoeken anderen veeleer een nieuwe soort levenshouding. Die is weliswaar zoekend, maar daarom nog niet noodzakelijk vrijblijvend. Zeker niet bij Lotte van den Berg. Wat ze in haar werk doet, is via een verkenning van 'authenticiteit' de kracht aanboren van zoeken zonder te vinden.

WAARIN GELOVEN?

Winterverblijf, een coproductie van het Toneelhuis en Walpurgis, is Van den Bergs eerste productie voor een grote zaal. Als uitgangspunt nam ze een heel persoonlijk gegeven: hoe haar vader, befaamd poppenspeler Jozef van den Berg, in 1989 afscheid nam van het theater. Op wat een première had moeten worden, stapte hij het podium op en sprak hij tot zijn ongemakkelijk lachende publiek: 'Theater is onwaar. U denkt dat ik lieg? Ik zal hierna nooit meer op het podium staan. De zoeker zoekt, maar hij wordt gevonden. Ik zoek de werkelijkheid.' Daarop zei Jozef van den Berg gezin en publiek vaarwel om een teruggetrokken, devoot leven te gaan leiden. Een van zijn meest persoonlijke poppenfiguren, de immer zoekende Dwaas, had eindelijk een antwoord gevonden: God.

Het is een levenstekenende gebeurtenis geweest voor dochter Lotte. Bij aanvang van Winterverblijf spreekt Lotte van den Berg zelf het publiek toe, een beetje zoals haar vader dat achttien jaar geleden ook deed. Ze zegt met de voorstelling te hebben geprobeerd het lege toneel dat haar vader achterliet, opnieuw te betreden. Vervolgens speelt ze een bandopname af van zijn afscheid. Zijn welluidende en hoorbaar geëmotioneerde stem is ontroerend en bevreemdend tegelijk. Want net zoals het publiek toen, denken ook wij nu toch nog even: is dit geen onderdeel van het spel? Hij doet zijn verhaal immers op het podium? En theater is per definitie onwaar. Of niet? Net die vragen blijken ook de inzet van de hele voorstelling. Is waarheid überhaupt mogelijk op scène? Waarin valt er zelf nog te geloven?

Wanneer acteur Dirk Roofthooft de afgespeelde afscheidswoorden daarna overdreven toneelmatig overdoet, doet dat bijna pijn: zo nep en onwaar is zijn performance. Dat is de ene kant van Winterverblijf: een dramatisch spel met onoprechtheid. Daartegenover toont de voorstelling momenten van ontroerende echtheid. Zo analyseert actrice Marlies Heuer in een paar minuscule scènes de opbouw en constructie van een gespeelde emotie. Uiterst zorgvuldig neemt ze een klassieke, smartelijke pose aan: de armen in wanhoop voor het gezicht, het lichaam verwrongen. De emotie die in haar opwelt, is eerst slechts uiterlijke vorm. Maar dan opeens, van het ene op het andere moment, lijken alle vormtrucjes ver­dwenen. Het wonder van theater voltrekt zich: wat je ziet, is onecht en waarachtig tegelijk. Bijzonder hoe sterk die combinatie raakt, waarschijnlijk omdat ze zich net niet duiden laat. Van dit soort intense momenten zijn er in de voorstelling wel meer. Ze geven in het klein weer waar Winterverblijf in het groot over gaat: het zoeken naar een soort waarheid in een complexe, multi-interpretabele werkelijkheid.

Dat die waarheid niet uit antwoorden bestaat, blijkt uit de slotscène. Plots vult de speelvloer zich met figuranten van diverse pluimage: oud, jong, dik, dun. Eén voor één nemen ze plaats op een van de vele stoelen op het podium. Met hun rug naar het publiek zitten ze plechtig en aandachtig in rijen uit te kijken op de kale achterwand van het theater. Ze wachten, eerbiedig, op wat komen gaat. Alleen al die aanwezigheid geeft de theaterruimte een sacrale sfeer: de schouwburg transformeert voor een ontroerend moment in een kerk. Alleen valt er hier niets te vereren, omdat er niks komt: geen opperwezen, geen hoger doel. Het waardevolle van deze simpele scène ligt elders. Van den Berg toont hoeveel ontwapenende schoonheid er ligt in de menselijkheid van het zoeken naar betekenis. Zeker als na het samenzijn iedereen weer druppelsgewijs het toneel verlaat: zichzelf gebleven, ongespeeld. Elke mens moet het leven individueel aangaan, hoe ongrijpbaar het ook is. Zo toont Winterverblijf het mooie van oprechte onzekerheid: zij is geen zwakte, maar een humane kracht.

Lotte van den Berg, beeld: Koen BroosONZEKERHEIDSMASSAGE

Het moge helder zijn: Lotte van den Berg is wars van eenduidigheid, zoekt haar antwoorden niet bij het Grote Betekenismonster. Voor haar zijn concepten als geloof en waarheid vloeibaar, het belangrijkste toetsingscriterium is de mate van oprechtheid in het zoeken zelf. Door op het toneel die zoektocht centraal te stellen, probeert ze de door betekenishonger verstarde toeschouwer te masseren, zachter te maken om ruimte te scheppen voor een andere, nieuwe verbeelding. Niet elke kijker blijkt daar in gelijke mate ontvankelijk voor te zijn, en soms kan je hem ook niet helemaal ongelijk geven. Als geheel is Winterverblijf namelijk wat onevenwichtig. Zo dragen de nochtans bijzondere, lage en grommende klanken van de Mongoolse zangeres Sainkho Namtchylak — doodgewoon op een stoeltje opzij van het speelvlak gezeten — inhoudelijk niet altijd even veel bij, en lijkt ook Marij Verhaeverts continue, soms zelfs storende, aanvoer van stoelen voor het slotmoment niet echt in Van den Bergs zoektocht te passen. Maar toch toont Winterverblijf op vele andere momenten een erg poëtische, puur menselijke esthetiek. Die niet wil objectiveren, maar je met al zijn gestuntel recht in het hart raakt, omwille van de onvolmaaktheid en kwetsbaarheid van het zoeken zelf.

Het theater van Lotte van den Berg is — ook hier grijnst weer het Betekenismonster — wel eens omschreven als 'bewust naïef'. Haar centrale zorg is de toeschouwer uit te nodigen om achter de alledaagse werkelijkheid te kijken, hem los te weken uit vaste kaders en denkpatronen. Met aandacht en rust, door te kijken en te luisteren zonder te oordelen. Of ze een ietsist is? Een overbodige vraag. Want deze theatermaker is het Grote Betekenismonster al lang voorbij, ze wil er niet eens tegen vechten. 'Laat dat monster zijn eigen staart maar opvreten,' zo denkt ze, 'ik zoek het in een andere richting.' Als 'bewuste naïeveling' voelt Lotte van den Berg dat zingeving niet in betekenis ligt en dat de waarheid niet gevonden wordt in antwoorden. Met haar Theater van de Onzekerheid biedt ze mooie, onverwachte en welkome vergezichten in deze door betekenishonger gegijzelde tijd.