Verknopen om niet te vergeten

Door Jan-Jasper Persijn, op Sat Nov 28 2015 08:53:14 GMT+0000

‘Een actueel thema en een titel met perspectief’: dat belooft de tentoonstelling (On)Voltooid Verleden Tijd in de Leuvense Universiteitsbibliotheek. Ze verzamelt werk van kunstenaars die zich op vraag van curator Eva Cardon lieten inspireren door ‘de problematiek van veroudering en dementie’. In de praktijk is er een vormelijk breed uitwaaierend gezelschap te zien, wat eens te meer de vraag oproept naar de kunst van het cureren.  Wat maakt van een thematentoonstelling een geslaagde bezoekerservaring?

Een eerste antwoord is dat een curator voorbij het louter bijeenbrengen van werk ook betracht de lege ruimte tussen die werken te benoemen. In een eerste luik lijkt (On)Voltooid Verleden Tijd dat ook expliciet te doen: een aantal schrijvers werd uitgedaagd om een artistieke samenwerking aan te gaan met beeldend kunstenaars. Door de dialoog te impliceren in het format, krijgt ook de curator een stem die meespreekt in de kantlijn van die samenwerking.

Woord met beeld

68_persijn_affiche.jpgDe stemmen van de kunstenaars zelf blijken in verschillende vormen aan elkaar te kleven. In de minst geavanceerde variant wordt geschreven materiaal letterlijk van beeld voorzien, of andersom. Het eindresultaat presenteert zichzelf dan als twee stemmen die met andere woorden in één richting trachten te spreken. Zo verdicht Max Temmerman schetsen van tekenaar Ilah (Tastbaar, 2015) of baseert Frederik Van den Stock zijn tekeningen op verzen van dichter Peter Holvoet-Hanssen (Meermin van Haarlem, 2015). In Monster (2015) van schrijver Roderik Six en illustratrice Isabelle Vandenabeele, wordt dementie voorgesteld als een monster dat zich doorheen steeds meer lagen van Six’ verhaal naar de voorgrond dringt. In eerste instantie tracht hoofdpersoon Georges zijn monster ingekaderd tegen de muur te spijkeren (“Zijn lichaam was een vreemd huis geworden, tegelijk vol en hol”), maar dan getuigt hij hoe het monster begint te leven en aan zijn controle ontsnapt. (“Georges was een gewond gebouw. […] Zijn tong lag begraven in zijn mond.”) De tekeningen van Vandenabeele begeleiden het verhaal: ze verbeelden de verschillende stadia van Georges’ aftakeling, waarin het monster steeds meer plek gaat opeisen. In deze variant blijft het samenwerkingsverband zichtbaar in de uiteindelijke presentatie: woord en beeld zitten min of meer op elkaar.

In een meer gecondenseerde vorm van samenwerking smelten beide stemmen samen vanuit een intensief maakproces. Voor de toeschouwer zijn de autonome stemmen dan niet langer teontwarren voorbij de strijd die eraan voorafging. Zo getuigt de mengvorm in het werk van Stijn Vranken en Martha Verschaffel (Alles. Dat lijkt me het beste, 2015) van het verlangen om vormelijk zo dicht bij elkaar te komen dat versmelting uiteindelijk onvermijdelijk wordt. Ook in de samenwerking tussen Maartje Wortel en Wide Vercnocke (Dit is een herhaling, 2015) blijkt er iets op te lossen. Verschillende digitale projecties tonen een gedachtestroom waarin woord en getekend beeld aanvankelijk synchroon op elkaar passen, maar dan onvermijdelijk uiteen glijden en elkaar voorgoed kwijtraken.

Een curator kan steunen op de kracht van suggestie om iets toe te voegen dat voor de toeschouwer ongezien blijft.

Vreemd genoeg vergroeien tekst en beeld pas echt wanneer beide stemmen voor zichzelf blijven spreken, en in een levende dialoog tegen elkaar worden uitgespeeld. Dat is uitdrukkelijk het geval bij de ongewone communicatie tussen kunstenares Ephameron (pseudoniem van curator Eva Cardon zelf) en schrijver Arnon Grunberg. In een uitwisseling van beelden en zinnen via whatsapp zoeken ze naar herinneringen en naar elkaar, hoewel ze die beide intenties steeds opnieuw mislopen. In hun gesprekken verschijnen ze verloren voor elkaar, in een levende dialectiek van aanraken en kwijtraken. Elk in hun taal proberen ze de reikwijdte van elkaars woorden of beelden min of meer naar waarde te schatten, te beïnvloeden, vast te houden. Het zal hen niet lukken. Hun laatste woorden blijken de enige waarheid van hun relatie: ‘Je kunt alleen iets verliezen wat je niet werkelijk gehad hebt. (…) We hebben niet elkaar – we hebben tekst en beeld’. (donderdag, 00:55u).

Het is de sublieme neerslag van een gevecht tegen de vergetelheid, in de vorm van een gesprek dat van weerszijden inbeukt op een dikke mist. Ephameron en Grunberg behouden de afgelijnde vorm van hun communicatie, maar wissen elkaar binnen die contouren steeds verder uit. Terwijl Ephamerons eerste tekeningen Grunberg aan zijn eigen leven willen herinneren, lijkt aan het einde alleen nog zijn vergeten van tel. Een vliegtuig wordt in negatief afgebeeld: alleen de randen blijven, de inhoud is vervaagd. Met zijn geheugen neemt Grunberg noodgedwongen afscheid van zichzelf (vrijdag, 01:44u: ‘Kun je over jezelf spreken zonder herinneringen te hebben?’) en van zijn geliefde (woensdag, 20:49u : ‘Steeds minder geheugen. Beter gezegd – jij bent mijn geheugen’).

68_Persijn_fiets.png 68_Persijn_vliegtuig.png

De samenwerking tussen Ephameron en Grunberg is daarom voor de toeschouwer net genuanceerd genoeg: de witruimte tussen beiden raakt wel enigszins ingekleurd, maar dan zonder dat de interpretatielijnen vanzelf al te strak komen te staan. In die oefening zit misschien wel de hele betrachting van het cureerwerk van (On)Voltooid Verleden Tijd vervat.

Ruimte voor suggestie

Een curator kan kunstenaars dus expliciet met elkaar laten samenwerken, maar ook steunen op de kracht van suggestie om iets toe te voegen dat voor de toeschouwer ongezien blijft. Dat kan bijvoorbeeld door een significante plaatsing in de ruimte of doordat de nabijheid van ander werk iets van communicatie uitlokt. In die zin verzamelt (On)Voltooid Verleden Tijd in een tweede luik individueel werk dat in de regel niet speciaal voor deze gelegenheid gemaakt werd, maar wel in brede zin aansluit bij het opzet. Ook daar toont Cardon zich als curator in een aantal weloverwogen keuzes.

Zo flankeert Michael Borremans’ The Marvel (2001) een intiem fotoportret van Nicolas Karakatsanis (untitled, 2014). De identiteit van beide figuren lijkt in verhouding te staan tot de leegte die hen omgeeft. Terwijl Borremans’ gedaante devoot de blik afwendt naar binnen, lijkt Karakatsanis’ personage de leegte zelf naar buiten te hebben getrokken, de blik zelfbewust en tegelijk verloren. De volheid van het wonder contrasteert met de weerloze naaktheid van de blik waaraan het wonder voorbijgaat. Beide portretten – als vormen van kijken – zijn daarom elkaars reflectie in betrachting, maar elkaars evenbeeld in kwetsbaarheid.

68_Persijn_blik 1.png68_Persijn_blik 2.png

Daarnaast lijkt ook de nabijheid van Fik Van Gestels schilderij Jenkins’ Grass (2009) en Sarah & Charles’ installatie Interior #06 (2013) betekenisvol. Van Gestel legt naar eigen zeggen  bloot hoe een werk doorheen een maakproces van inhoud verandert en in die zin een herinnering aan zichzelf kan zijn. Kunstenaarsduo Sarah & Charles toont eenzelfde compositie zowel drie- als tweedimensionaal en duidt zo de manipulatie van onze perceptie. In beide gevallen zitten de verschillende lagen expliciet naast elkaar in eenzelfde werk. Zo maken beide werken de tijd in zeker zin ruimtelijk zichtbaar.

Het thema als betekenisknoop

_(On)Voltooid Verleden Tijd toont ook nog een derde strategie om de vertaling van kunstenaar naar toeschouwer vlot te cureren: een eigen kijk op de thematische vraagstelling. Daarin onderscheidt zich het betere cureerwerk: de meerstemmigheid van een thematiek wordt behalve onvermijdelijk ook noodzakelijk. Al te vaak is die thematische vraagstelling bij een tentoonstelling terug te brengen tot een breed uitgelijnde herhaling van een titel die niet genoeg voor zichzelf kan spreken. Liever is een thema de uitdrukking van een meerduidige vraag die de curator zich stelt en waarop de samengestelde tentoonstelling het meerstemmige antwoord is. Dat is het geval in (On)Voltooid Verleden Tijd : de tentoonstelling leest als een artistieke oefening die de problematiek van dementie en veroudering aangrijpt om een veel bredere reflectie over identiteit, gelaagdheid en geheugen uit te lokken. Het thema wordt benaderd als een meerduidige betekenis_knoop.

Cardons weloverwogen, maar nooit verstikkende aanpak maakt van _(On)Voltooid Verleden Tijd _een gevarieerde, uitgebalanceerde ervaring die steeds intellectueel prikkelend blijft.

Zo slaagt curator Eva Cardon erin om werk samen te brengen zonder de particuliere zeggingskracht van het artistieke ambacht te miskennen. Dat doet ze vooral door werken die min of meer dezelfde vragen aan de orde stellen, thematisch met elkaar te verknopen. Het creëren van zo’n netwerk laat bovendien sporen na van haar interpretatieve arbeid. Wat uiteindelijk als geheel aan de toeschouwer wordt aangeboden, is de betekenisknoop zoals de curator die nauwgezet heeft vastgemaakt. Dat deze knoop met veel kennis van zaken in elkaar is gelegd, wil echter niet zeggen dat de toeschouwer ontslagen wordt van het werk om hem zelf weer open te leggen of zelfs met enig geweld door te snijden. Het is mijn overtuiging dat een gelaagde en dus geslaagde toeschouwerservaring daarmee staat of valt. De lijn die kunstenaar, curator en toeschouwer verbindt, vormt een aanhoudend dialectische beweging van verknopen en losmaken, met de figuur van de curator als bemiddelende kracht.

Zo toont Charif Benhelima’s In Memoriam (2007) uit de reeks Black-out: Cemetery ­– wellicht een van de meest indrukwekkende stukken van deze expositie – een zwaar overbelicht beeld dat zonder indicatie van de titel moeilijk te herkennen is. Juist omdat Cardon een aantal thematische knooppunten heeft vastgezet, dringt zich een zorgvuldig omlijnde betekenis op. In een reeks die het geheugen problematiseert vanuit het ziektebeeld van dementie, ligt de inhoud van In Memoriam plots voor de hand: het werk verbeeldt de zoveelste uitdruk van een herinnering die bijna terstond opnieuw lijkt te verdampen. Hoewel de gecureerde context de meerduidigheid van het beeld in een specifieke richting stillegt, is het ontwarringswerk nog steeds aan de toeschouwer zelf. Bovendien kan de thematische tussenkomst van een curator natuurlijk nooit voorkomen dat dit werk zich ook helemaal anders laat lezen.

68_Persijn_kerkhof.png68_Persijn_shadow.png

Een ander duidelijk voorbeeld van het spel van betekenisverknoping tussen artiest, curator en toeschouwer is David Claerbouts Elegant Elephant (1996). Centraal op deze ‘gewassen’ tekening toont zich een schaduwbeeld dat een actieve rol lijkt te claimen tegenover de afgesneden mensengedaante waar het van afhangt: de schaduw domineert in grootte en positie. Opnieuw begrijpt de toeschouwer het werk in eerste instantie op voorspraak van Cardon via de thematische betekenaars ‘identiteit’ en ‘gelaagdheid’. De consequenties van Clearbouts ingreep – wat letterlijk de donkerte omgordt, wordt centraal in het licht geplaatst – krijgen via Cardons eigen vraagstelling een uitgelijnde betekenis. Maar ook hier geldt: ondanks de aangereikte mogelijkheid over deze betekenisknopen te lopen, blijft de toeschouwer aanhoudend uitgedaagd: wat betekent deze omkering? Wat met de titel Elegant Elephant? Net die ambivalentie is ontegensprekelijk de grootste meerwaarde van een verdienstelijk curator.

Het betere cureerwerk denkt de tussenruimte, expliciet of suggestief. Daarnaast laat het een thematische eenheid en verknoping van betekenis zien die de toeschouwer een voorzet geeft, zonder hem daarmee te ontslaan van zijn interpretatieplicht. De vertaling van kunstenaar naar toeschouwer ziet zich, kortom, bescheiden bemiddeld. Cardons weloverwogen, maar nooit verstikkende aanpak maakt van (On)Voltooid Verleden Tijd een gevarieerde, uitgebalanceerde ervaring die steeds intellectueel prikkelend blijft.

(On)Voltooid Verleden Tijd is nog te bezichtigen in de Leuvense Universiteitsbibliotheek tot 6 december.

Jan-Jasper Persijn doctoreert over politieke subjectiviteit in het werk van Alain Badiou aan de vakgroep Wijsbegeerte van de Universiteit Gent.