Van verbeelding naar ideologie

Door Eva Sancho Rodriguez, Anoek Nuyens, op Thu Nov 26 2015 14:38:26 GMT+0000

Als de tijden donker zijn, volstaat het dan nog om dat duister te analyseren? Om licht te werpen op de zere plekken en die ijverig op te lijsten in een zwartboek? Die luxe zijn we voorbij. Licht aan de einder, daar is nood aan. En de actieve poging om daar te geraken. In de kunsten bieden zich met New Sincerity en het posthumanisme twee wegen naar die horizon aan. Het is geen tweesprong. We kunnen er beter één weg van maken. Voorbij de duisternis. En zelfs voorbij de loutere verbeelding.

Je ziet ze in elke boekhandel en hebt er misschien zelfs een paar op de plank staan: boeken die ons vertellen wat er mis is in onze samenleving. Ze dragen titels zoals Dit kan niet waar zijn, Het land is moe, De vermoeide samenleving of Tijd van onbehagen. Enerzijds hebben ze een activerend effect – je wilt iets aan al die misère doen – anderzijds werken ze ook een gevoel van machteloosheid in de hand. Want wat kan je doen? En waar moet je beginnen? Minder vlees eten? Auto wegdoen? Geen kleding meer kopen uit Bangladesh? Het zijn denkbeeldige druppels op een gloeiende plaat, nooit genoeg om wat voor mondiaal probleem dan ook op te lossen.

New Sincerity gebruikt de subjectieve beleving om grote, abstracte problemen en veranderingen invoelbaar te maken

In hoeverre helpt het in kaart brengen van tekortkomingen van een systeem ons vooruit in het verbeelden van een alternatieve toekomst? Als piloten een noodlanding moeten maken, visualiseren ze een open plek. Want als ze focussen op wat er allemaal misgaat, vliegen ze aan die open plek voorbij. Misschien is de oorzaak van onze permanente impasse niet het feit dat we niet weten wat we moeten doen, maar bevinden we ons veeleer in een zogenaamde ‘verbeeldingscrisis’. Volgens de Belgische professor Lieven De Cauter hebben we meer activistische verbeelding nodig, en ook Nederlands socioloog en filosoof Willem Schinkel pleit voor een ‘Centrum voor Publieke Verbeelding’.

Anders dan in de jaren 1960 en 1970, de tijd waarin burgers en politici werkten met de leus ‘De verbeelding aan de macht!’, zijn in de eenentwintigste eeuw de kunstenaars tot verbeelding-specialisten uitgeroepen. Steeds vaker wordt er naar kunstenaars gekeken als het gaat om het verbeelden van die mogelijke, parallelle nieuwe werelden. Hoewel deze nieuwe rolverdeling op zijn minst bevraagd moet worden, geeft ze kunst na de opmars van populaire cultuur weer een centrale rol in het nadenken onze toekomst. Maar hoe wordt die toekomst verbeeld? Binnen het hedendaagse westerse kunstdiscours zijn er twee stromingen zichtbaar, die zich allebei direct verbinden met het verbeelden van actuele dilemma’s en transitiethema’s. Valt daar inspiratie te halen om ons gevoel van machteloosheid te keren?

New Sincerity

De zogenaamde ‘New Sincerity’-beweging uit zich vooral in literatuur en film en ontstond in het begin van deze eeuw als een reactie op het cynisme van de jaren 1980 en 1990. Tegen de achtergrond van een diep wantrouwen in bestaande machtsstructuren en sociale systemen, staken jongere schrijvers af door hun voorzichtige optimisme. Zoekend naar oprechtheid, tegen beter weten in. Romans zoals Dave Eggers’ A Heartbreaking Work of Staggering Genius waren het begin van een opleving van de autobiografie in literatuur, film en televisie: het inleefbare gevoel van de persoonlijke ervaring als een manier om je weer met de wereld te verbinden. De film While We’re Young liet zien hoe intense introspectie op het eigen leven – in plaats van een primair maatschappelijke reflectie – inmiddels een soort norm is geworden.

De New Sincerity-beweging bouwt op een tamelijk romantische manier van denken en krijgt dan ook vaak het verwijt dat zij apolitiek is. En toch biedt de New Sincerity-beweging ook voorbeelden van goede romantiek. Zij gebruiken de subjectieve beleving om grote, abstracte problemen en veranderingen invoelbaar te maken. Dave Eggers’ roman The Circle uit 2013 slaagde er bijvoorbeeld in om de onheilspellende impact van technologie op ons eigen leven vast te leggen. Het boek liet niet alleen zien hoe technologie onherroepelijk het privéleven binnendringt en onze machtsstructuren overhoop gooit (Google als nieuwe superstaat). Akelig confronterend was voor lezers ook de gelatenheid waarmee we dit laten gebeuren.

69_Nuyens© Martha Verschaffel_700.jpg

Boeken als The Circle laten ons voelen wat er verandert in de wereld, maar doen dat uiteindelijk zonder antwoorden of mogelijkheden tot verzet. Die laten ze liever aan de lezer over. Ze geven ons middelen en verbeeldingen om over die toekomst te praten, maar geen richting. Zo kan iedereen nog steeds het zijne ervan denken en worden de echt moeilijke discussies over de consequenties vermeden.

De suggestie dat New Sincerity’s ideaal van persoonlijke authenticiteit slechts een excuus voor narcisme zou zijn, negeert de complexe geschiedenis ervan. Het ideaal van authenticiteit, dat stelt dat ieder mens vrij moet zijn om te leven in verschil met anderen, is een van de belangrijkste humanistische idealen. En toch lost het romantische denken van vandaag nooit zijn beloftes in. Want ook al inspireerden denkers als Rousseau ooit revoluties, vandaag wordt romantiek vooral gereduceerd tot een vorm van escapisme. Het beste ben je authentiek in ‘de natuur’. Geprivilegieerde burgers trekken zich liever terug in hun eigen biologische moestuin dan dat zij zich druk maken over politiek. Politiek wordt te ingewikkeld gevonden, want ga je maar eens verdiepen in de complexe klimaatonderhandelingen die deze maandplaatsvinden in Parijs. Zelfs de ongebruikelijke encycliek van de paus of het nieuwe klimaatplan van Obama slagen er niet in om een gesprek erover op gang te brengen.

Posthumanisme

Een duidelijk politiek doel vind je juist wel in het posthumanisme, dat vooral opduikt in de context van beeldende kunst en performance art. In tegenstelling tot New Sincerity, dat alles wil bekijken vanuit de mens en het subjectieve, beschouwt het posthumanisme het mens-centrische denken juist als bron van alle grote problemen. Want heeft het geloof in het belang van de mens niet voor de grote kaalslag op de natuur gezorgd? En is het hardnekkige vasthouden aan ‘maakbaarheid door de mens’ niet blind voor de systematische economische en ecologische crises die we hebben gecreëerd?

Binnen de contouren van het posthumanisme is de mens niet langer het centrum, maar slechts een onderdeel van een complex netwerk. En dat netwerk is net zo afhankelijk van de materiële wereld (fossiele brandstoffen, drinkwater) als van niet-menselijk leven (virussen, veestapels). Het posthumanisme is niet tegen de mens, maar probeert te waken voor de blinde vlekken van het traditionele humanisme. Het feit dat we nog steeds niet de ernst inzien van de klimaatverandering op aarde, is zo’n blinde vlek. Een veranderend klimaat is nu eenmaal niet te vatten via onze eigen alledaagse subjectieve ervaring, daarvoor is een ander denken nodig.

Geïnspireerd door filosofen als Gilles Deleuze, Rosi Braidotti en Bruno Latour proberen posthumanisten steeds onze relaties met andere, niet-menselijke dingen te benadrukken. Dus niet vanuit de mens, maar met de mens. Dat het moeilijk is je hier een voorstelling van te maken, is evident. Al enkele eeuwen, misschien wel sinds de geboorte van de Reformatie of het humanisme, zijn we geoefend in het denken vanuit de mens.

Een poging tot verbeelding

En toch worden er, voornamelijk door kunstenaars, steeds meer pogingen gedaan deze wereld te omschrijven. Onlangs was er bijvoorbeeld de tentoonstelling Anthropocene Observatory bij BAK in Utrecht. Een posthumanistisch observatorium: als bezoeker kwam je terecht in een duizelingwekkend overzicht van feiten. Over hoe kleine maar cruciale verschuivingen in brandstoffen samenhangen met eeuwenoude koloniale relaties. Over hoe complex de organisatie van een hedendaagse klimaattop is en hoe moeilijk het is om zulke politieke processen in beeld te krijgen. De tentoonstelling boeide, maar hoe gek dat ook klinkt, ze was bijna te abstract om je er iets bij voor te stellen – misschien juist omdat de mens hier niet meer het centrum van de samenleving vormde? De tentoonstelling creëerde vooral een observatorium waaruit bleek dat de wereld een complex en materieel netwerk is, maar als bezoeker bleef je achter met de vraag waar jij, als individu, in dat netwerk een plek hebt. Zo maakte Anthropocene Observatory je bewust van de enorme schaal en urgentie van de klimaattop in Parijs, maar er bleef een gapend gat tussen dat politieke proces en wijzelf als tentoonstellingsbezoekers én democratische burgers.

Het is een terugkerend fenomeen: lezingen of exposities over posthumanisme kenmerken zich door hun theoretische karakter, met publicaties die uitsluitend circuleren in de academische wereld. Die abstracte benadering staat lijnrecht tegenover het subjectieve-en-dus-vrijblijvende verhaal dat te vinden is bij New Sincerity. New Sincerity weet de romantische pathos te gebruiken om de interesse aan te wakkeren voor grote thema’s zoals surveillance, weet kwesties invoelbaar te maken, maar reikt tegelijkertijd nooit verder dan dat. De romantische egodocumenten laten problemen zien, maar schuwen oplossingen. Die worden doorgeschoven naar het publiek.

Het posthumanismedaarentegen reconstrueert machtsrelaties op hoog niveau: tussen mens, aarde en dingen. Het zoekt naar oplossingen binnen theoretische benaderingen, maar verliest daarin zijn zeggingskracht. Het mist verhalen die toegang geven en ervoor zorgen dat de nieuwe manier van denken ook omgezet kan worden in nieuwe manieren van handelen. Want ook al trekt de politieke agenda van het posthumanisme weliswaar geëngageerde studenten, kunstenaars en denkers aan, het blijft voor het grote publiek te ontoegankelijk.

Het posthumanisme reconstrueert machtsrelaties op hoog niveau: tussen mens, aarde en dingen

De Franse filosoof Bruno Latour zette de deur van deze ‘geheime posthumanistische club’ op een kier met het Parliament of Things. Hij bedacht het tot de verbeelding sprekende idee van een parlement der dingen, waar naast mensen ook plaats is voor objecten en dieren. Daarmee wilde hij het kunstmatige onderscheid tussen natuur en cultuur in het humanisme aan de kaak stellen. Volgens Latour heeft dat onderscheid ervoor gezorgd dat we de controle zijn verloren over technieken die uit onze eigen handen zijn ontstaan.

Het is een boeiend idee, zeker omdat de laatste jaren dieren en objecten steeds vaker de status van een rechtspersoon krijgen, zoals de Whanganui rivier in Nieuw-Zeeland en orang-oetan Sandra uit Argentinië. In Ecuador zijn sinds kort zelfs natuurrechten in de grondwet opgenomen. Maar hoe krijgt dat vorm in de praktijk? Uiteindelijk waren het de advocaten van Sandra die bepaalden wat het beste voor Sandra was, en de rivier in Nieuw-Zeeland kreeg twee voogden aangewezen. Zo heeft dan toch weer de mens het voor het zeggen. Dat was wellicht niet de verandering in denken die Latour voor ogen had. Zijn er andere mogelijkheden?

Politiek met een verhaal

De oplossing lijkt simpel: voeg de twee stromingen samen. Het posthumanisme heeft goede verhalenvertellers nodig, maar andersom hebben de verhalenvertellers van New Sincerity politiek besef nodig. Want een goed verhaal daagt niet alleen je verbeeldingsvermogen uit, maar maakt ook duidelijk welke keuzes we moeten, kunnen of willen maken. Het sleept je mee in het besef dat er keuzes zijn. Posthumanisme heeft de politieke agenda, de romantiek kan er verhalen van maken.

69_Nuyens© Martha Verschaffel2_700.jpg

Stel dat zo’n huwelijk zou werken. En dat er over een paar jaar een allesomvattende nieuwe romantisch-posthumanistische wereldorde verbeeld wordt. Dat verhalen zoals die van Dave Eggers niet langer vrijblijvende werelden scheppen, maar in lijn met het Anthropoceen Observatory ook uitzicht bieden op materiële consequenties en de mogelijkheid van ingrijpen? Wat als de posthumanistische tentoonstelling in BAK een bestsellerroman had geproduceerd die de klimaattop van december 2015 veranderde in politieke strijd? Dan wordt de rol van kunst voor haar publiek ongemakkelijk confronterend, want anders dan de journalistiek doet ze dan niet slechts verslag van de wereld.

Zo’n verdere stap is nodig. We zijn, ergens onderweg, gewend geraakt aan hoe media-aandacht voor zulke politieke processen pas aanzwelt wanneer de top mislukt is. De laatste jaren klinkt steeds vaker het verlangen dat kunstenaars problemen zullen oplossen, bijna als een taak van uitbesteding van verantwoordelijkheid. Dat geeft misschien wel precies aan wat het probleem is: we durven niet in het politieke te stappen, in de tussenruimte tussen ons en de ander. We blijven hangen bij boeken van betrokken commentatoren die stoppen bij de analyse van wat er fout loopt. We lezen die boeken alsof we ook zelf commentatoren zijn, kijkend naar de wereld. Hoe van die wereld weer deel worden, erin gaan staan?

De verlamming voorbij

Al meer dan vijftig jaar geleden beschreef Hannah Arendt hoe westerlingen de vrijheid om zich niet met politiek in te laten, zijn gaan beschouwen als een fundamentele vrijheid.We menen ons te mogen terugtrekken uit de wereld en machtigen nu de kunsten om onze toekomst te verbeelden. We willen ernaar kijken, zoals bij een verbeelde wereld, maar het niet aangaan.

‘Wij’ en ‘zouden’ zijn taboewoorden geworden, want wie ben jij om iets over een ander te zeggen?

Dat laat zien hoe moeilijk politieke taal geworden is. We kunnen bijna niet meer over politiek praten, omdat het onze fragiele sociale banden juist op het spel zet. Om je als progressief mens uit te spreken is sociaal ongemakkelijk of zelfs onwenselijk geworden. ‘Wij’ en ‘zouden’ zijn taboewoorden geworden, want wie ben jij om iets over een ander te zeggen? Politiek en ethiek hebben de vervelende eigenschap ons te verdelen, terwijl we al leven in een individualistische, angstige wereld. In zo’n onzekere wereld is de vrijheid die Arendt ooit beschreef, veranderd in verlamming.

Misschien is die angst voor de tussenruimte, de politieke ruimte tussen onszelf en anderen, wel te bestrijden door de verbeelding. Misschien kunnen de kunsten ons daadwerkelijk een beeld van de toekomst teruggeven. Kunst kan invoelbaar maken wat onze plek in de wereld is: in al haar complexe en geglobaliseerde hedendaagsheid, met al haar bestaande politieke processen, en zelfs met haar on-mediagenieke wereld van publiek beleid en de ongemakkelijkheid van de consequenties van je keuzes.

69_Nuyens© Martha Verschaffel3_700.jpg

Maar die verbeelding is niet genoeg. Verbeelding is niet consumeerbaar of delegeerbaar, ook niet vanuit of aan de kunsten. Om terug te kunnen keren in de tussenruimte moeten we weer leren politieke taal te spreken: ons durven uitspreken voor of tegen, om deze redenen en om deze toekomst, zonder angst om onze fragiele plek in het sociale te verliezen. Het posthumanisme kan voor dat politieke spreken de inhoud aanreiken, New Sincerity de vorm. Want als ideologie een taal is die we zijn gaan onderdrukken, dan is de echte taak voor de kunsten om ze ons weer te leren spreken.

Anoek Nuyens is theatermaker en schrijver. Eva Sancho Rodriguez onderzoekt de filosofische wortels van New Sincerity en hedendaags engagement aan de UvA.