Uitgeven zonder opgeven. Vlaamse literaire uitgevers over de kloof met Nederland

Door Tom Van Imschoot, op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

Bijna één jaar na de ingrijpende reorganisatie van de Nederlandstalige boekenmarkt (zie kader), gaat per 1 januari 2011 De Bezige Bij Antwerpen van start, met zowel Harold Polis als Bezige Bij-directeur Robbert Ammerlaan aan het roer. Meulenhoff|Manteau, dat onder Polis uitgroeide tot een Vlaams fonds dat bovengemiddeld doordrong in Nederland, wordt zo hernoemd naar een uitgeverij die misschien nog het meest met Amsterdamse culturele arrogantie geassocieerd wordt – al dan niet terecht. Lannoo verwierf bij dezelfde reorganisatie J.M Meulenhoff en krijgt zo de kans om zich met fictie bezig te houden, een oude wens. In Boekblad herhaalde Matthias Lannoo echter dat wie in het Nederlandse taalgebied op het vlak van fictie actief wil zijn, dat het best vanuit het centrum doet (versta: Amsterdam): ‘Als je dat vanuit Vlaanderen doet, kan je wel auteurs aantrekken, maar zodra ze succes krijgen, zullen die overstappen naar een Nederlandse uitgeverij.’

Klopt dat? Blijft de literaire relatie tussen Nederland en Vlaanderen ten eeuwigen dage een zaak van centrum versus periferie? Ook nu Nederland gidsland af is en de hele culturele beleving internationaliseert? rekto:verso vroeg vier Vlaamse fictie-uitgevers naar hun visie. Kevin Absillis (UA) analyseert mee.

Op 22 januari 2010 kochten de Nederlandse uitgeversgroep _WPG_ en de Vlaamse uitgeverij _Lannoo_ de boekendivisie van het eertijds Nederlandse _PCM uitgevers_, dat in 2009 in handen was gekomen van het Vlaamse mediaconcern _De Persgroep_. _WPG_ en _Lannoo_ deelden de buit onder elkaar. _WPG_, dat onder andere _De Bezige Bij_ bezit, ging lopen met _A.W. Bruna_ en _Standaard Uitgeverij_, de literaire imprint _Meulenhoff|Manteau_ incluis. _Lannoo_ lijfde _Meulenhoff Boekerij_ en _Unieboek|Het Spectrum_ in.

Rudy Vanschoonbeek, Uitgeverij Vrijdag

Vlaanderen heeft weinig literaire huizen die al jaren actief zijn in Amsterdam, Utrecht of Breda, en die zowel in eigen land als internationaal een netwerk van agenten en scouts uitbouwden. Maar Nederlandse uitgevers die Vlaamse auteurs uitbrengen, werkten altijd meer aan de uitbreiding van hun marktaandeel dan dat ze hen vlotter in Nederland deden doordringen – uitzonderingen niet te na gesproken, maar die heb je in beide richtingen. Toen ik enkele jaren het literaire aanbod inkocht voor boekenclub ECI in Nederland én Vlaanderen, viel me op dat beide landen uit elkaar groeien: Vlamingen lezen en kennen steeds minder Nederlandse auteurs, en vice versa. Dat heeft vooral te maken met het mediagebruik, dat steeds verder uiteenloopt: we kennen elkaars vedetten amper nog, op welk terrein dan ook.

Ik vind niet dat openbare instellingen, zoals Letterenfondsen, die marktgestuurde mediasituatie moeten corrigeren. Je moet vooral je eigen sterktes overtuigd uitdragen. Wel pleit ik ervoor om in Vlaanderen extra middelen en mogelijkheden vrij te maken om de export naar Nederland te promoten. Maar daarbij moet altijd de waarde van het product voorop staan, veeleer dan de herkomst. Een interessante formule is co-editie: een Vlaamse en Nederlandse uitgever bewerken en bedienen de eigen markt met juiste betrokkenheid en niet-aflatende inzet. Lezers willen vooral boeken kopen die hen raken. Waar die vandaan komen, maakt hen weinig uit.

Leo De Haes, Linkeroever Uitgevers (o.a. Houtekiet)

De relatie tussen Nederland en Vlaanderen blijft inderdaad een kwestie van centrum en periferie. Om het te zeggen met een beeld dat geografisch niet klopt, maar dat de literaire realiteit wel goed weergeeft: van Amsterdam naar Antwerpen is het naar beneden fietsen, en omgekeerd dus bergop. Moet dat worden veranderd? Ja en neen, het sorteert toch geen effect. Overigens geldt dat ‘bergaf’ maar voor een beperkt aantal auteurs: Lanoye, Brusselmans en dergelijke. En de meeste Nederlandse auteurs hebben er al helemaal niks aan. Die blijven onbestaande in Vlaanderen.

De situatie kan alleen veranderen als Antwerpen (na 425 jaar) weer de belangrijkste stad van de Lage Landen wordt. Maar laten we niet wanhopen: als je blijft inzetten op kwaliteit, gebeuren er ook kleine wonderen met in Vlaanderen uitgegeven boeken. Bergop gaat (soms) ook. Het is wat moeizamer, maar als je de top bereikt, is het zalig.

André Van Halewyck, Uitgeverij Van Halewyck

Er is altijd animositeit geweest tussen Vlaanderen en Nederland en die zal ook nooit wegebben: het blijven twee verschillende culturen, met hun eigen gevoeligheden. Daarbij is Amsterdam altijd het centrum geweest, de rest periferie: Utrecht, Breda en zeker Vlaanderen. Ooit is Julien Weverbergh erin geslaagd om in die periferie een subcentrum te ontwikkelen met Manteau, maar na zijn ontslag is dat versplinterd en zijn de beste brokken eens te meer door Nederlandse uitgevers ingepikt. Daarna is er nooit meer zo’n Vlaams subcentrum samengesteld geraakt. Wij deden bescheiden, niet-onverdienstelijke pogingen met Kritak, maar dat is dan weer verkruimeld na mijn ontslag in 1994. Harold Polis heeft de voorbije jaren wel een mooi parcours afgelegd, en door de integratie in De Bezige Bij Antwerpen zou daaruit op middelkorte termijn een nieuw subcentrum kunnen ontstaan, met een directe lijn naar Amsterdam. Het duo Ammerlaan – Polis zou zo de opvolger kunnen worden van Weverbergh – Brouwers bij Manteau. Al is de vraag hoelang Ammerlaan aan het roer wil blijven staan.

Tegelijk vinden de toptalenten sinds een twintigtal jaar vanzelf hun weg naar Amsterdam. De meeste grote Vlaamse namen werden en worden uitgegeven in Amsterdam. Dat betekent niet dat ze meer verkopen, maar ze worden daardoor wel opgepikt door Nederlandse media en ze komen letterlijk en figuurlijk met een A-label terug naar Vlaanderen. Veel potentiële Nobelprijswinnaars is Vlaanderen daar niet bij ingeschoten. Maar gezonde potgrond en plaatselijke belangstelling zijn wel belangrijk om talenten te laten ontplooien.

Harold Polis, Meulenhoff|Manteau, per 1 januari De Bezige Bij Antwerpen

Het feit dat de uitgeverij waarvoor ik werk in Antwerpen is gevestigd, doet op geen enkele manier afbreuk aan de grote ambitie waarmee we ons vak beoefenen. Ik werk voor lezers van Kortrijk tot Groningen én daarbuiten, want we verkopen niet zelden rechten aan buitenlandse collega’s.

Het klopt echter dat velen niet beseffen hoe het Nederlandse taalgebied in elkaar zit. België en Nederland zijn twee zeer verschillende landen met verschillende markten en gescheiden publieke opinies. Dat zal niet veranderen. Omdat onze lezers in twee landen wonen, moeten Nederlandstalige uitgevers telkens opnieuw manieren vinden om hen te bereiken en te verleiden. Dat is een commerciële uitdaging van jewelste. Om aan weerskanten van de grens verstaanbaar te zijn, moet je inspanningen leveren en een heuse vertaalslag maken. In vele gevallen lukt het niet. Die ervaring heeft me geleerd dat er geen eenduidige, laat staan gedeelde Nederlandstalige cultuur bestaat. Het is perfect mogelijk om ook een geschiedenis van de Vlaamse literatuur te schrijven.

Maar eigenlijk zijn dat niet meer dan de omstandigheden waarin de leescultuur gedijt. Veel belangrijker is de leescultuur zelf, en de status die men aan het Nederlands toekent. Taal is voor mij een middel, geen doel. Het is noodzakelijk een taal te delen en dus zo goed mogelijk te beheersen, maar dan begint het pas. Je kan de literaire ervaring in om het even welke grote taal leren. Meertaligheid vormt in dat opzicht een enorme rijkdom. We moeten als samenleving de grote voordelen van de toenemende meertaligheid ten volle gebruiken.

Lezen is een intieme ervaring die je met totaal onbekende mensen en in andere talen kan delen. Nationaliteit, sociale afkomst of schoenmaat interesseren me op dat moment niet (en anders ook niet echt). We moeten in Vlaanderen met tomeloze inzet strijden voor een leescultuur die een voldoende hoog niveau bereikt. Dat veronderstelt dat we alle onderdelen van die leescultuur én het onderwijs van onze kinderen ernstiger nemen. Literatuur mag geen privilege zijn van een blanke, hogeropgeleide minderheid.

Kevin Absillis (UA/FWO-Vlaanderen)

Een cultureel geletterde bovenlaag zeurt al bijna tweehonderd jaar dat de Vlaamse natie de aansluiting op de moderniteit heeft gemist. Ten bewijze daarvan heeft ze vele symptomen opgevoerd, maar twee ervan zijn extra uitvoerig betreurd: a nijpende taalarmoede, en b het gebrek aan een intellectueel en literair hoogstaand uitgeefcircuit. Al het gezeur was vooral bedoeld om de ontvoogding van de Vlaming te bevorderen, maar het heeft ook een averechts effect gehad. De Vlaming raakte zo overtuigd van zijn achterstand, dat hij vreesde zijn eigen emancipatie nooit alleen tot een goed einde te kunnen brengen. Hij wees Nederland aan als zijn nieuwe voogd, want daar spraken de mensen naar verluidt wél beschaafd, en daar had men wél fatsoenlijke uitgeverijen. Het gevolg was dat Vlaamse schrijvers met ambitie tot een Nederlands fonds wilden behoren. En het gevolg daarvan was dat wie in Vlaanderen van boeken uitgeven zijn beroep wilde maken, een concurrentienadeel had. Van die geschiedenis zien we vandaag blijkbaar nog de gevolgen. Lannoo, dat nota bene de helft van de Nederlandse PCM-boekenafdeling heeft opgekocht, roept zich uit tot een perifeer bedrijf en vindt daarin ook het excuus om dan maar geen literatuur uit te geven. Bizar! Standaard Uitgeverij is literatuur wel kansen blijven geven en heeft met Meulenhoff|Manteau aardige successen gehad (al is het veelzeggend dat er ter bevordering van de uitstraling een Nederlands keurmerk voor het Belgische Manteau moest). Ze heeft nu de pech dat haar inspanningen worden geannexeerd door WPG-imprint De Bezige Bij – ironisch genoeg een van de erfvijanden van uitgeefster Angèle Manteau.

De vraag of Vlaanderen behoefte heeft aan meer eigen (literaire) uitgeverijen, lijkt in tijden van economische globalisering achterhaald

De vraag of Vlaanderen behoefte heeft aan meer eigen (literaire) uitgeverijen, lijkt in tijden van economische globalisering achterhaald. Het zou ook geen verschil maken voor de gewone consument, die amper met uitgeversnamen vertrouwd blijkt. Misschien is er wel behoefte aan een verbod op de intellectuele gemakzucht, die erin bestaat het merendeel van de Vlamingen als per definitie onmondig weg te zetten, en al de rest te achtervolgen met het verwijt van ‘provinciale zelfgenoegzaamheid’. Niet dat we nood hebben aan een of ander patriottisch reveil – veeleer allesbehalve. Alleen zouden sommige toonaangevende opiniemakers en publicisten stilaan hun automatische piloot mogen uitzetten, om eindelijk weer eens denkwerk af te leveren op maat van de actualiteit. Het klimaat voor literaire en intellectuele uitgeversfondsen zal er niet door verslechteren.

Dit stuk verscheen als voorpublicatie op www.knack.be/boeken, naar aanleiding van de focus in Knack Boek 010 op de 'kloof' tussen Vlaamse en Nederlandse literatuur.