Trop is nooit te veel

Door Karel Vanhaesebrouck, op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

"Laten we maar meteen met de deur in huis vallen: ik ben een onvoorwaardelijke fan van de Amerikaanse lo-fi formatie Guided by voices. Alleen blijkt schrijven over een favoriete groep een hachelijke evenwichtsoefening, balancerend op het dunne koord tussen rabiate bewondering en kritische distantie, tussen houden van en luisteren naar."

"I am alone, I am stinking, but I am unafraid." (Robert Pollard)

_"You can intellectualize about a lot of rock'n'roll music but it's primarily not an intellectual thing. It's music that's all" (_The book of rock quotes)

Laten we maar meteen met de deur in huis vallen: ik ben een onvoorwaardelijke fan van de Amerikaanse lofi-formatie Guided by Voices. Hun meeste recente plaat Earthquake Glue is een schot in de roos en het doorploegen van het immense oeuvre van Pollard en zijn kompanen heeft dat enthousiasme geenszins getemperd. Alleen blijkt schrijven over een favoriete groep een hachelijke evenwichtsoefening, balancerend op het dunne koord tussen rabiate bewondering en kritische distantie, tussen houden van en luisteren naar.

Guided By Voices is in hoofdzaak het eenmanskind van Robert Pollard, een onderwijzer en muziekliefhebber uit Dayton, Ohia. De bezetting veranderde meerdere malen in de loop der jaren, maar bleef in hoofdzaak — naast Pollards ontelbare nevenprojecten - de officiële uitlaatklep voor 's mans schijnbaar grenzeloze muzikale inspiratie. Wat begon als een zoveelste onbeduidend knustelprojectje groeide uit tot een goed geoliede songmachine die thans kan bogen op meer dan cultstatus alleen.

In 1986 laten Pollard en kompaan Tobin Sprout Forever since breakfast op de wereld los. Niemand blijkt erop te wachten en daar zal de onvoorstelbare rommeligheid van dit EP'tje niet vreemd aan geweest zijn. Ook de daaropvolgende platen gaan gebukt onder een enerverend amateurisme dat ervoor zorgt dat Pollards ware talent, het schrijven van glasheldere popmelodieën, verdrinkt in de experimenteerdrift. Pas op Propellor, ondertussen het vijfde album, wordt duidelijk wat de groep in zijn mars heeft. De cultstatus is een feit. Met het volgende album, Vampire on titus, worden de laatste sceptici over de streep getrokken en wordt Pollard samen met Lou Barlow van Sebadoh en Stephen Malkmus van Pavement gebombardeerd tot lofi-goeroe. Van dan af volgen een aantal adembenemend mooie albums elkaar op, platen waarop de groep de perfecte balans weet te handhaven tussen minimale techniciteit en melodische virtuositeit. Zonder meer briljant zijn Bee Thousand en Alien Lanes. Beide albums bevatten een handvol songs waarvoor zelfs de meest voorbeeldige Beatle een zelfmoord zou plegen.

In 1999 ruilen de heren hun vertrouwde label Matador voor het grote TVT en gaan zij voor het eerst in zee met een producer. Uit die samenwerking vloeien twee albums voort. Do the collapse en vooral Isolation Drills zijn verre van slecht, maar geen van beide voegt iets substantieels toe aan het oeuvre van de groep. Voor Universal Truths and Cycles keren de heren terug naar Matador. Niettemin is ook die plaat geen schoot in de roos. Af en toe komen zelfs de bombast en gladheid om het hoekje gluren. Eerder dan de songs te stroomlijnen blijkt de plaat door de productie vooral aan charme en directheid in te boeten. En laat dat nu net de twee kenmerken zijn waarop de groep een patent had en heeft.

Voor Earthquake Glue, hun meest recente werkstuk, blijven Pollard en co bij het vertrouwde Matador en zij nemen de productie opnieuw in eigen handen, daarbij geholpen door Todd Tobias, de broer van de bassist. Op nog geen tien dagen tijd wordt het album ingeblikt in de Cro Magnon studio in Dayton. Langer in een studio zitten kan Pollard niet. De opname moet snel, rauw en vooral direct zijn. Enkel voor de openingstrack wordt de hulp van de legendarische underground-paus Steve Albini ingeroepen. En het mag gezegd: Earthquake Glue is een schot in de roos. Ook voor fans.

De schaamstreek van de rock'n'roll

Een doorgedreven analyse van een GBV-plaat is geen evidente onderneming: geen enkele muzikant is meer begaan met het instant effect, de hic-et-nunc-waarde van zijn liedjes dan Pollard. En dat is niet altijd makkelijk te combineren met een diepgravende recensie. Als criticus streef je naar reflectie, naar diepgang, terwijl pop- en vooral rockmuziek op de buik- en schaamstreek mikken Popkritiek is dan ook in de eerste plaats ervaringsgericht, is het proberen in kaart brengen van de eigen luisterervaring

Pollards oeuvre is een voortdurende zoektocht naar de perfecte song, naar de ultieme samenhang tussen melodie en ritme, tussen oor en benen. En die zoektocht is in de eerste plaats oneindig — in elk song ligt immers de volgende vervat. Ook Earthquake Glue is dus niet meer dan een tussenstation in een lang traject van wikken en wegen, van knippen en plakken, van archiveren en recycleren.

Earthquake Glue schiet meteen uit de startblokken met 'My kind of Soldier', een veellagige gitaarsong die zich niet zo makkelijk laat beteugelen. Een goed geoliede ritmesectie duwt de glasheldere zangmelodie voor zich uit terwijl de gitaren elkaar subtiel, dan weer hevig beconcurreren en het nummer langzaam naar een climax stuwen. Ze lijken onderhuids te rebelleren, een eigen leven te gaan leiden, tot plots alles opnieuw samenvalt in dat ene magische akkoord. De middelen zijn minimaal, het resultaat wondermooi. Na 'My son, my secretary and my country', een soort collage van een aantal (semi-)akoestische mini-liedjes, zet GBV er opnieuw de beuk in met 'I'll replace you with machines', een nummer dat geschraagd wordt door molenwiekende heavy-metal-riffs en een bezwerende stem. Op de achtergrond klinkt een intrigerende ruis alsof er een van de gitaarkabeltjes beschadigd is. Het zijn die kleine stoorzendertjes die ervoor zorgen dat Earthquake Glue meer is dan een hapklare brok. Even intrigerend is 'Beat your wings'. Het begin is minimaal maar uiterst effectief: een gitaar hinkt Pollards melodie achterna tot plots de ritmesectie invalt. "Time to stop wasting time", zingt Pollard en even lijkt de radicale breuk in het midden van datzelfde nummer dat voornemen tegen te spreken. De rudimentaire solo die daarop volgt en zo van een seventies-plaat lijkt weggeplukt, is andermaal geenszins het gevolg van jarenlange vingeroefeningen, maar mist zijn effect niet. Het nummer eindigt op de gestage herhaling van de zinsnede 'beat your wings', op een imaginaire ontsnappingspoging opgezweept door de ritmesectie.

En zo gaat het maar door. De songs lijken achteloos uit de mouw van Pollard geschud maar gratuit zijn ze op Earthquake Glue niet. 'Useless Inventions' is vintage Strokes of vice versa — met een rudimentair akkoordenschema een maximaal effect bewerkstelligen. 'Getting tired of useless inventions' zingt Pollard opnieuw, en opnieuw, en opnieuw. Gitaarakkoorden wisselen elkaar strategisch af en de gladde, bijna glijdende zanglijn versmelt als het ware met de volledige melodie. 'Useless inventions' is daarenboven een van de weinige songs die over iets lijken te gaan. Het is een aanklacht tegen een hoogtechnologische maatschappij die zichzelf voorbij holt.

De meeste van Pollards teksten grenzen aan het surrealistische en staan in de eerste plaats in functie van de melodie en van het eindresultaat, de song_. Liedjes zijn geen verhaaltjes, maar oefeningen in_ stilistiek_. Het rijm primeert op de betekenis van de woorden. Alles staat in functie van de receptie — of misschien zelfs de consumptie — door de luisteraar en door de fan. Dat is een pretentieloos uitgangspunt, maar resultaat levert het in elk geval op. Pollard lijkt voor elk nummer op zoek te zijn gegaan naar een tekstuele kapstok, naar die ene fantastische zin waaraan een volledig nummer kan worden opgehangen. De rest is vaak niet meer dan een ondoordringbare_ stream-of-consciousness waarbij de klank op de inhoud primeert. Slechts af en toe ontsnapt er een persoonlijke noot uit de pen van Pollard. Het lijkt er dan ook op dat 'Apology in advance' een van de weinige persoonlijke bespiegelingen op de plaat is. 'It is now I should attempt perhaps to think and wait result to contemplate a fall'. In 'Apology in advance' heeft Pollard het over zijn angst om beslissingen te nemen, om keuzes te maken tussen nu of nooit. Of in zijn woorden: 'I go limp at the sound of a woman laughing, leaving me to speculate the odds of one last chance to apologise in advance.'

Een hoogtepunt is zonder meer het uiterst aanstekelijke 'The Best of Jill Hives', een nummer dat zowat dé ultieme popsong moet zijn. Op Pollards stem zit een lichte echo en ze weeft zich subtiel tussen bas en drum tot de gitaren inspringen. Stelselmatig wordt er een laagje toegevoegd aan de song, maar nooit is het resultaat teveel van het goede. 'The Best of Jill Hives' wordt gedragen door een fantastische melodie die zich onmiddellijk onder de hersenpan van de luisteraar nestelt.

Wat opvalt in vergelijking met eerdere platen en wat deze plaat ook zo goed maakt, is dat Guided By Voices duidelijk een groep geworden is. Alle songs mogen dan van de hand van Pollard zijn, het eindresultaat vloeit voort uit een hecht samenspel tussen de verschillende groepsleden. Vooral de bijdrage van bassist Tim Tobias is indrukwekkend. Sinds Alien Lanes werd het belang van de ritme-sectie wat verwaarloosd. Dat euvel is nu verholpen.

De esthetiek van het minimale

Guided By Voices zweert bij 'less is more'. Geen vier micro's gebruiken als twee voldoende zijn. Geen acht sporen, als je met vier hetzelfde resultaat bereikt. Dat was zo in het prille begin en dat is ook bij de laatste plaat zo. Zonder al te veel wufte productietruckjes worden de songs de plaat op geslingerd. Het effect is direct, oprecht en rauw. En dat werkt beter dan op hun twee vorige platen waar de producer een aanzienlijke rol speelde. Die keuze voor het minimale is niet toevallig. Rock staat voor 'authenticiteit', voor 'onmiddellijk effect' en voor oprechtheid. Hoe minder truckjes een artiest gebruikt, hoe 'oprechter' hij zou zijn. Precies die esthetiek van het minimale — want een esthetiek die er geen beweert te zijn is ook een esthetiek — lag aan de basis van de lofi-beweging. "In genres als blues, folk of lofi ligt de klemtoon op het voortbrengen van authenticiteit, het evoceren van een muzikale en tekstuele sfeer die elke twijfel aan de oprechtheid der bezongen gevoelens uitsluit", zo schrijft cultuursocioloog Rudi Laermans in een tekst over Glenn Branca. Het gaat om echtheid, authenticiteit en niet om vakmanschap, zo wil de muzikant ons laten geloven. Popsocioloog Simon Frith wees er in zijn studies terecht op dat de popmuziek nog een derde element toevoegde aan de dichotomie authenticiteit — vakmanschap, die van het plezier en de lust, van de ongebreidelde fun. Die drie criteria kristalliseren zich als geen ander in het werk van Guided By Voices. Wie een recent optreden van de groep bijwoonde, zal dat zonder twijfel beamen.

De brede en vage term lofi, die begin jaren negentig overal begon op te duiken en het hele decennium lang furore maakte, behelst zowat alle artiesten die zich bewust buiten het traditionele productie- en distributieproces begeven. Muziek werd thuis opgenomen met een viersporenrecorder, de distributie verliep via cassettes in eigen beheer of via kleine, onafhankelijke platenlabeltjes. Nieuwe muziek werd op informele wijze uitgewisseld. Op die manier probeerden allerhande artiesten te onsnappen aan de roetsjban van de muziekindustrie. Velen hadden dan ook lak aan het nieuwerwetse lofi-label dat ze als een zoveelste recuperatiepoging van de muziekindustrie beschouwden. Vaak volstaat het immers een nieuwe trend een etiket en een proper kostuum aan te meten om die trend tot een karikatuur van zichzelf te laten verworden.

Lofi was een globaal én individueel gegeven. Zowat iedereen zat thuis met zijn gitaar en versterkertje te prutsen, maar niemand scheen het van de ander te weten. Het was een soort ongrijpbaar hyperindividualisme. Ondanks de verwoede pogingen van de muziekindustrie om greep te krijgen op het fenomeen via de distributie, ontstond er een steeds verder uitdeinend ondergronds netwerk van fanzines, radiostations en platenlabeltjes. Minpunt was uiteraard dat de kwaliteitscontrole nagenoeg onbestaande was. Lofi stond dus niet alleen voor veel nieuw, onontdekt koren, maar vooral voor veel kaf.

Lofi was eerder een filosofisch uitgangspunt dan een stijl. Algemeen werd er heel wat aansluiting gezocht bij de sixtiespop en bleven radicale, auditieve experimenten uit. Het 'experiment' zat hem in de opnametechniek of beter: in de manifeste afwezigheid ervan. Niet geheel onterecht kwam men tot de vaststelling dat overdubs verre van noodzakelijk waren om tot een goede song te komen. Dat die minimale aandacht voor opname-procédés geen garantie op succes inhoudt, bewijzen de eerste platen van Guided By Voices. Het gebrek aan technische knowhow werkt immers al gauw even belemmerend als een bemoeizieke producer. Dat een gedoseerd gebruik van die esthetiek van het minimale boeiende resultaten oplevert, bewijzen Alien Lanes en Earthquake Glue. De afwezigheid van techniek strategisch aanwenden als een middel, en niet als een doel op zich, daar komt het op aan. Het lijkt een absurde redenering ex negativo maar dat is het niet. Pollard en de zijnen gebruiken de lofi-esthetiek naar eigen believen, d.i. als de song erom vraagt. Daarvoor is niet alleen métier nodig, maar ook een artistiek inzicht.

Muzikale rommelmarkt

Robert Pollard schreef naar eigen zeggen ruim drieduizend songs waarvan ruim achthonderd op plaat terecht kwamen. Met Guided By Voices bracht hij ondertussen een vijftiental langspelers uit, onder andere pseudoniemen zijn het er nog veel meer. Op Under the bushes under the stars zingt hij dan ook niet zonder de nodige ironie: "I can't tell you anything you don't already know". Zo houdt Pollard met een aantal collega-muzikanten een soort muzikale correspondentie waarbij tapes heen en weer gestuurd worden en wederzijds aangevuld.

Pollard is een verzamelaar, een archivaris, een encyclopedist. Minutieus brengt hij zijn eigen traject in kaart, geen song kan en mag verloren gaan. Niet omdat hij vindt dat alles wat hij maakt de moeite waard is, maar wel omdat hij vindt dat dan pas het plaatje volledig is. En een dergelijke verzameling is nooit af — trop is nooit teveel. Het gaat er niet om de eigen creativiteit aan banden te leggen of te bevriezen. Integendeel, een archief is per definitie heterogeen, discontinu, incompleet.

Symptomatisch voor die verzameldrift is onder meer de Suitcase-box. Die box bestaat uit vier cd's vol onafgewerkte nummers, voorstudies, alternatieve versies etc. Als luisteraar zoek je je een weg door de wirwar van songs, composities en al even vaak 'geluiden'. Geen van die nummers is een op zichzelf staande entiteit — ze houden slechts steek als deel van Pollards auditieve universum. Het laat hem toe de tussenstadia van zijn eigen traject in kaart te brengen. Meer dan bij wie ook word je er als luisteraar voortdurend op gewezen dat muziek maken een proces en geen product is. Voor Pollard is zijn muzikaal archief verre van versteend verleden of relikwie, het is een levend organisme dat aan de basis ligt van een voortdurende recyclage van het eigen oeuvre. Archiveren wordt bij de Amerikaan een artistieke methodiek. Alle nummers op de Suitcase-box zijn stijloefeningen, voorstudies voor later werk. En hoe langer je luistert, hoe meer pareltjes je zal vinden in deze muzikale bazaar.

Het consequent uitbrengen van dat materiaal is een opportune keuze (hoewel Pollard steevast laconiek beweert dat hij dat pas doet als hij geld nodig heeft). Een archief dat niet geraadpleegd wordt en waarvan de inhoud en indeling niet voortdurend ter discussie gesteld worden, is dode materie. Slechts in handen van de gebruiker-luisteraar kan het materiaal een eigen leven gaan leiden.

Pollard is een bricoleur, een prutser die zijn muzikale identiteit links en rechts samen sprokkelt en met die stukjes aan de slag gaat. Onophoudelijk samplet hij de rockmuziek en telkens opnieuw vindt hij zijn eigen popgeschiedenis uit. De muziek van Pollards groep is metarock, rock over rock, muziek die zichzelf tot onderwerp heeft. Dat is verre van onlogisch: Guided By Voices is eigenlijk het levenswerk van een obsessieve muziekfan, van een rockomnivoor die opgroeide in de begindagen van de rock'n'roll, toen er nog nauwelijks sprake was van genres en subgenres. Zo is de invloed van The Who onloochenbaar aanwezig op elke GBV-plaat, net als die van The Beatles. The Who staat voor Pollard gelijk met de molenwiekende arm van die ene gitarist, met het wonder van dat ene magische akkoord dat niemand onberoerd laat. Precies dat akkoord hoor je in 'Dirty Water'. Als een dolle hond draait de gitaar hier steeds opnieuw dezelfde rondjes en riedeltjes. Ook hier toont Pollard zich trouwens een beperkte en tegelijk nagenoeg perfecte zanger. Meer dan welke groep ook is The Who voor hem dé incarnatie van de rockmuziek, staat die groep symbool voor de directheid die ook hij met zijn muziek nastreeft.

Het 'archief' van Guided By Voices heeft dus een dubbele functie. Enerzijds krijg je als luisteraar zicht op het artistieke traject van Pollard en co en op de voortdurende evoluties binnen hun eigen oeuvre, anderzijds biedt de volledige GBV back catalogue een panoramische blik op de (Angelsaksische) rockgeschiedenis. En beide blikken zijn ongemeen boeiend. Bij de volgende editie van de Oxford Dictionary pleit ik dan ook graag voor de invoering van een nieuw lemma:

pollardish — adj., combining the characteristics of craftmanship, pure genius and excessive drinking abilities.

Meer info over Guided By Voices vind je op www.gbv.com