Tijd om de nieuwe democratie uit te klappen

Door Thomas Goorden, op Wed Nov 25 2015 13:53:24 GMT+0000

Al jaren lijkt  zowat iedereen het erover eens: er zit een crisis in het hart van de democratie. Revolutionaire ideeën worden bijna wekelijks gelanceerd, om meestal toch op een sisser of een drama uit te lopen. Maar in een paar Britse dorpen gebeurt er nu daadwerkelijk iets nieuws: exit klassieke partijen, enter ‘uitklapdemocratie’. En het werkt nog ook. Wat is er aan de hand? En vooral, wie volgt?

Eerst wat cijfers, want meten is weten. Europees onderzoek naar waarden geeft aan dat 79,6% van de Belgen weinig tot geen vertrouwen heeft in politieke partijen. 57,6% van de bevolking heeft weinig tot geen vertrouwen in het parlement. 68,5% heeft weinig tot geen vertrouwen in de eigen regering. Daartegenover staat dat 92,2% democratie een goed tot zeer goed systeem vindt en dat 96,1% graag mee gaat stemmen. De discrepantie tussen die cijfers is opmerkelijk. Het lijkt alsof iedereen wel fan is van de marktplaats, maar niet van de producten die er verkocht worden. 60,3% van de Belgen zit niet te wachten op een sterke leider, maar tegelijk vindt 65,7% dat onze democratie besluiteloos is. Als sluitstuk geloven we collectief (84%) in geleidelijke hervormingen en niet in revolutie (6,5%), wat onze vrienden op de sociale media daarover ook schijnen te beweren.

Samengevat willen we dus blijkbaar een besluitvaardige democratie, maar dan zonder sterke leiders, zonder politieke partijen en dus, onvermijdelijk, zonder groot ideologisch verhaal. Zoiets heet een gat in de markt: een situatie waarin nieuwe ideeën plots, met veel overtuigingskracht de boel kunnen overnemen. Velen voelen het al aan hun theewater.

We willen blijkbaar een besluitvaardige democratie, maar dan zonder sterke leiders, zonder politieke partijen

Psycholoog Paul Verhaeghe spreekt in zijn boek Autoriteit bijvoorbeeld over een drang naar collectief leiderschap. En tegelijk spreekt hij ook over het onwenselijke van een nieuw ‘groot verhaal’, een zoveelste ideologie: ‘Maar wat werkt er dan wel? Het antwoord is zo eenvoudig dat we het daardoor nauwelijks zien. Welke bron van autoriteit kunnen we vinden, die door een grote groep gedeeld wordt? Het antwoord luidt: de groep zelf kan die grond bieden. De groep als een horizontaal functionerend netwerk.’

Geen verandering zonder verbeelding

Dat kan een heel ander licht werpen op de ooit zo nauw gevolgde en nu wat verguisde G1000: een experiment van onderuit waarbij met ‘1000’ (in de praktijk 704) willekeurig geselecteerde burgers een hele reeks beleidsadviezen werd ontwikkeld. Uit dat burgeroverleg kwamen ideeën zoals de standaardisatie van loonlasten binnen de EU en het koppelen van subsidies en aanbestedingen aan non-discriminatievoorwaarden. In zekere zin was het een eerste radicaal experiment in die drang naar een andere vorm van politiek. Maar was de G1000 niet tegelijk te ambitieus door zijn grote hoeveelheid beleidsadviezen met grote impact én te weinig ambitieus door geen reële gooi te doen naar de omzetting ervan binnen het verkiezingskader? Volstaat statistische gedragenheid of is er ook een democratische stempel nodig?

69_Goorden_© Emily Lefebvre_700.jpg

David Van Reybrouck, een van de sterke krachten achter de G1000, is wellicht niet toevallig ook een toneelauteur. Kunst en met name boeken, theater en film hebben sowieso een sterke rol te spelen, door hun oneindige vermogen om denkbeeldige werelden te verkennen, visueel te maken en tot het uiterste te drijven. Verandering heeft nu eenmaal verbeelding nodig.

De Zwitserse theatermaker/kunstenaar Christophe Meierhans ging met Some use for your broken clay pots nog een paar stappen verder. In die solovoorstelling ontvouwt hij een heuse zelf-ontwikkelde grondwet, met een alternatief stemsysteem gebaseerd op de oud-Griekse idee van ‘ostracisme’: de idee dat onze politieke vertegenwoordigers niet gestemd, maar weggestemd worden. Wanneer zo’n vertegenwoordiger voor genoeg burgers tekortschiet, wordt hij of zij na een paar jaar weggestemd en vervangen. Erg interessant in dat model is de bezorgdheid rond numerieke minderheden, die in staat zijn om hun negatieve stemmen zo te concentreren dat ook zij op middellange termijn een gewraakt beleid kunnen wegstemmen – en zo toch reële macht kunnen ontwikkelen. Want ook dat vormt een grondig moreel probleem in het huidige politieke systeem: als een numerieke meerderheid de enige vereiste is om alle macht te verwerven, komen er onvermijdelijk kwetsbare, maar soms ook verrassend grote minderheden volledig in de kou te staan. Zijn er andere vormen van democratie denkbaar?

Handen uit de mouwen

Het antwoord op al deze vraagstukken ligt mogelijk verscholen in enkele slaperige Britse dorpjes, met namen zoals Frome, Isle of Wight, Arlesey en Bedfordshire. Ze ontpopten zich tot laboratoria voor een idee genaamd ‘Flatpack Democracy’, oftewel ‘Uitklapdemocratie’ – zo gedoopt door een van de bedenkers ervan, Peter Macfadyen. Het meest opmerkelijke aan die uitklapdemocratie is haar eenvoudige ambitie: het integraal vervangen van partijpolitiek op lokaal niveau door een cultuur van deliberatieve en participatieve democratie. Er wordt niet gesproken over coalities. Integendeel, de vinger wordt vol in de democratische wonde gelegd en daar gehouden: ‘If all you are going to do is simply to replace one set of ineffective councillors, operating in a dysfunctional system, with another, why bother?’

Het meest opmerkelijke aan uitklapdemocratie is haar eenvoudige ambitie: het integraal vervangen van partijpolitiek op lokaal niveau

Dat klinkt misschien als de bekende opgeklopte politieke praat, tot je beseft hoe succesvol het idee aan het worden is. In Frome, een dorpje van 25.000 inwoners, palmde een groep genaamd ‘Independents for Frome’ (IfF) alle zetels in. Ook in Arlesey (5000 inwoners) werden veertien van de vijftien zitjes in de gemeenteraad overgenomen uit de handen van klassieke partijen. In Buckfastleigh veroverde men met een gelijkaardig initiatief negen van de twaalf zetels. En de lijst blijft zich uitbreiden. Op enkele jaren tijd bevatten reeds vijftig lokale politieke raden in Groot-Brittannië onafhankelijke groepen die min of meer dezelfde strategie aanhielden.

Wat die strategie dan is? Uitklapdemocratie gaat in de eerste plaats over het opkomen met een onafhankelijke lijst, zonder enige partijpolitieke kleur. Die onafhankelijkheid gaat wel gepaard met een diep ingebakken cultuur van participatief en conflictvrij politiek overleg – zowel bij de samenstelling van de lijst als later in de gemeenteraad zelf. De focus ligt op het opbouwen van een nieuwe politieke cultuur via een totaal andere methodologie. Uitklapdemocratie wordt strak binnen het wettelijke kieskader gehouden – zodat het wel degelijk uitgevoerd kan worden – maar houdt tegelijk hardnekkig rekening met de psychologische behoeften van kiezers en de gewoonten van de klassieke media. Minder tegen pannen slaan, meer handen uit de mouwen.

Principes boven programma

En ja, het is een strategie, geen politieke ideologie. Zo valt er bij deze onafhankelijke lijsten geen gemeenschappelijk politiek programma te bespeuren. In het officieuze handboek _Flatpack Democracy – A DIY Guide to Creating Independent Politics_staat er zelfs letterlijk: ‘Verwacht een behoorlijke druk van buitenaf om te definiëren waar je in gelooft en waar je voor staat. Weersta aan de druk om al te beschrijvend te zijn of ga ten onder op de rotsen van irrelevante onenigheid.’ Dat inzicht komt voort uit de verfrissend eenvoudige redenering dat politieke uitdagingen voortdurend veranderen en dat een vaststaande tekst (al dan niet verankerd in coalitieakkoorden) daar eigenlijk haaks op staat. Het maakt van ‘voortschrijdend inzicht’ de norm, eerder dan de te vermijden aberratie die het nu meestal inhoudt.

69_Goorden_© Emily Lefebvre2_700.jpg

Zo lost uitklapdemocratie wel meer democratische knopen op. Neem het probleem van ‘single issue’-partijen: wat als dat ‘single issue’ na een jaar opgelost is of gewoon onhaalbaar blijkt, terwijl er nog enkele jaren op de teller staan? Hetzelfde geldt voor de schijnbaar natuurlijke nadruk van partijprogramma’s op verschil en onenigheid, zowel binnen als buiten de eigen politieke groepering. Niet zelden vormen die verschillen een volstrekt onnodige en onproductieve bron van conflict, terwijl uitklapdemocratie veeleer vertrekt van een zoektocht naar gedeelde bekommernissen. Daartegenover staat wel geen blind vertrouwen in enkele verkozenen. Uitklapdemocratie begint en eindigt met participatieve processen. In Frome doen ze dat door bij de gemeenteraad een paar tafels bij te schuiven voor een rustig en sober inspraakmodel.

Ook zijn er duidelijke afspraken over de ‘Manier van werken’ en ‘Principes’. De ‘Manier van werken’ legt de interne werking vast, de ‘Principes’ bepalen hoe verkozenen te werk zullen gaan en wat men wil bereiken. Het grote verschil tussen ‘Principes’ en een partijprogramma is het werken met algemene objectieven en morele principes, in plaats van concrete politieke plannen. Zo wordt er bijvoorbeeld verwezen naar de ‘Zeven Principes van het Publieke Leven’, in 1955 gepubliceerd door Lord Nolan: onbaatzuchtigheid, integriteit, objectiviteit, verantwoordelijkheid, openheid, eerlijkheid en leiderschap. Dit lijstje vulde de IfF aan met onder meer ‘kiezen op basis van weloverwogen bewijsmateriaal’ en ‘non-discriminerend, ethisch en pluralistisch’.

Kiezen is winnen

En ja, er zijn wel degelijk verkozenen. Daarmee ontwijkt Flatpack Democracy verschillende problemen waar al te veel democratische vernieuwingen tegenaan lopen. Een deliberatieve democratie zonder verkozenen is immers een idee dat zuiver theoretisch wel aanspreekt, maar bij concrete politieke initiatieven zoals Podemos en M5S toch lijkt te verzanden in een structuur die bijzonder veel persoonlijke macht geeft aan een soort van populistische figuren: Pablo Iglesias en Beppe Grillo. Dat is in zekere zin ironisch, gezien hun oorspronkelijke bestaansredenen. Podemos koos bijvoorbeeld voor een participatief proces bij het schrijven van zijn partijprogramma. En M5S onderschreef het model van de ‘directe democratie’: de algemene naam voor politieke systemen waarbij je rechtstreeks op onderwerpen kan stemmen, zonder de tussenlaag van de ‘representatieve’ democratie. Lijnrecht daartegenover staan echter incidenten waarbij Beppe Grillo eigenhandig leden uit de partij zette, van wie meerdere klaagden over een gebrek aan interne democratie. Ondanks dit soort toestanden zijn Podemos en M5S erg snel verrassend groot geworden. Daaruit kan je eigenlijk enkel besluiten dat er wel een dissonantie bestaat tussen de inhoud (een participatief, doordacht en inclusief proces) en de realiteit (populisme en machtsconcentratie), maar dat de onderliggende democratische behoefte zo krachtig is dat ze zelfs dit soort structurele fouten door de vingers ziet.

Ten tweede is er ook gewoon de wetgeving: die vereist dat al wie wil deelnemen aan de huidige democratie, daarvoor eerst een lijst met namen moet neerleggen. En die lijst moet een volgorde hebben en die volgorde bepaalt onverbiddelijk mee de kans op politieke deelname per lijstnaam. Dat maakt dat populariteit in zeker zin dus verankerd zit in onze wetgeving. Merkwaardig genoeg spreekt de kieswetgeving evenwel nergens over partijen of programma’s, maar dit terzijde. Als politieke beweging kan je volledig tegen die kieslijsten zijn, maar meestal groeit dan snel het besef hoe onpopulair échte revoluties zijn. Wanneer dat besef begint te dagen, is het vaak allang te laat – wat meestal uitloopt op snelle, ondemocratische en lelijke lijstvorming, precies zoals bij klassieke partijen.

Uitklapdemocratie vermijdt die val van te late lijstvorming en te veel interne machtsstrijd alweer dankzij een verrassend eenvoudig idee. Ze maakt bij lijstvorming een duidelijk onderscheid tussen procesbegeleiders/organisatie en kandidaten. Dat proces begint bij het uitschrijven van openbare kandidaturen, voor iedereen die wettelijk verkiesbaar is. Vervolgens zet een gekwalificeerd intern team zich aan de opdracht om uit al die kandidaten een mooie, representatieve lijst te distilleren. Daarbij streeft men onder meer naar diversiteit in leeftijd, geslacht en achtergrond, wat een stuk eenvoudiger wordt als dat objectief besproken kan worden. Ook spant men zich in om verschillende politieke psychologische profielen te betrekken: zowel progressief als conservatief, zowel collectivistisch als individualistisch.

Elke kandidaat publiceert vervolgens een voorstelling van zichzelf, wat vaak een veel duidelijker beeld oplevert van de mensen waarop je aan het stemmen bent. Bij IfF vind je bijvoorbeeld Helen Starkie die schrijft: ‘I am a solicitor […] My particular area of expertise is law for the older and/or vulnerable client. I do not belong to any political party or group.’ Of Mel Usher die opent met ‘I started off life as a Sociologist (failed) and Town Planner (equally failed).’ Beide profielen zouden quasi ondenkbaar zijn op een klassieke partijpolitieke lijst. Opvallend is ook dat in de profielen vaak concrete politieke focuspunten staan. ‘I’m an urban design enthusiast’, schrijft bijvoorbeeld Pippa Goldfinger, ‘so I would love to see better paving, lighting, roads and street furniture.’

Nieuw leiderschap (maal twee)

Ook dat geeft weer mooi aan waarom we hier niet kunnen spreken van een ideologie, maar echt van een nieuw systeem. Door de opdracht van de lijstvorming toe te vertrouwen aan een gekwalificeerd team, vermijdt uitklapdemocratie een vroegtijdige populariteitswedstrijd. De kandidaten kunnen veel beter zichzelf blijven en worden als het ware beschermd tegen het harde publieke oordeel. Herinnert u zich de druk becommentarieerde en bij tijden erg pijnlijke strijd rond het voorzitterschap van de Vlaamse socialistische partij sp.a, tussen John Crombez en Bruno Tobback? Of, daartegenover, de typisch ongecontesteerde voorzittersverkiezingen bij rechtse partijen? Dat dus. Dat kan ook helemaal anders.

De treurig slechte reputatie van het politieke ambt is een probleem dat dringend opgelost dient te worden. Uitklapdemocratie is zo’n oplossing

Daarbij is het belangrijk dat de mensen die de kieslijst samenstellen, zelf niet verkiesbaar zijn en geen rechtstreekse belang hebben bij bepaalde kandidaten. Dat vormt meteen een subtiele kritiek op de uitspraak van Paul Verhaeghe ‘dat er zonder twijfel leidersfiguren nodig zijn, maar dat zij functioneren als coaches en procesbegeleiders, als knooppunten binnen een horizontaal netwerk.’ Mogelijk zijn er veeleer twee soorten ‘leiders’ nodig. Er is nood aan procesbegeleiders, die waken over de participatieve methodologie en representativiteit en gerust technocratisch genoemd mogen worden. Daarnaast kunnen we niet zonder de ‘tijdelijk gekroonden’: mensen met een grote herkenbaarheid, die luisterbereid zijn en een enorm instinct hebben voor moreel compromis. Zo’n dubbele leiderschapsstructuur is voor een nieuw soort democratie wellicht meer op zijn plaats dan ‘charismatische technocraten’ – een profiel dat sowieso al tegenstrijdig klinkt. Hoe dan ook gaat politiek over mensen, dat zouden we bijna vergeten. Denk aan de boutade dat diegenen die in de politiek zouden moeten stappen, het niet doen, terwijl diegenen die het beter zouden laten, altijd bovenaan de kieslijsten staan. Deze treurig slechte reputatie van het politieke ambt – de beroepscategorie die het minste vertrouwen krijgt – is een probleem dat dringend opgelost dient te worden. Uitklapdemocratie is zo’n oplossing.

Conflictvrije politiek

De belangrijkste meerwaarde van deze nieuwe participatieve democratie is misschien nog wel dat ze een goed doordacht en positief alternatief vormt voor klassieke partijpolitiek, inclusief de vele valstrikken van het huidige – wettelijke – kiessysteem. Met de vervanging van partijen door écht onafhankelijke vertegenwoordigers verdwijnen, zeker op lokaal niveau, een aantal problemen als sneeuw voor de zon. Plots kan je spreken van ‘conflictvrije politiek’. Dat wil niet zeggen dat er geen meningsverschillen meer kunnen of zullen bestaan. Politiek is en blijft een georganiseerd meningsverschil, waarmee we een collectief antwoord bieden op samenlevingsproblemen die we onderling moeilijk opgelost krijgen. Alleen wordt het nu mogelijk om te ontsnappen aan de ‘zero-sum game’ waarin onze politiek verzeild is geraakt. ‘Zero-sum’ betekent dat er voor elke overwinnaar ook een verliezer moet bestaan. Elke politieke vooruitgang van de ene partij wordt gekaderd als het verlies van de andere, zelfs al is dat soms de eigen coalitiepartner. Dat versterkt de animositeit tussen politieke groeperingen vaak tot ver voorbij het sociaal wenselijke.

69_Goorden_© Emily Lefebvre3_700.jpg

Wie zich daar weinig kan bij voorstellen, moet eens de gemeenteraad gaan bijwonen van een gemiddelde grote stad. De omgangsvormen en communicatiestrategieën die je daar ziet, zijn vaak te typeren als ronduit barbaars. In geen enkele andere sociale context zouden ze als ‘normaal’ beschouwd worden. Daarvoor biedt uitklapdemocratie een bijzonder aantrekkelijk alternatief: door vanaf het eerste moment in te zetten op participatie als methodologie en cultuur, biedt ze een platform voor reële maar menselijke discussies. Raadsleden hebben daarbij een enorme incentive (en vooraf gescreende persoonlijkheid) om compromisgericht en naar inspraak te denken, met in de achtergrond steeds de mogelijkheid om ‘naar eer en geweten’ te stemmen over bijvoorbeeld een voorstel dat een minderheid beschermt tegen het numerieke overwicht van de meerderheid. Om tot de beste en meest objectieve procedures te komen, worden ook telkens externe experts betrokken.

Eens er onafhankelijken verkozen zijn in de gemeenteraad, blaast de uitklapdemocratie een bijzonder frisse wind door erg stoffige structuren en gewoontes. Zo schafte de IfF – tot afgrijzen van de verantwoordelijke ambtenaar – een wildgroei aan gemeentelijke comités af, om ze te vervangen door precies twee diensten: interne zaken (o.a. personeelsbeleid) en externe zaken. De rol van de burgemeester werd in tweeën geknipt: ‘lintjesknipper’ en ‘voorzitter van vergaderingen’. In Bristol nodigden de onafhankelijke raadsleden de overblijvende verkozenen van de Labourpartij uit om deel te nemen aan een ‘eenheidskabinet’, een idee zo radicaal dat het een half jaar duurde voor er werd toegehapt. Tenzij in zware crisistijden zal je dat soort reflex zelden zien binnen partijpolitiek. Daar is de redenering immers dat je het beste af bent met de kleinst mogelijke coalitie, ook al is dat per definitie de logica van de uitsluiting.

Inspraak op grotere schaal

Is uitklapdemocratie dan echt de langverwachte vernieuwing van ons politieke systeem? De finale doorbraak in een reeks innovatieve ideeën? Dit model beantwoordt in ieder geval aan de collectieve verzuchtingen die je telkens opnieuw kan terugvinden in studies en opiniestukken. Maar, veel belangrijker, het heeft een reëel trackrecord van succes, of toch alvast in een reeks Britse dorpen. Omdat het om een methodologie gaat, eerder dan een nationaal georganiseerde beweging, valt het ook heel gemakkelijk te kopiëren, te remixen en te verbeteren, al naargelang de lokale behoeften en ervaringen. Meteen heb je daar ook het antwoord op de intellectuele oproep tot meer decentralisatie. Alles wijst er immers op dat het experimenteren op lokaal niveau een slimme, gematigde zet is die enorm brede lagen van de bevolking kan aanspreken.

Nu alleen nog even samenkomen. Dorp per dorp, stad per stad. Go!

Kan dat ook lukken in middelgrote of zelfs grote steden? Meteen duiken allerlei logistieke vraagstukken op. Hoe betrek je duizenden mensen in een verantwoord inspraakmodel? Hoe verleg je de nadruk van de klassieke media op sappige persoonlijke verhalen en publieke conflicten naar meer inhoudelijke journalistiek, debatondersteuning en inspiratie? Het zijn vragen die een voorhoede vormen voor steeds grotere ambities: als het lokaal kan, lukt het misschien ook op regionaal, federaal, Europees en misschien wel mondiaal niveau? Wat zijn de grenzen van de uitklapdemocratie?

Mits enige verbeelding is het niet zo moeilijk om te zien hoe dit idee zou kunnen werken. Eerst en vooral heb je professionals nodig die ‘op schaal’ kunnen werken. Communiceren met honderdduizenden burgers is immers heel wat anders dan persoonlijk iedereen bezoeken in een kleine dorpskern. Om het participatieve proces op de schaal van een stad écht waar te maken, moet je kunnen terugvallen op tientallen procesbegeleiders én een klein leger informatici. En je hebt verbeelding nodig. Kunstenaars en theatermakers die de verbeelding kunnen losmaken, die weten waar de grenzen liggen van wat mensen zich kunnen inbeelden, én hoe je daar tegenaan kan duwen. Uitklapdemocratie werkt enkel als iedereen erin gelooft. Creatieve lui die fleurige namen kunnen bedenken, die de koppigste scepticus kunnen charmeren en weten dat niets werkt zonder legendarische afterparties: dat soort mensen zijn er in België en Nederland bij overvloed. Ze zijn al actief in allerlei politieke en sociale projecten. Nu alleen nog even samenkomen. Dorp per dorp, stad per stad. Go! U hoeft op ons niet te wachten!

Thomas Goorden zat als creatief producent achter talloze initiatieven waarmee hij de wereld beter tracht te maken. Hij leert kinderen programmeren in een heuse CoderDojo. Hij is fysicus van opleiding en dichter van hart.