Theatermaker en filosoof Pieter de Buysser op bezoek bij Walter van den Broeck

Door Tom Rummens, op Wed Feb 07 2024 23:00:00 GMT+0000

Maart 2003. Walter van den Broecks nieuwste boek verschijnt. Op gelijke voet is de titel. De violen in Cultuurdorp Vlaanderen worden snel gelijk gestemd. 'Je reinste populisme.' 'Gebazel.' 'Pure nostalgie.' Wel wel. Wij namen podiummaker/filosoof Pieter De Buysser onder de arm en trokken op een zomerse dag naar Turnhout, schoonste stad der Kempen en thuisbasis van Van den Broeck. Drie uur later waren beide heren het nog steeds niet eens met elkaar. Gelukkig maar.

De auteur Walter van den Broeck overleed op 5 februari 2024. Deze tekst verscheen oorspronkelijk in 2003 in rekto:verso.

Walter Van den Broeck schreef Op gelijke voet. Brief aan cultureel Vlaanderen vanuit een diepgewortelde onvrede met wat er in Vlaanderen de laatste, pakweg, tien jaar zoal aan cultuur geproduceerd is. Het boek is gefundeerd op een (volgens velen té) scherp getekend onderscheid tussen de provincie enerzijds — heimat van de 'authentieke cultuur', dixit Van den Broeck — en anderzijds de stad, plek bij uitstek waar de excessen der vernieuwing zegevieren. En daar heeft Van den Broeck het niet zo op begrepen. Immers: 'Er is iets tegen het wegmoffelen van de werkelijkheid. Er is nog veel meer tegen de gigantische OVERDOSIS roes, vorm en gedeprimeerdheid die de stedeling krijgt opgedrongen!' (Van den Broeck, p. 74-75). Enigszins interessanter zijn de conclusies die Van den Broeck uit die tweedeling trekt.

Het huidige subsidiesysteem — waarbij een commissie van 'specialisten' (in de meeste gevallen zijn dat critici en wetenschappers) beslist over het al dan niet toekennen van subsidies aan een kunstenaar of aan zijn project — deugt bijvoorbeeld niet, zo vindt de schrijver, omdat die commissie maar één soort kunst subsidieert. De vernieuwende kunst dan nog. En dat is jammer. Want vernieuwing op zich is een lege doos waar alleen vormenkunstenaars zich mee bezighouden. Geëngageerd is die vernieuwende stadskunst ook al niet. Theatermaker Pieter De Buysser is in zijn wiek geschoten. 'Versta me goed. Ik wil hier absoluut geen pleidooi houden voor het werk dat ik zelf maak. Ik ben alleen erg bezorgd en zelfs verdrietig over het heersende populistische discours. Het spel wordt niet meer met argumenten gespeeld. Ik denk er hoe langer hoe meer aan om naar Johan Lemans centrum voor kansenbeleid en racismebestrijding te stappen en mijn recht op gelijke kansen op te eisen. Op gelijke voet? Ik wou dat het waar was!'

Nieuw, nieuwer, nieuwst

Stadscultuur wil altijd NIEUW of VERNIEUWEND zijn. NIEUW, VERNIEUWEND, VERNIEUWING! En JONG, natuurlijk! Want ook dat blijkt een garantie voor kwaliteit te zijn, zo wil men ons doen geloven. (Van den Broeck, p. 69)

Vernieuwing! Verjonging! Experiment! Schandpaal der schandpalen van al wie de hedendaagse kunst hekelt. In zijn boek trekt Van den Broeck een rechte lijn tussen stad, vernieuwing en vormenkunst. Haaks daarop staat de even rechte lijn die vertrekt bij provincie en vervolgens richting authenticiteit gaat om tenslotte te stoppen bij de inhoudskunst. Doorn in het oog van De Buysser, voorbeeld bij uitstek van een kunstenaar die vernieuwing opneemt als een positieve eigenschap die hem zou moeten leiden naar de meest geschikte theatrale vorm om vandaag een hedendaagse inhoud over te brengen. Voorbeeld bij uitstek ook van iemand die de begrippen 'vorm' en 'inhoud' niet los ziet van elkaar.

Van den Broeck: 'Ik heb geen probleem met jonge makers of met vernieuwing. Ik heb een probleem met de excessen van de vernieuwing. Met het tevéél. Bekijk nu de drie grote stadstheaters (KVS/de bottelarij in Brussel, Het Toneelhuis in Antwerpen en Het Publiekstheater in Gent, n.v.d.a.). Wat is hun functie? Ze moeten een stad erkennen. Ze moeten betrokken zijn op die stad. De invulling zal telkens anders zijn, maar de taak blijft dezelfde: als theater aansluiting zoeken bij een stad. Als vertegenwoordiger van zo'n theater kan je jezelf onmogelijk opstellen als een eigenzinnig en voortdurend 'vernieuwend' artiest. Kunst is veel te veel op zichzelf gericht. Dat is natuurlijk het gevaar van hermetisme. Wie niet gestudeerd heeft, kan niet meer volgen. Ik zie teveel werk van theaterwetenschappers die theater maken voor elkaar. Het is toch mijn volste recht om dat oninteressant te vinden?'

De Buysser: 'Dat is zeer begrijpelijk en het is doodjammer. Maar dat is nu eenmaal eigen aan, excusez le mot, vernieuwing!'

Van den Broeck: 'Kijk naar de Ulysses van James Joyce. Ik heb ook verschillende pogingen moeten ondernemen om dat werk een beetje te kunnen begrijpen. Uiteindelijk is het me gelukt, met een goede vertaling erbij en een leeswijzer. En ik vond het geweldig. Ulysses is moeilijk, maar decodeerbaar. Een tekst echter die zodanig autistisch is dat je er zelfs na veel moeite kop noch staart aan krijgt, daar heb ik echt een probleem mee. Daar zie ik absoluut het nut niet van in.'

De Buysser: 'Denkt u dan echt dat er zoveel werk is dat zo hermetisch is als u het zich voorstelt? Ikzelf krijg heel vaak het verwijt van hermetisme te horen. Maar het zou volslagen idioot zijn om hermetisch werk te maken alleen maar om hermetisch werk te maken. Als kunstenaar in het algemeen en als theatermaker in het bijzonder. Je bent per definitie bezig voor een publiek want je wilt iets communiceren. Anders maak je beter niks. Het is alleen jammer dat publieksbereik altijd gekwantificeerd wordt, want daar heeft het voor mij niks mee te maken. Ik wil spelen voor een zaal waar negenennegentig mensen binnenkomen en waar er negenhonderd negenennegentig buitengaan. Ik wil dat de mensen iets hebben aan mijn voorstellingen. Ik wil dat ze er verrijkt buitenkomen. Ik heb een probleem met theater dat er niks aan doet om het publiek iets aan te bieden dat verder gaat dan de platte kost die we overdag al heel de tijd door op ons bord krijgen.'

Van den Broeck: 'Ik durf me afvragen of het niet legitiem zou zijn als kunstenaars zich een beetje meer zouden inhouden, zodat ze terug contact konden maken met het publiek. Misschien moet je niet elke dag de virtuoos staan uithangen. Af en toe eens wachten op de nakomertjes kan toch geen kwaad?'

De Buysser: 'Het zou misschien beter zijn, ja, maar ik kan het niet. Ik wil geen verantwoording afleggen tegenover andere mensen, ik wil alleen verantwoording afleggen aan mijn eigen werk. Ik wil die vrijheid hebben. En als dat betekent dat ik morgen geen subsidies krijg, dan doe ik het nog.'

Van den Broeck: 'Aha! Dat wilde ik u horen zeggen!'

Zevenendertig maten en gewichten

Iedereen heeft natuurlijk recht op strikt persoonlijke artistieke verlangens en verzuchtingen, maar of die allemáál uitgeleefd moeten worden op kosten van de gemeenschap is een legitieme vraag. (Van den Broeck, p. 82)

In Vlaanderen worden subsidies toegekend door de cultuurminister. Die minister wordt (niet dwingend) geadviseerd door een commissie. Die commissie bestaat uit 'specialisten'. Van den Broeck noemt ze - 'ietwat oneerbiedig', zoals hijzelf zegt - 'kwaliteitsbewakers'. Theaterwetenschappers, critici, kenners kortom, vellen er een oordeel. Vaak wordt de subjectiviteit van dat oordeel naar voren geschoven als een argument tégen zulke commissies. De roep naar 'objectieve' maatstaven klinkt dan luid. En objectieve maatstaven zijn bij uitstek cijfers. Publiekscijfers bijvoorbeeld.

Van den Broeck: 'Kijk, vroeger was het subsidiesysteem helemaal gepolitiseerd. Dat was niet de beste werkwijze en ze werd dan ook terecht afgeschaft. Nu heb je een commissie waarin 'specialisten' zetelen. Dat is lood om oud ijzer wisselen. Het resultaat is immers een uitermate eenzijdige beslissingsprocedure. Er wordt gemeten met zevenendertig verschillende maten en gewichten. Het voordeel van dat gepolitiseerde systeem was tenminste nog, ondanks alles, dat alle soorten theater gesubsidieerd werden. Nu worden al die subsidies verdeeld over één soort theater. En het gaat om veel geld, want het theater is de zwaarst gesubsidieerde sector.'

De Buysser: 'Met alle respect, maar ik denk dat de feiten uw stelling tegenspreken. Er wordt vandaag zowel heel klassiek en ambachtelijk als zeer experimenteel theater gesubsidieerd. Van Lucas Vandervost tot Pieter De Buysser en alles wat daartussen zit. Het wordt alleen heel erg gevaarlijk als publieksbereik de norm wordt.'

Van den Broeck: 'Ja maar, je kan toch moeilijk om het feit heen dat de overheid op een of andere manier return vraagt voor het geld dat in jouw werk geïnvesteerd wordt?'

De Buysser: 'Zeker, maar het stoort me ten zeerste als die return gekwantificeerd wordt. Daarom is zo'n commissie net nodig. Daarin wordt gekeken naar de return op lange termijn. Jan Ritsema maakt vandaag het allerbelangrijkste werk op theatervlak. Wat hij doet is onontkoombaar. Maar in zijn voorstellingen zit slechts drie man en een paardenkop. Toch wordt het gesubsidieerd en dat vind ik een bijzonder goede zaak.'

Van den Broeck: 'Dat is nu net wat me geweldig stoort. Alsof die commissies de toekomst kennen!'

Een spaak in het wiel

Het begint aan het psychiatrische te grenzen als deze zich boven alle kritiek verheven voelende kunstartiesten doodgemoedereerd beweren dat zij met hun werk 'maatschappelijk relevant' bezig zijn, of zoals bij ons 'het Vlaams Blok een halt toe willen roepen'. Er mag natuurlijk al eens gelachen worden. (Van den Broeck, p. 82)

Kunstenaars nemen een maatschappelijk engagement op. Dat zeggen ze zelf toch vaak. Ze zijn tegendraads, ze hebben een hekel aan ivoren torens én aan struisvogels. Ze willen, zoals De Buysser het noemt, een spaak in het wiel steken. Met de grondregel is Van den Broeck het helemaal eens. Maar de effecten blijven uit, aldus de schrijver.

Van den Broeck: 'Ik vind dat kunst iets ten goede moet veranderen aan de samenleving. En elke keer als ik dat zeg antwoordt men mij: 'meneer, de tijd van de Grote Verhalen is voorbij.' Dat is je reinste onzin. Je zit willens nillens met een narratieve structuur in je hoofd en daar verandert geen enkele theorie wat aan. We staan elke dag weer op met de idee dat we onsterfelijk zijn. Zonder die leugen is er niks meer mogelijk.'

De Buysser: 'Maar het is toch wel echt een brug te ver om te zeggen dat ons werk niks met de werkelijkheid te maken heeft. U zegt: de kunst van vandaag is niet meer nuttig. Ik vind dat net die nutteloosheid een daad van verzet is. In een samenleving waarin het dictaat van de nuttigheid en rendabiliteit regeert, vind ik dat onnut een spaak in het wiel.'

Van den Broeck: 'Spaken in wielen steken, mijn beste, dat doe je via inhouden. Een vormenkunstenaar wil bewonderd worden. Een inhoudskunstenaar wil iets veranderen, al is het dan in het hoofd van de lezer die zijn werk leest.'

De Buysser: 'Dat onderscheid tussen vormen- en inhoudskunstenaars houdt totaal geen steek. Verander je woord en je verandert van oord, zo luidt een héél oud Chinees spreekwoord. Vorm en inhoud, als je daar zo al van kan spreken, zijn dingen die samenhangen. Ik ken geen enkel hedendaags kunstenaar die met vormen alleen bezig is. U bent een heel sociaal geëngageerd schrijver, echt waar, maar dat ben ik ook. Alleen verketter ik u niet. Ik zie in het werk van Van Bastelaere een veel pertinentere politieke signatuur dan in een toneelstuk waar veel mensen blij naar zitten kijken.'

Open keuken

Ik kan bij vlagen geweldig geboeid raken door de hoogst geraffineerde en spitsvondige 'gesprekken' die een aantal artiesten doorlopend via hun werk met elkaar voeren. Ik noem het gesprekken omdat ze me doen denken aan de urenlange telefonades die ik met wijlen Daniel Robberechts over de schrijverij voerde, en waarvan hij op een keer zei: 'als we nu worden afgeluisterd weet niemand waar we het over hebben'.

De laboratoriumgedachte viert hoogtij in kunstenland. Iedereen wil proberen, experimenteren, en tonen. Toonmomenten, workshops, standen van zaken, ze schieten als paddestoelen uit de grond. Over de legitimiteit van het toonmoment als artistiek middel moet de eerste degelijke discussie nog gevoerd worden. Hierbij alvast een bescheiden voorzetje.

Van den Broeck: 'Ook wij discussieerden met elkaar hoor, onder kunstenaars. Urenlang en over de meest schrijftechnische aangelegenheden. Maar we wisten dat niemand buiten wijzelf daar wat aan had. Dus voelden we geen enkele noodzaak om met dat soort discussies naar buiten te komen. Pas toen het gerecht klaar was, toonden we het.'

De Buysser: 'Nu gaat het er dus helemaal anders aan toe. We plaatsen het proces tegenover het product. Om in te gaan tegen een marktdenken waarin het alleen nog maar de producten zijn die tellen. We tonen ons publiek het proces, de aandacht is verschoven van productie naar creatie.'

Van den Broeck: 'Ik vraag me af wie daar wat aan heeft, behalve uw collega's kunstenaars. Neem nu een heel eenvoudig voorbeeld uit de kunstgeschiedenis, Het vlot van de Medusa bijvoorbeeld van Géricault. Je werpt daar één blik op en het is duidelijk dat dit een meesterwerk is. Eén seconde en je weet het.'

De Buysser: 'Dat is inderdaad net het effect waarin we vandaag niet geïnteresseerd zijn. We willen de processen tonen omdat we denken dat de mensen op die manier veel meer inzicht krijgen in wat we willen zeggen.'


Toen vroegen wij de schrijver
Is alle theater eigenlijk wel Kunst?
En de schrijver antwoordde
Wat is Kunst?


Pieter De Buysser (1972) is filosoof en theatermaker. Hij studeerde in Antwerpen en Parijs. In 1998 richtte hij, samen met Benjamin Verdonck, Liesbet Swings en Valentine Kempynck het collectief "Lampe" op. De Buysser zelf is de enige die sindsdien onder die vlag heeft gewerkt. Hij maakte er de voorbije jaren de trilogie Kritiek van de geraakte rede, met daarin de voorstellingen Litteken lip, Lotus Drive en Aangesproken, de as en de boter. De Buysser schrijft zijn teksten zelf en waagt zich ook geregeld aan essayistische teksten. Wat hij ook schrijft, hij houdt er een eigen poëtica op na en bedient zich van een zelfontworpen vocabularium. Hij noemt zichzelf bijvoorbeeld een 'zonapper', iemand die de schotten tussen filosofie, literatuur, drama en retoriek neerhaalt om 'aan een vrije beoefening van de vaardigheden' te kunnen doen.

Walter van den Broeck (1941) is een van Vlaanderens bekendste schrijvers. Tot zijn bekendste werk behoren onder meer Brief aan Boudewijn, de cyclus Het beleg van Laken, en het theaterstuk Groenten uit Balen. Hij kreeg verschillende prijzen voor zijn werk, waaronder de driejaarlijkse Staatsprijs voor toneelwerk in 1982.

Literatuur

Walter van den Broeck, Op gelijke voet. Brief aan cultureel Vlaanderen, Leuven: Uitgeverij Van Halewijck, 2003.