Techno-utopie (x2) in Mons

Door Michiel Leen, op Sat Jul 25 2015 18:21:39 GMT+0000

Waar je gaat of staat in Mons, het is duidelijk dat de technologie een prominente rol moet en zal spelen in het programma van de culturele hoofdstad 2015. Geen toeval: de regio zet volop in op de nieuwe technologieën in het kader van haar economische reconversie, en ook wel om het zelfbewustzijn van de Montois aan te scherpen. Dat de stad ook onderdak biedt aan het Mundaneum, een verre voorganger voor de Googles van deze wereld, is dan ook uiterst symbolisch.

Een van de uithangborden van Mons 2015 is Café Europa. Op het eerste gezicht is het vooral een ontmoetingsplek voor al wat young and geeky is. Het interieur is, geheel volgens de normen van de tijd, dat van een hippe koffiebar, met veel blank hout, spaanderplaat en tabouretjes. Het café mag dan het uitzicht hebben van een uit de kluiten gewassen tuinhuis, het zit niettemin volgestouwd met state of the art technologie. ‘Uitbater’ Wolf Kuehr demonstreert er enthousiast de technologische snufjes waarmee bezoekers hun verblijf in de culturele hoofdstad kunnen vastleggen. Zo is er The Beehive, een app gekoppeld aan een online archief, waar gebruikers korte filmpjes kunnen uploaden. Wie naar de website surft, krijgt een raster te zien van filmpjes, waarin dan verder kan worden gesorteerd en genavigeerd. Mons door de ogen van de toevallige passant, een rondleiding in absentia, maar dan lekker chaotisch en zonder dat je als surfer op voorhand weet wat je zal vinden.

De achterwand van het café wordt ingenomen door een verzameling televisieschermen. Op vrijdag gaan de tafels en stoelen aan de kant. Via de webcam wordt dan verbinding gemaakt met de vrienden in een andere vestiging van Café Europa in bijvoorbeeld Kaliningrad of Plzen, die toevallig net op dat moment ook een feestje bouwen. Via het grote scherm kun je elkaar bezig zien. Ook de feestmuziek wordt live gestreamd, maar gezellig bijkletsen aan de bar behoort vooralsnog niet tot de mogelijkheden. Wie nader kennis wil maken, moet een kaartje voor de lens houden met daarop zijn mailadres of telefoonnummer. Het had een scène uit Brave New World kunnen zijn, of 1984. Café Europa heeft vooralsnog geen vestiging in Athene, maar dat kan de pret niet drukken. Allen Menschen werden Facebookfreunde.

Systematische manie

Maar ook de technoprehistorie is in Mons verankerd. Enkele dagen later bevind ik me in het Mundaneum. Een museum, gewijd aan een zo goed als vergeten voorloper van wat we vandaag een zoekmachine zouden noemen, maar dan uitgedacht aan het einde van de negentiende eeuw en made in Belgium.

67_leen_mundaneum_breed.pngHet Mundaneum is het geesteskind van de Brusselse advocaat Paul Otlet. Samen met zijn confrater Henri La Fontaine wil hij omstreeks 1890 iets doen aan de gebrekkige staat van de bibliografie, in eerste instantie op het juridische domein. Vandaag is het nauwelijks voorstelbaar dat je voor opzoekingen aangewezen was op zeldzame en al meteen na verschijning voorbijgestreefde boeken met referenties, maar voor Otlet en zijn collega’s was dat hun afspraak met de toekomst. Het feit dat de lijsten nooit helemaal up to date zijn, is voor hen – maar ook voor andere wetenschappers uit die jaren – een acuut probleem. Otlet bedenkt een steekkaartensysteem en een catalogiseringsmethode met tien hoofd- en ontelbare subcategorieën: de decimale notatie die decennialang de standaard voor de internationale classificatie zal worden. Otlet en Lafontaine zetten een internationaal netwerk op poten om een zo volledig mogelijk bibliografisch overzicht te krijgen, wat uiteindelijk zal resulteren in een totaal van 18 miljoen steekkaarten. Wie bibliografische opzoekingen wil doen, laat via een brief of telegram aan hun Office International de Bibliographie weten waarnaar hij op zoek is, waarna de medewerkers van het Office in hun kilometerslange steekkaartenarchief op zoek gaan naar de juiste bibliografische referenties. Op foto’s uit de glorieperiode van het instituut zijn de kantoren te zien, die bestonden uit rijen en rijen hoge archiefkasten, met smalle lades voor elk onderwerp, elke auteur en titel. Een arbeidsintensieve en meticuleuze organisatie, die niettemin jarenlang zonder haperingen gewerkt schijnt te hebben.

Niet meer of minder dan de hele wereld in kaart brengen, documenteren, archiveren en catalogiseren zal Paul Otlets levenswerk worden.

Die decimale classificatie en de enorme bibliografische inspanning vormen echter slechts één deel van Otlets verhaal. Immers, als het daarbij gebleven was, had een voetnoot in de geschiedenis van de communicatietechnologie volstaan, naast andere lang vergeten pioniers als de Amerikaan Dewey, wiens classificatiesysteem Otlet en la Fontaine in wezen kopieerden en perfectioneerden. De opzoekingen die aan het begin van de 20e eeuw slechts uit te voeren vielen met behulp van een zo omslachtige organisatie als Otlets Office, voer je vandaag uit met enkele tikken op je smartphone en een Google-app. Als er vandaag nog een heel museum aan Otlet en zijn werk wordt gewijd, dan heeft dat in grote mate te maken met het feit dat de enorme bibliografische collectie voor Otlet slechts een opstapje was voor een veel groter classificatiewerk. Niet meer of minder dan de hele wereld in kaart brengen, documenteren, archiveren en catalogiseren zal zijn levenswerk worden. Doorheen de jaren leggen Otlet en zijn getrouwen collecties aan van fonoplaten, affiches, kranten, foto’s en tijdschriftartikels. In 1920 krijgt hij een hele vleugel van het Brusselse Jubelpark ter beschikking als uitstalkast. Het Mundaneum, het museum van de mens, is geboren. Een museum waar ‘alles’ te zien is, van plant- en diersoorten tot een overzicht van de vorderingen op het vlak van de telegrafie, en een paviljoen gewijd aan de Russische Revolutie. Alsof je een ADHD’er een wereldtentoonstelling zou laten organiseren.

67_leen_Paul Otlet en Henri La Fontaine.jpgWat moet er in iemands hoofd omgaan om zo’n collectie te bedenken? Vast staat dat Otlet al sinds zijn vroege jeugd door papier en geschriften aangetrokken is. Op zijn vijftiende wordt hij bibliothecaris van de school waar hij les volgt. Daar wordt de kiem van zijn systematiseerwoede gelegd. Ook is hij al op jonge leeftijd een verwoed collectionneur. Als zoon van een zéér gegoede Brusselse familie heeft hij daar ook alle vrijheid toe. Ter illustratie: vader Otlet, steenrijk geworden met het aanleggen van tramlijnen, was op een zeker ogenblik eigenaar van een eiland in de Stille Zuidzee, waar Paul een winter lang alles encyclopedisch in kaart bracht. En toen al noemde hij, blijkens de verdienstelijke docu die je in het Mundaneum kunt kopen, de verzameling vondsten die hij thuis in een vitrinekast uitstalde, zijn museum. Otlet heeft het dus altijd al groots gezien. Het was enkel wachten tot hij de middelen in handen zou krijgen om zijn verzamel- en klasseerwoede op grotere schaal toe te passen. Wereldschaal, als het even kon.

Concentrisch broederschap

En daar wordt dan het Mundaneum geboren, een plek waar alle kennis van de mensheid wordt samengebracht. Otlet ziet de zaken echter nog groter: hij droomt van een wereldstad, volledig geconcipieerd volgens de inzichten van recht en redelijkheid, mooi concentrisch gestructureerd, met zones voor bewoning, industrie, kunst, ontspanning. Een stad met de structuur van een fichenbak, alles mooi in vakjes verdeeld. Geen chaos, geen wanorde, geen doodlopende steegjes. En dat alles vanuit de idee dat de rede en de orde vanzelf tot de wereldvrede zullen leiden. Met behulp van architecten als Hendrik Christian Andersen en Le Corbusier ontwerpt Otlet een ideale stad, die hij eerst in Tervuren, later in Antwerpen zou willen zien verrijzen. Inclusief brug over de Schelde, alstublieft. Overbodig te zeggen dat het idee nooit van de grond komt. Met het huidige Linkeroever heeft het utopische plan hoegenaamd geen uitstaans.

Maar zelfs een zo megalomaan project als de wereldstad is niet meer dan een symptoom van Otlets classificeerdwang. Hij maakt ontelbare schetsen en schema’s, niet alleen over zijn wereldstad, maar ook over de ideale bedrijfsorganisatie, het ideale paleis voor een wereldtentoonstelling, enzovoort enzovoort. Het hele menselijke bestaan, met zijn driften en oorlogszucht, wordt getemd en beheerst, als het zich maar even zou willen houden aan de even bevattelijke als vaak naïeve schema’s waarin Otlet ze probeert te vatten. Het moet zijn dat de koele overzichtelijkheid van de decimale classificatie – tien hoofdcategorieën, die al naargelang de specificiteit van een bepaalde te classificeren object konden worden aangevuld met een in wezen eindeloos aantal subcategorieën achter de komma – zich diep in Otlets geest verankerd had. Voor een nuchtere observator lijkt het alsof Otlet in de jaren na de Eerste Wereldoorlog de greep op zijn verzamelwoede kwijtraakt. Het Mundaneum en zijn collectie van miljoenen fiches, objecten, mircofilms en wat niet al, lijkt het werk van een compulsieve hoarder, zij het dan een die – tenminste een pooslang – een opvallend gunstig gehoor kreeg bij de andere verlichte geesten van zijn tijd.

67_leen_docu-schema.jpgOtlet en zijn kompaan Lafontaine waren beide gepokt en gemazeld in het internationale intellectuele milieu van het interbellum, waarin internationalisme en pacifisme de hoofdtoon voerden. Met La Fontaine had de organisatie van het Mundaneum zelfs een Nobelprijswinnaar voor de Vrede in huis. Het heeft iets aandoenlijks, die sepiafoto’s met gezelschappen van gewichtig kijkende heren in pak, bij weer eens een internationale conferentie, één oog gericht op de harde wetenschappelijke feiten, het andere gericht op abstracte categorieën als vooruitgang, vrede en broederschap, als het even kon met een hoofdletter of zelfs – wanneer de verklaringen écht mochten ronken – in het Latijn. Heren van de wetenschap, die eens even zouden uitdokteren wat er goed was voor De Mensheid in het Algemeen. En allemaal waren ze, in die eeuw van roekeloze industrialisatie, waarin België een hoofdrol speelde, doordrongen van hetzelfde technologische optimisme en utopisme: de techniek en de wetenschap zullen de mensheid verbroederen en redden! De hoogtijdagen van het positivisme. Met het trauma van de Eerste Wereldoorlog in het achterhoofd.

De loop van de geschiedenis zal de hooggestemde heren helaas ongelijk geven, wanneer de vruchten van al die wetenschappelijke vooruitgang voor de tweede keer in nog geen dertig jaar tijd worden aangewend om een wereldoorlog mee uit te vechten. Later zullen de postmodernisten definitief komaf maken met de classificeerdwang van de Otlets van deze wereld, door aan te tonen hoe arbitrair hun ‘rationele’ en ‘universele’ denksystemen au fond wel niet waren. Otlet zelf is aan het eind van zijn leven helemaal blind voor de politieke werkelijkheid op het oude continent, en leurt tot aan zijn dood met de idee van zijn wereldstad bij Franco en Hitler.

Na zijn dood in 1944 raakt de collectie van het Mundaneum, die al na de sluiting van het museum in 1934 ernstig gehavend was, verder versnipperd. Tientallen tonnen materiaal uit de collectie gingen verloren. Pas medio jaren 1990 krijgen de overblijfselen van de collectie een definitief onderkomen in Mons. Het blijft een impressionante verzameling van enkele strekkende kilometers archiefmateriaal. De rangeerkasten die de hele exporuimte ommuren, vormen slechts het topje van de papierberg.

Sociale spitstechnologie

We willen de spitstechnologie in een sociale relatie plaatsen, toegankelijk en warm.

De prominente aanwezigheid van het vernieuwde Mundaneum in de programmatie van Mons 2015 is geen toeval. In het kader van zijn jaar als culturele hoofdstad trekt de stad volop de kaart van de technologie. De uitdaging bestaat erin de technologie, die via verschillende technologiebedrijven al tien jaar stevig verankerd is in de regio, ook binnen de stad brengen. Café Europa past perfect in dat plaatje. Het is een laagdrempelige, hoogtechnologische hotspot met voor elk wat wils. In het atelier achter het café worden nieuwsgierige bezoekers ingewijd in de wonderen van de 3D-printer en de computergestuurde lasercutter. Anderen kunnen met een tablet de stad in trekken en het parcours van Street Review volgen, waarin mensen zelf interventies doen. Op pad met de iPad kunnen ze dan op bepaalde plekken op de tablet zien welke vrolijke interventies de Montois er hebben uitgevoerd.

Zo’n techno-offensief in het stadscentrum was ook nodig. ‘Het grote publiek had die digitale industrie rond Mons nog niet ontdekt’, zegt Berengère Deroux, die de digitale poot van Mons 2015 coördineert. ‘Mons is nog steeds geen openlijk digitale stad. We staan nog maar aan het begin. De technologiecampus Technocité bestaat wel al tien jaar en leverde al 5.000 afgestudeerden op, van basis-bureaujobs tot spitstechnologie zoals gaming en animatie… Er is ook een bruisende activiteit, niet ver van het station. Maar tot nu vond die rijkdom nog niet de weg naar het centrum. Vandaar het idee van een café, waar mensen van oudsher zaken delen, leren van elkaar, luisteren naar elkaar. We willen de spitstechnologie in een sociale relatie plaatsen, toegankelijk en warm. Mensen moeten niet bang zijn van de technologie, dus moeten we die presenteren zonder dat bezoekers zich uitgesloten voelen, zonder dat het moeilijk of ontoegankelijk lijkt. Integendeel, alle projecten die hier worden voorgesteld, zijn innovatief, maar het is ook de bedoeling dat het publiek zich die technologie toe-eigent.’

67_leen_café europa.jpgRonkende verklaringen, maar hoe breng je ze in de praktijk? ‘We ontwikkelen geen nieuwe technologie om de technologie of de innovatie op zich. Zeker nu zelfs kleine kinderen al met een smartphone overweg kunnen, willen we sociale links maken. Want technologie kan ook isoleren. Wij zeggen: ja videospelletjes zijn cool, maar ze delen is nog veel plezanter. Zo hebben we in Café Europa een game-namiddag opgezet met vintage spelletjes. In wezen zijn klassiekers als  Pacman of Donkey Kong spelletjes voor één speler, maar wij hebben ze aangepast zodat je ze met meerdere mensen tegelijk kunt spelen. Of neem de moderne technologie: je kunt veel met een tablet, maar wist je ook dat je ermee kan gaan wandelen in de stad? Se rouvrir au monde, daar gaat het om.’

Voor Deroux is de link met het Mundaneum een evidentie. ‘Zeker, we werken samen. De Beehive moet een vorm van collectief geheugen van Mons 2015 worden. Later kunnen we ze misschien overdragen aan de collectie van het Mundaneum. Er is veel zin om sporen bij te houden en en er meer van te maken dan opgeslagen nummertjes. Dat hoort bij onze reflectie.’

Multinationale utopie

In Mons regeert kortom het geloof in een nieuw technologisch vooruitgangsoptimisme. De technologie is handig, ludiek en in wezen goed. Ze helpt ook bij de publieke ontsluiting van de Arthothèque, een nieuw kunstendepot voor de collecties van verschillende musea, waar bezoekers virtueel door de stukken kunnen gaan. Technologie verbindt en emancipeert. Althans, dat willen projecten als Artothèque of Café Europa ons heel graag doen geloven.

Reflecteren over de nadelen van die technologie zal voor een andere keer zijn.

67_leen_elio google.jpg’Daarvoor is het nu nog te vroeg’, vindt Derouc. ‘We gaan niet meteen in excessen vervallen, maar vandaag komt het er vooral op aan om de stereotypen te doorbreken, door mensen uit te dagen in hun idee dat technologie alleen chiant is en niet toegankelijk voor een niet-gespecialiseerd publiek. Tegelijk kan iedereen wel zijn zegje doen: het publiek, mensen die zelf een project hebben ontwikkeld. Daar kan dan een debat uit ontstaan.'

Die bevlogenheid moet ons niet doen vergeten dat de technologie in Mons ook een kwestie van realpolitik is geworden. De brave new technology is de hoeksteen voor de economische reconversie van de regio, die de teloorgang van de mijnen, die iconen van de eerste industriële revolutie, nog niet verteerd heeft. In de Digital Innovation Valley werden de afgelopen jaren meer dan 3.000 jobs en 100 kleine bedrijfjes opgericht, van het kaliber ‘hippe start-up’ dat het zo goed doet bij investeerders en andere business angels. Google investeerde 800 miljoen euro in de regio, en is de grootste buitenlandse investeerder in Wallonië. Dat Mons, op een moment dat Google honderden miljoenen investeert in de regio, zich ook de erfenis van de uitvinder van het ‘Google op papier’ toe-eigent, is dan van een niet te onderschatten symbolische waarde. Een link die ze bij Google zelf ook wel weten te waarderen, blijkens het uitgebreide interview met Google-man William Echikson in het lijvige boekwerk 10 D/Y/M, Technocité 2004-2014, dat tien jaar digitaal entrepreneurship in de regio Mons in kaart brengt.

Ook het digitale tijdperk brouwt nu à volonté zijn eigen utopieën, die in en rond Café Europa een stevige voedingsbodem vinden. In het Engels, niet langer in het Latijn. Dat het internet nauwelijks twintig jaar na zijn ontstaan geregeerd wordt door een handjevol multinationals (Google, Facebook, Microsoft, Twitter, Uber, Apple, en dan zijn we wel ongeveer rond), die door politici van het hoogste niveau gepaaid moeten worden om ergens neer te strijken, zodat de plaatselijke bevolking indirect kan meegenieten van de zegeningen van de nieuwe tijd: je moet het vooral tussen de regels lezen.

Google investeerde 800 miljoen euro in de regio, en is de grootste buitenlandse investeerder in Wallonië.

Dwalend tussen de rangeerkasten in het Mundaneum is het moeilijk om dat alles nog helder te bevatten. Niet zozeer de kennis, maar wel de beschikbare informatie en documentatie is door de alomtegenwoordigheid van digitale dragers tegelijk anarchistisch en onstoffelijk geworden, dankzij de microchip en de wifi-verbinding. De toevloed aan filmpjes, tweets en statusupdates die één dagje in Café Europa oplevert, is amper nog door een mens te volgen. Er komen nu even krachtige als raadselachtige zoekalgoritmen aan te pas om in die massa van willekeurige en ongestructureerde info je weg terug te vinden. Die confrontatie tussen toen en nu zie je mooi aan het werk in Atopolis, de zomertentoonstelling van Mons 2015, waarin ook enkele schema’s uit Otlets universele encyclopedie opgenomen zijn als kunstwerken. Hun even naieve als technocratische overzichtelijkheid vormt een veelzeggend contrast met de resoluut eenentwintigste-eeuwse multimediale chaos van het paviljoen ‘Globalization Reversed’, de bijdrage van Thomas Hirschorn aan Atopolis.

Wat zou Otlet daarvan gemaakt hebben? Hij kon nog een model bouwen op de idee dat ‘alle beschikbare kennis sinds de uitvinding van de boekdrukkunst’ zich fijn liet classificeren en, belangrijker nog, dat die voor het menselijk brein te doorzoeken viel, zij het dan via een meticuleus classificatiesysteem. Had hij het huidige tijdperk met zijn terrabytes aan rondgonzende informatie prachtig gevonden? Of was hij er gewoon knetter van geworden?

Michiel Leen is cultuurjournalist, onder meer voor De Standaard. Hij schreef deze bijdrage _in het kader van een residentie van rekto:verso in Mons, 6-9 juli 2015 (met steun van Théâtre Le Manège Mons en Wallonië-Brussel Toerisme - _info@belgie-toerisme.be)

Lees hier de rest van ons relaas over Mons 2015, Culturele Hoofdstad van Europa!