Schots en scheef, maar o zo schoon. Songs in the Key of Z

Door Thomas Werbrouck, op Thu Nov 28 2013 13:19:06 GMT+0000

_‘AYYYAAAAGGGAAAA! WAAAAHASSHHHA! ILSHABOOSHYA! YEEEHHHAAAA!’_Die aanhef is een nobele poging om een van de meest wanstaltige zangpartijen uit de muziekgeschiedenis onder eh … woorden te brengen: ‘I’ve got a gal/Way across town/She won’t come to see me/’Til I pull my shades down’ – maar dan uit de mond van The Legendary Stardust Cowboy, aka ‘The Ledge’. Hij is een van de protagonisten op Songs in the Key of Z, een compilatie-cd die muzikale schoonheid vindt waar niemand ze zoekt.

Songs in the Key of Z is samengesteld door Irwin Chusid, een muziekhistoricus, radio-dj en bewaarder van schatten die door anderen rücksichtlos in de prullenbak worden gekieperd. De eerste twee delen (respectievelijk uit 2000 en 2003) werden zopas geremasterd en aangevuld met nieuwe vondsten, en twéé nieuwe volumes verschenen in september – nagenoeg geruisloos – in digitale shops als Boomkat. Wie zich die platen toch aanschaft, krijgt er nochtans een parallel universum bovenop.

Want de Key of Z-reeks (ondertitel: The Curious Universe of Outsider Music) is geen verzameling van lekker in het oor liggende popmuziek en aangenaam kabbelende luisterliedjes, maar van ruwe en ongepolijste audioanomalieën die toevallige luisteraars ‘afgrijselijk’, ‘naïef’ of ‘rotslecht’ zouden noemen. Zo is er Shooby ‘The Human Horn’ Taylor, een zichzelf op luchtsaxofoon begeleidende scatzanger die begin jaren 1980 veertien tracks opnam en daarna onbegrepen van het toneel verdween. Naast Jack Mudurian, een 72-jarige rusthuisbewoner die a capella honderdnégenentwintig Broadway-standards op het taperecordertje van een verpleger knalde, in één lange ruk van vierenveertig minuten! Of Peter Grudzien, een over homoseksualiteit onder Amerikaanse soldaten jodelende hillbilly! Of B.J. Snowden, een kennelijk toondove Afro-Amerikaanse muzieklerares met haar hartverscheurende serenade ‘In Canada’ (‘In Canada, they treat you like a queen/In Canada, they never will be mean’)!

Het is muziek van uitgejouwde, uitgespuwde en soms zelfs publiekelijk gekastijde artiesten, van door de duivel bezeten psychoten, van getroebleerde druggebruikers

Key of Z is schots en scheve muziek vanuit de marge, maar o zo schoon! Het is muziek van uitgejouwde, uitgespuwde en soms zelfs publiekelijk gekastijde artiesten, van door de duivel bezeten psychoten, van getroebleerde druggebruikers, van tot inkeer gekomen ex-bajesklanten. Maar: wél stuk voor stuk waarachtige zangers, songwriters, muzikanten die spijts publieke desinteresse altijd blijven doorgaan met hun kunst, diep in hun ziel krabbend, hondsoprecht, en (vaak onbewust) alle muzikale voorschriften rond melodie, harmonie, timbre en ritme op losse schroeven zettend. Zoals Syd Barrett en Captain Beefheart zaadjes voor de punk strooiden. Zoals de lofi-cassettes van Daniel Johnston later Kurt Cobain en Beck tot de ruis en goedkope opnametechnieken bekeerden. Zo schudden ze, naïef en immer onberekenbaar, ons en de langzaamaan indommelende muziekindustrie wakker met hun originaliteit, tomeloze fantasie en ontembare creatiedrift.

Maar waarin schuilt nu eigenlijk de schoonheid, die – hoewel bedolven onder dikke lagen ruis, off-beat drumpartijen en toononvastheid – toch onmiskenbaar aanwezig is in die zogezegd mislukte muziek?

Sappige verhalen

Een deel van de aantrekkingskracht ligt in de tragikomische achtergrondverhalen. Het is geen toeval dat het verhaal van het hakkelende zustertrio The Shaggs na een musicaladaptatie nu ook zal worden verfilmd: de tirannieke vader, zijn overduidelijk talentloze dochters en het geknakte verlangen naar roem – dat schrééuwt om een adaptatie op het witte doek. Maar de lijn tussen bewondering en voyeurisme is soms heel dunnetjes, en dat soort fascinatie levert vroeg of laat gewetensproblemen op. Of zoals iemand terecht opmerkt op een blog rond outsidermuziek: ‘Ik hou van deze muziek, maar tegelijk voelt het alsof ik me in de achttiende eeuw bevind en met alle stumpers in het gekkenkot zit te lachen. Erger nog: mijn schuldgevoel wordt nóg groter omdat velen al dood zijn, en zich er dus niet bewust van zijn dat we met een stok door de tralies in hun lijf zitten te poken.’

59_Werbrouck_c_MarthaVerschaffel380.jpgDe schoonheid van die muziek gaat om méér dan sappige verhalen uit de marge. Er is ook haar onvatbare potentie, haar belofte voor de toekomst. Net als het werk van art brut-kunstenaars als Adolf Wölfli en Henry Darger is outsidermuziek soms visionair: toen David Bowie bij Mercury Records tekende, kreeg hij bij wijze van welkomstgeschenk een stapeltje singles toegestopt. Zijn favoriet? ‘Paralyzed’, de geflipte opname van de bulderende, jubelende en wild tierende Legendary Stardust Cowboy. Bowie zette het personage van de door de ruimte geobsedeerde The Ledge naar z’n hand, ontleende een stukje van zijn naam, en Ziggy Stardustwas geboren. Maar het is geen eenrichtingsverkeer. Neem nu Daniel Johnston: de hoeksteen van het outsidergenre – overigens samen met Beefheart en bekendere outsiders als Tiny Tim ook in de Key of Z-compilaties opgenomen – wordt nu in de armen gesloten van het hedendaagse indierock-publiek. Zelfs een jazzgrootheid als Thelonious Monk werd aanvankelijk als outsider bestempeld: traditionele jazzpuristen noemden hem een charlatan, die critici én bandleden in de maling nam door compleet willekeurig op zijn pianoklavier te hameren. Tot daar de visionaire trekjes: een outsider of avant-gardist ben je slechts in het oor van de toehoorder. De geschiedenis beslist welke categorisering blijft plakken.

Authenticiteit?

Zou de aantrekkingskracht van de artiesten op de Key of Z-compilaties misschien liggen in wat de Heilige Graal van de muziekjournalistiek en de westerse popmuziek lijkt: een authentieke stem in een muzieklandschap vol epigonen? Al jaren wil de avontuurlijke muziekfanaat zijn horizon verbreden door op zoek te gaan naar authentieke geluiden, van blinde bluesprofeten tot onbekende elektronicapioniers. Zo werden de voorheen verguisde platen van Brian Wilson, waarop hij mentaal en muzikaal duidelijk de trappers kwijt was, een tiental jaar geleden plots zéér gegeerd onder vinylfetisjisten. En authenticiteit zou weleens het sterkst aanwezig kunnen zijn bij de mad loners die door de muziekindustrie onaangeroerd of verstoten zijn. Putten zij, voorbij alle regels van welluidendheid, niet uit een veel oorspronkelijker bron? Veel dichter bij de onaangeroerde en ‘schone’ natuur van de mens?

Een outsider of avant-gardist ben je slechts in het oor van de toehoorder

In zijn liner notes houdt samensteller Irwin Chusid op dat punt de boot af, terwijl hij ondertussen toch wat olie op het vuur gooit. Of de rammelmuziek van The Shaggs ‘authentieker’ en dus ‘beter’ is dan lucratievere worpen uit het commerciële circuit, hangt af ‘van ieders persoonlijke inschatting en van hoe cynisch u over de marketingpraktijken van het muziekbedrijf denkt’, stelt Chusid. ‘Want’, zo vervolgt ie, ‘is Whitney Houston dan zo onoprecht? Of Mariah Carey, een popster die door het journaille consequent wordt afgedaan als oppervlakkig prefabproduct? Moeten we misschien aannemen dat Houston en co nooit een authentieke aspiratie hebben gehad om rijk en beroemd te worden?’

Passie, inspiratie, fascinatie

De vraag blijft waarom er dan altijd weer nieuwe gekken opduiken die bij het horen van The Shaggs niet gewoon hautain ‘zo slecht dat ‘t goed is’ mompelen, maar hun muziek kopen én waarlijk genieten van hun atonale liedjes, zoals Frank Zappa begin jaren 1970. Als het niet uitsluitend om de freak show, het visionaire dan wel het authentieke draait, waar draait het dan wel om? Waarom moet iemand van kop tot teen uit steen opgetrokken zijn om níét gecharmeerd te worden door de kinderlijke ontwapening van ‘El Touchy’, een vrolijke dans bekokstoofd door de mysterieuze Californiër Luie Luie? Omdat ‘El Touchy’ van bij de eerste luisterbeurt vragen opwerpt. Omdat je vinger vervolgens op de repeat-knop blijft hameren. Opnieuw, opnieuw, opnieuw. Omdat je algauw met een kamerbrede glimlach door de living schuifelt. Omdat de hond, huisgenoten en buren er nu bij zijn komen staan en jullie daar met z’n allen domweg ‘El Touchy’ aan het dansen zijn, een dansvorm die je voorheen niet kende, maar nu al niet meer zou kunnen missen.

Deze muziek tart soms inderdaad alle wetten van de schoonheid, maar entertaint, inspireert en fascineert daarom niet minder

We kunnen naar outsidermuziek luisteren. We kunnen ze leren waarderen. We kunnen ze – eventueel – proberen te analyseren. Maar wat de bedoeling is geweest? Welke innerlijke drang of impuls ten grondslag ligt aan die vreemde, bizarre geluidsexploten? Dat inzicht zal ons altijd blijven ontsnappen. In de woorden van Irwin Chusid: ‘Art under the microscope, art denuded, is art demystified.’

Wie voorbij de eerste lach geraakt, de blik helemaal openzet, zich ontvankelijk opstelt en zich helemaal laat overdonderen, zal merken dat deze muziek soms inderdaad alle wetten van de schoonheid tart, maar daarom niet minder entertaint, inspireert en fascineert. En net daarom mag ze misschien óók ‘schoon’ worden genoemd. Vooraleer Matt Groening The Simpsons creëerde, was hij al een fervent verzamelaar van sonische curiositeiten én een van de grootste fans van The Shaggs en Luie Luie. Hij verwoordde het zo: ‘Ik ben minder geïnteresseerd in de virtuositeit dan in de PASSIE waarmee een nummer wordt opgevoerd.’

Regelloze emotie

Zet de radio aan en er komen tientallen perfecte liedjes op ons af. Geschreven door mensen die véél meer over muziek weten dan eender welke artiest op deze compilatie. Opgenomen in peperdure studio’s, en niet in een stoffige garage in een of andere achterbuurt. Door nauwgezette technici met Auto-Tune en ProTools ontdaan van alle stofvlekjes en mogelijke foutjes. Verder opgeblonken door million dollar-producers. Muziek door vakmannen, jawel, maar … saai en zielloos bandwerk. En daarom is outsidermuziek in staat tot wat de allermooiste Bach-cantate vermag: vreugde opwekken. Of droefenis. Of pijn. Schoonheid is onvoorspelbaar, en outsiders doorbreken de regels overvloedig.

Onvoorspelbaarheid verbindt de kromme liedjes van The Space Lady – die met haar Casio de metrogebruikers in Boston op buitenwereldse geluiden trakteert – met de alom geprezen muziek van Portishead. Het is wat Bob Vido, een eenmansband die zichzelf op klungelige wijze ‘overdubt’, verbindt met de pot-en-pantrommelaar Tom Waits. Zo is de dub reggae ooit ontstaan, in het manische brein van Lee ‘Scratch’ Perry – een outsider if ever there was one. En daarom heeft Thelenious Monk misschien méér te maken met de Zweedse Elvis-imitator Eilart Pilarm dan iemand op het eerste gezicht zou vermoeden: ze herinneren ons eraan dat de wetten van de schoonheid nooit in marmer gebeiteld kunnen staan.

Thomas Werbrouck is muzikant bij Little Trouble Kids.