Schoonheid en apocalyps. Elaine Scarry over schoonheid en rechtvaardigheid

Door op Thu Nov 28 2013 13:14:39 GMT+0000

In het essay On Beauty and Being Just (1999) argumenteert de Amerikaanse filosofe Elaine Scarry dat de ervaring van schoonheid de basis vormt van onze ervaring van rechtvaardigheid. Daarmee blies Scarry de oude filosofische discussie over de relatie tussen het goede en het schone nieuw leven in. In haar recente moraalfilosofische reflecties over de geopolitiek na 9/11 toont Scarry aan dat die discussie meer dan ooit relevant blijft in een wereld waarin de democratie stelselmatig wordt uitgehold.

De ervaring van schoonheid leidt tot een zorgzame omgang met de wereld. Wanneer we iets moois zien, zegt Scarry, willen we het bewaren. Het schone appelleert aan onze zorgzaamheid: als ik een vaas mooi vind, zal ik er zorgzaam mee omgaan om haar niet te breken. Die zorgzaamheid is evenwel slechts één aspect van het ruimere fenomeen dat schoonheid kopieën van zichzelf in de wereld brengt. Scarry verwijst naar een citaat van Wittgenstein, die ooit zei dat als het oog iets moois ziet, de hand het wil tekenen. Zo zit onze dagelijkse beleving vol van handelingen die het bestaande verdubbelen of herhalen omdat we het mooi vinden: we kunnen het niet alleen tekenen, we maken er foto’s van, leggen het vast op video (met de camera of de iPhone), of schrijven er teksten over (een dagboek, een gedicht, een essay). Zelfs het krijgen van kinderen is zo’n daad van verdubbeling, want elke geliefde hoopt in het gemeenschappelijke kind de trekken van de andere geliefde te zien voortleven.

59_VanEecke_© Vincent Lynen380.jpgAls we schoonheid ervaren, willen we die ervaring vasthouden. Dat is op zich geen nieuws. Kant sprak al over een doelmatigheid zonder doel: we streven iets na, maar wat we nastreven is eigenlijk het bestendigen van het moment (de beleving van de schoonheid hier en nu). Het is een doel dat steeds rond zichzelf cirkelt, als een stationair draaiende motor. Een van de meest pregnante uitdrukkingen van die doelloze doelmatigheid is het staren: wanneer we iets moois zien, willen we er eindeloos naar blijven staren. Scarry’s boek over het schone was dan ook deels een antwoord op de feministische kritiek op de schoonheid en de mannelijke blik. Volgens die opvatting herleidt het mannelijke opmerken van schoonheid de vrouw tot een object. Scarry aanvaardt dat argument niet. Het is absoluut waar, zegt ze, dat het zien van een mooie persoon ons doet staren. Maar dat is niet bij definitie een daad van geweld of agressie. Integendeel: het is het staren, en het zich daarin getroffen weten door de schoonheid van de ander, dat de aanzet kan zijn tot een zorgzame omgang met die ander. Ook staren, en blijven staren, is een poging tot bewaren, en dus verdubbelen, van het moment.

Een andere kritiek op de schoonheid argumenteert dat ze frivool is: het is simpelweg immoreel om zich op het schone te richten terwijl er ontzettend veel onrecht in de wereld is. Aandacht die aan het schone wordt geschonken, is aandacht die aan het onrecht wordt onttrokken. Maar ook dit argument veegt Scarry van tafel. Om te beginnen creëert het een paradox. Eerst werd er geargumenteerd dat kijken naar schoonheid objectiveert, wat slecht zou zijn. We mogen dus niet naar mooie mensen kijken (want dat reduceert mensen tot dingen). Maar nu plots wordt er geargumenteerd dat we te weinig naar mensen kijken. Blijkbaar mogen we enkel naar mensen kijken als ze in nood verkeren, niet als ze mooi zijn. We zouden onszelf dus het genot van het kijken naar mooie dingen moeten ontzeggen uit vrees om anders een morele misstap te begaan. Als morele norm lijkt dit weinig genereus: vinden we het werkelijk humaan en ethisch verantwoord om als universele norm op te leggen dat mensen zich moeten hoeden voor het schone? Wensen we niet veeleer alle mensen zoveel mogelijk schoonheid toe in hun leven?

Hoe vaker wij in mensen en objecten schoonheid vinden, des te meer mensen en objecten worden het voorwerp van onze zorgzaamheid

Scarry’s tegenargument gaat nog verder. Keren we terug naar onze mooie vaas. Het feit dat de vaas mooi is, maakt mij bewust van het feit dat ze ook breekbaar is. Scarry argumenteert nu dat onze verhoogde alertheid voor de breekbaarheid van deze ene mooie vaas bijna onvermijdelijk een verhoogd bewustzijn meebrengt van de breekbaarheid van alle vazen, en bij uitbreiding van alle dingen in de wereld. Met andere woorden: hoe vaker wij in mensen en objecten schoonheid vinden, des te meer mensen en objecten worden het voorwerp van onze zorgzaamheid. Maar die zorgzaamheid breidt zich vervolgens spontaan lateraal uit naar objecten en mensen die niet in eerste instantie als mooi worden erkend. Scarry schrijft dan ook dat het soms lijkt alsof mooie dingen bewust doorheen de hele wereld zijn rondgestrooid om er ons steeds weer, en op de meest onverwachte momenten, aan te herinneren dat we die wereld met zorg moeten behandelen. Scarry noemt dat een impliciete eis tot distributie: mooie dingen herinneren er ons aan dat het niet voldoende is om enkel voor de mooie dingen te zorgen. Schoonheid bevat een morele imperatief om die zorg over de hele wereld uit te breiden. Het is nu precies die idee van schoonheid en de eis tot distributie die Scarry recent opnieuw heeft geactiveerd in een reeks politieke geschriften die schijnbaar niets met schoonheid te maken hebben.

DE VERNIETIGING VAN DE WERELD

Scarry’s ideeën over schoonheid lagen in het verlengde van haar eerdere boek The Body in Pain (1985). Daar argumenteerde ze dat pijn de wereld vernietigt. Achter die stelling gaat een logica schuil die sterk door Marx is geïnspireerd. Als mensen maken wij een leefwereld door betekenis te stichten. We doen dit niet alleen mentaal (door onderscheiden te maken, dingen te benoemen en waardesystemen zoals religies, moraal, esthetica en wetgeving te ontwikkelen) maar ook door objecten te maken. Scarry volgt Marx dan ook wanneer hij (in Das Kapital) zegt dat de mens een deel van zichzelf investeert in de artefacten die hij maakt. De gedeelde wereld die wij zo creëren kan evenwel ook worden vernietigd. Dat kan op verschillende manieren gebeuren, maar een van de meest perverse en efficiënte is de ervaring van pijn. Mensen die pijn lijden trekken zich geleidelijk uit de wereld terug. Al hun aandacht en energie richten zich meer en meer op het zelf en op de pijn die ze lijden. Mensen die extreme pijn lijden, sluiten vaak de hele wereld buiten omdat de pijn hen volledig in beslag neemt. Dat proces is een vernietiging van de wereld: de persoon die pijn lijdt, is steeds minder in staat om deel te hebben aan de gedeelde wereld en zichzelf erin te investeren. De wereld van de persoon die pijn lijdt wordt stelselmatig gereduceerd tot het eigen lichaam en uiteindelijk tot de ervaring van pijn die al de rest domineert.

jja_pilt_Scarry_1985_the_body_in_pain.jpgVanuit die analyse ontwerpt Scarry een argument over marteling, wat algemeen wordt erkend als een van de meest verwerpelijke menselijke handelingen. Marteling is namelijk het georganiseerd vernietigen van de wereld. Wanneer mensen worden gemarteld, wordt hun wereld bewust gereduceerd tot het eigen lichaam. Het toebrengen van extreme pijn leidt ertoe dat de wereld van de gemartelde gereduceerd wordt tot één verlangen: het doen ophouden van de pijn. Sterker, in de marteling wordt de wereld niet alleen weggenomen, ze wordt tot vijand gemaakt. Wanneer de gevangene bedorven brood te eten krijgt, bedorven water te drinken krijgt, op een vuile matras moet slapen, of wanneer een stoel onder hem of haar uit wordt geschopt, worden de basiselementen van de vertrouwde, alledaagse leefwereld vreemd en vijandig gemaakt. Wanneer pijn rechtstreeks aan het lichaam wordt toegebracht, wordt zelfs het lichaam van de persoon zelf als wapen tegen hem of haar gebruikt. Op dat moment wordt de wereld voor die persoon vernietigd.

In een opmerkelijke demarche breidt Scarry haar argument over marteling uit naar een analyse van nucleaire dreiging. Typerend voor marteling is dat het slachtoffer volkomen weerloos is. Dat onderscheidt marteling bijvoorbeeld van oorlogvoering, waar iedere partij zichzelf kan verdedigen met alle mogelijke wapens. In marteling is er geen weerwerk mogelijk: men is totaal onderworpen aan het geweld. Die structuur van radicale passiviteit herhaalt zich in nucleaire oorlogvoering. Wanneer nucleaire wapens worden gebruikt, of wanneer er wordt gedreigd om ze te gebruiken, wordt de hele wereldbevolking (en niet alleen actieve militaire troepen) gegijzeld door de mogelijkheid van gruwelijke verwonding en zelfs uitroeiing zonder dat ze enige vorm van verdediging heeft tegen dat geweld. Nucleaire dreiging heeft de morele structuur van marteling: in een absolute wanverhouding tussen machthebbenden en machtelozen wordt de hele wereld gegijzeld in een dreiging met absoluut geweld. Daar komt nog bij dat de beslissingsmacht om tot nucleair geweld over te gaan heel vaak bij een enkele persoon wordt gelegd, in de praktijk doorgaans een staatshoofd van een supermacht met zijn vinger aan de spreekwoordelijke knop. De ultieme politieke beslissingmacht ligt bijgevolg bij één persoon. Ze isniet democratisch gedistribueerd.

In haar boeken Rule of Law, Misrule of Men (2010) en Thinking in an Emergency (2011) argumenteert Scarry dan ook dat onze wereld afglijdt naar een nieuwe monarchale bestuursvorm waarin rechten en vrijheden niet langer evenredig worden gedistribueerd. Zowel het recht om geweld te gebruiken als de mogelijkheid om ons tegen geweld te beschermen zijn ons in naam van de vrijheid ontnomen (ons, want de impact van de beslissingen is mondiaal, niet nationaal). Wij zijn dan ook niet langer burgers van de wereld, wij zijn gijzelaars van de macht. En dat is een vorm van psychologische marteling die met een druk op de knop kan ontaarden in een onmetelijke daad van fysieke marteling.

CULTIVEER DE SCHOONHEID

Scarry’s politieke filosofie, haar moraalfilosofie en haar filosofie van de kunst zijn verbonden door de idee van distributie. Schoonheid suggereert het ideaal van gelijke distributie: iedereen moet kunnen delen in en genieten van schoonheid. Die distributieve metafoor wordt vervolgens overgedragen naar de politiek: politieke beslissingen moeten te allen tijde worden gedragen door de bevolking. Marteling en nucleaire oorlogvoering vormen een radicale breuk met die gedachte van distributie: niet alleen wordt de beslissingsmacht aan het volk onttrokken, we worden ook volkomen weerloos onderworpen aan de willekeurige machtsuitoefening van een selecte elite die zichzelf in naam van de vrijheid een nieuwe monarchale macht heeft toegekend. Om die politieke en humanitaire crisis het hoofd te bieden moet de idee van democratische distributie opnieuw centraal komen te staan. Schoonheid speelt daarbij een rol. Scarry gelooft uiteraard niet dat schoonheid de wereld zal redden: enkel politieke actie kan soelaas bieden. Maar de ervaring van de schoonheid maakt ons wel alert voor de kwetsbaarheid van onze wereld en onze medemens. Schoonheid speelt voor Scarry dan ook een rol in het proces van politieke bewustwording. Schoonheid spoort aan tot zorgzaamheid. Die zorgzaamheid is de basis van elke eerlijk gedistribueerde politieke macht.

Schoonheid speelt voor Scarry een rol in politieke bewustwording

Het zwakke punt in die argumentatie ligt in de ervaring van de schoonheid zelf. In On Beauty and Being Just schrijft Scarry zelf uitgebreid over de mogelijkheid om zich in een schoonheidsoordeel en dus in de distributie van zorg en rechtvaardigheid te vergissen. Het klassieke voorbeeld is uiteraard het cliché van de nazi-beul die na de werkuren met tranen in de ogen naar Schubert luistert, maar die menselijkheid blijkbaar perfect gescheiden kan houden van zijn dagelijkse slachtwerk. Het is dan ook één ding om te argumenteren dat de ervaring van schoonheid zich kan distribueren naar de ruimere leefwereld, het is iets anders om te bepalen hoe ver die distributie zich zal doorzetten en of dat noodzakelijk altijd gebeurt. Dat Scarry’s theorie hier op een grens stoot, betekent evenwel niet dat ze ook is ontkracht: de ervaring die Scarry beschrijft (schoonheid leidt tot distributie) is ontegensprekelijk reëel. Ze is alleen niet noodzakelijk en universeel. Daarom blijft het net zo belangrijk om de schoonheid te cultiveren en om mensen op te voeden tot schoonheid. Het maakt ons gevoelig voor de kwetsbaarheid van de wereld waarin wij leven en van de mensen die haar bevolken. Dat is beslist onvolmaakt en zeker geen waterdichte garantie tegen toekomstig onrecht. Maar het onvolmaakte antwoord is ook het democratische antwoord.

Christophe Van Eecke is filosoof, schrijver en auteur van Only Connect (2011). Hij bereidt aan de universiteit van Maastricht een proefschrift voor over Ken Russell.

Elaine Scarry, The Body in Pain: The Making and Unmaking of the World, Oxford University Press, 1985

Elaine Scarry, On Beauty and Being Just, Princeton University Press, 1999

Elaine Scarry, Rule of Law, Misrule of Men, Cambridge/Londen: MIT Press, 2010

Elaine Scarry, Thinking in an Emergency, New York/Londen: Nort