Ruimte

Door Nina de Vroome, op Sat Nov 10 2012 15:17:40 GMT+0000

Geluid klinkt in ons leven voortdurend op de achtergrond, tot het ineens naar voren treedt. Dan worden klanken een gebruiksmiddel, een vorm van cultuur. Met een doel, een betekenis, een geschiedenis. Kijk naar hoe geluid wordt gebruikt om ruimtelijke afbakeningen weer te slopen. Een kwestie van macht, maar ook van verzet.

De leefwereld van de mens is opgedeeld in kleine ruimtes, die van elkaar gescheiden zijn door muren. De moderne stadsmens leeft in een netwerk van wegen en stegen, die hem doorgang verschaffen naar werk- en leefruimten die afgesneden zijn van de wereld rondom. De open vlakte wordt schaars. Een open ruimte waar alle geluiden van de stad samendrommen om overzichtelijk beluisterd te worden, zoals de structuur van de stad bekeken kan worden vanuit een hoge toren, bestaat niet. Het equivalent van de uitkijktoren is onmogelijk in klank.

Ruimtes van steen zijn altijd iemands eigendom. Er worden afscheidingen gebouwd, ruimtes worden verdeeld om ze te kunnen bezitten. In elke begrensde leegte heerst een ‘eigendomssfeer’. Toch dringen geluiden vaak binnen in andere ruimtes, waardoor ze die eigendom overnemen. Zo schreef Sarah van Sonsbeeck, een Nederlandse kunstenares die steeds zoekt naar stilte, in 2010 een brief aan haar buren: aangezien ze met hun lawaai 80% van haar appartement innamen, wilden ze dan ook zo vriendelijk zijn om het overeenkomstige deel van haar huur te betalen? Geluidsoverschrijding kan gezien worden als een vorm van imperialisme. Kijk naar de geschiedenis van de missie. De christenen namen waar zij ook gingen, hun bel mee. Vanuit hun nederzetting klonk het gebeier van de beschaving te midden van de wildernis, die begon waar de klanken van de kerkbel niet meer te horen waren. Opvallend is dat zowel moslims als christenen de klokken luiden of zingen vanaf hoge torens, terwijl het jodendom, dat niet missioneert, dat in het geheel niet doet.

Wat je hoort, is een afspiegeling van de ruimte. Je kan zelfs zeggen dat geluid een‘eigenschap’ is van ruimte. De vibraties raken de grenzen van de ruimte, die het geluid zo vervormen dat het de eigenschappen van die ruimte incorporeert. Het geluid is als een afgietsel van de textuur, de omvang en de vorm van een kamer, straat of bos. De klokslagen van een kerk dringen onontgonnen gebied binnen om het zich toe te eigenen, maar tegelijk eigent de ruimte zich het geluid toe. In de echo van de klok is de wereld te herkennen waarin de kerk staat. Niet alleen vleermuizen hebben van dat principe hun talent gemaakt. Dankzij neuroloog Oliver Sacks is ons ook het geval van Ben Underwood bekend, een jongen die al op jonge leeftijd blind geworden was. Vanaf zijn vijfde ontwikkelde hij het vermogen om met klikjes van zijn tong de omgeving te verkennen. Hij had een ongekende vrijheid om zich te bewegen en om objecten niet alleen te lokaliseren, maar ook hun snelheid, hun grootte en zelfs hun materiaal vast te stellen. Dankzij echolocatie kon hij zich een nauwkeurig beeld van de wereld vormen. Ben kon fietsen, skaten, basketballen en hij waarschuwde zijn vrienden voor een auto die nog om de hoek moest komen.

Maar niet alleen de ruimte is verbonden met geluid, ook de ervaring van het zelf wordt beïnvloed door de klankruimte

Luisteren als ‘vooruit-zien’, is de ruimte openen voorbij het zien. Voor het oor strekken plekken zich uit voorbij een straathoek, door de nacht, achter de horizon. Maar niet alleen de ruimte is verbonden met geluid, ook de ervaring van het zelf wordt beïnvloed door de klankruimte. Sinds het gebruik van dubbel glas kan men zichzelf opsluiten in een cocon van betrekkelijke stilte. In de kamer klinkt enkel nog het gedempte gerucht van de buren, het zachte gerommel van de straat. Er blijft steeds het verlangen naar rust, naar een absolute stilte. Maar werkelijke stilte is enkel te vinden in de dood. Daarom huilt een baby zo smartelijk wanneer hij in een kamer alleen gelaten wordt. Ruim vijf maanden heeft hij geleefd met de hartenklop en de geluiden van de ingewanden van zijn moeder. Stilte zou betekenen dat zijn moeder dood is. Het vereist een lange periode van gewenning om te leren dat stilte niet betekent dat het leven ophoudt.

GEEN GEHOOR

In een gevangenis wordt zowel het lichaam als het geluid gevangen gehouden. Het geluid van de cellen kan niet naar buiten, en het geluid van de wereld kan niet naar binnen. Brandon Labelle schreef in Acoustic Territories hoe het Amerikaanse gevangenissysteem van de jaren 1770 gericht was op isolatie. Dat ‘Silent System’ betekende de totale controle over ieder geluid binnen het complex. Gevangenen mochten niet roepen, tikken of zingen. Zelfs wanneer zij betrapt werden op spreken in zichzelf, volgde er straf. Zo’n controle over elke vorm van uitdrukking zou controle over het karakter teweegbrengen. Maar in een dergelijk regime ligt krankzinnigheid altijd op de loer. Niet zelden moesten gevangenen overgeplaatst worden naar het gesticht. Het lichaam heeft behoefte om zich ‘ruimtelijk te voelen’. Het kan niet zonder een ruimte die zich uitstrekt naar de omliggende wereld.

Het ‘Silent System’ is mettertijd in onbruik geraakt. Absolute isolatie wordt in Nederland en België zelden voor langere tijd toegepast. Zelfs wanneer een gevangene in isolement wordt geplaatst, is dat niet absoluut. Zo mag een gedetineerde in de gevangenis van Grave één keer per dag naar een andere cel, zonder plafond. Die bevindt zich op het dak van het gebouw en is omgeven met muren van ruim drie meter hoog. Die ruimte, ongeveer vijf bij vijf meter groot, wordt de luchtruimte genoemd. De gedetineerde mag er enige ogenblikken rondstruinen. Het recht op ‘buiten zijn’ wordt ingewilligd met 25 vierkante meter lucht boven het hoofd, de geluiden van de stad en de wegen in de verte. Alle kleine geluiden in een gevangenis die van ‘buitenaf’ komen, trekken de vrijheid mee naar binnen.

Dat dunne lijntje vrijheid kan worden aangegrepen door mensen van ‘buiten’, zoals dat wel eens gebeurt in Soesterberg. Daar staat een groot gevangeniscomplex met de bijnaam Kamp Zeist. Uitgeprocedeerde asielzoekers worden er opgesloten in afwachting van hun uitzetting. Sommigen zitten er maanden vast, omdat hun geboorteland hen geen visum geeft. Kamp Zeist staat middenin een bos, afgesloten van de gemeenschappelijke en ‘saamhorige’ klankruimte die we ‘de samenleving’ noemen. De illegaal krijgt geen gehoor, noch heeft hij een stem. Hij kan niet spreken, want hij is niet vrij. Eén keer per maand wordt daar echter een uitzondering op gemaakt. Dan komt er een groep mensen samen bij het hek waarachter de gedetineerden zitten, om naar hen te roepen. En zij roepen terug. Er wordt gezongen, geschreeuwd, gesproken door een megafoon. Soms valt er een stilte. De mensen mompelen met elkaar. Dan wordt er een nieuw lied aangeheven. De stiltes worden steeds langer. Er wordt wederzijds dank gezegd. Dan gaan de mensen van ‘buiten’ weer weg. De mensen achter de brandnetels, het hek, het gras, het gaas, achter steen en glas stoppen met schreeuwen. Ze luisteren weer naar de geluiden van het bos. De lijn is opnieuw verbroken.

Nina de Vroome is filmmaker. Deze artikelenreeks past in haar stage bij rekto:verso_, als aanvulling op haar afstudeerproject aan het KASK in Gent._