Romantisch zijn we allemaal

Door op Fri Mar 16 2012 18:29:07 GMT+0000

Aan het slot van Ian McEwans ‘kinderboekje’ The Daydreamer (1994) ondergaat het jongetje Peter Fortune een soort kafkaëske metamorfose: hij ontwaakt als een 21-jarige. Hij blijkt niet alleen de uitvinder van een machine die de zwaartekracht kan trotseren, hij komt ook oog in oog te staan met zijn eerste échte ‘romantische’ ervaring: de oceaan.

‘One after the other the endless waves came tumbling and tinkling against the shore, and they seemed to Peter like all the ideas and fantasies he would have in his life.’ In McEwans boekje gaat het al lang niet meer over de avonturen van een jongen met aanleg voor dagdromen, maar over de kracht van de verbeelding: niet alleen als een vluchtroute weg van de wereld, maar ook als een middel om die wereld beter te begrijpen. Dat Peter zijn toekomstige ideeën en fantasieën ziet klotsen in die ‘eindeloze golven’, onderstreept dat idee. In dat bekende ‘natuurbeeld’ openbaart zich een specifiek type romantiek: een toekomstgerichte gevoeligheid.

Wie – zoals wij in dit nummer – onderzoekt in hoeverre ‘romantiek’ nog steeds een leidraad is in onze cultuur, ontdekt vele varianten, ook in de kunsten. We zijn niet gewoon zo naar onze werkelijkheid te kijken. Die zou namelijk vooral rationeel zijn: nut, efficiëntie en realiteitszin staan voorop, het zijn de harde cijfers die tellen. Moet er meer romantiek zijn? Wat is de kracht, of misschien ook het gevaar, van romantische ideeën, zodra je ze breder begrijpt dan het bekende dinertje bij kaarslicht?

De Hongaarse schrijver Sándor Márai omschreef het in zijn Bekentenissen van een burger (1935) als het ‘geheim’ dat de romanticus uniek maakt, en dat hij niet meteen wil prijsgeven.

De idee dat een individu met een diep verscholen kern zit, die een persoonlijke expressie verdient, is sinds de romantische omwenteling in de negentiende eeuw niet meer uit onze gesteldheid te krijgen. Voor Márai is alleen al de poging om dat geheim mee te delen kunst. In het openingsinterview van ons dossier gaat cultuurfilosoof Maarten Doorman dieper in op dat verbond tussen kunst en romantiek.

In de popcultuur zijn het de songschrijvers die aan hun geheim uitdrukking geven met een ‘authentieke’ stem. Dit dossier staat daarom bol van de muziek. Drie songschrijvers staan voor drie types ‘popromantiek’: de sensuele dagdromen van Kate Bush, de ‘gesamplede contraromantiek’ van Jens Lekman, en het donkere doorleefd-zijn van Leonard Cohen, die als een knipogende sisyfus zijn ‘oude ideeën’ zijn eigen Olympusberg opduwt.

Nu is romantiek natuurlijk niet zonder problemen. Niet alleen de paradoxale herkomst van het begrip, ook de commerciële uitwassen ervan kunnen scepsis oproepen. Er bestaat een hele cultuurindustrie die met romantische ‘clichés’ inspeelt op ons moderne romantische syndroom, ons gevoel van zinverlies en tekort: de liefde die sterker is dan de burgerlijkheid van het geld en de status, het idyllische plattelandsleven, het integere individu dat niet te koop is. Doorman verduidelijkt dat de cultus van de verbeelding en de drang naar authenticiteit de waarmerken zijn van onze eenentwintigste-eeuwse romantische verlangensstructuur.

Voor sommigen staat de romantische houding in die mate borg voor zelfverlies, dat we de romantiek in zijn geheel maar beter verdelgen als de ziekte van een in welvaart verzuipende ‘dikke-ik’. Anderen zijn minder cynisch en beklemtonen het onderscheid tussen een ‘schijnbaar’ en een ‘authentiek’ romantische massacultuur, waartussen nog vele mengvormen bestaan. Zij hopen op een kritische romantiek die een gezonde, beschouwende en/of ironische distantie ontwikkelt tegenover de moderne, industrieel-burgerlijke samenleving. Zo ziet Peter Van Goethem een duidelijk verschil tussen de sentimentele romantische film en de beschouwende romantiek van regisseurs als Semih Kaplanoglu. Hun blik is een doorwerking van Dostojevski’s contemplatieve dagdromer.

Ook wij blijven zoeken naar plekken waar we kunnen dagdromen

Sentimentalisme is het blok aan het been van de romantiek. Zeker als het over onze houding tegenover de natuur gaat. In Why Marx Was Right (2011) toont Terry Eagleton aan dat Marx’ natuurvisie slecht begrepen is. Zijn kritiek op zowel de extremen van het sentimentele naïeve bijgeloof als op het plunderende vooruitgangsgeloof is nog steeds relevant voor het debat over natuurontwikkeling en ecologie. Onderzoek naar de wijze waarop specifieke ‘natuurbeelden’ bepalen hoe we met de wereld omgaan, sijpelt meer en meer het natuurbeleid binnen – al is er nog een hele weg te gaan. Stephan Desmet pleit voor de doorwerking van Thoreaus bezielde ‘natuurbeeld’, precies omdat dat toelaat om de ecologische crisis als een waardencrisis te zien.

‘Natuurbeelden’ bepalen onze romantische ideaalbeelden. De dichter Wordsworth zag een verbond tussen zijn tuinontwerpen en poëzie. Ze vormen manieren om een ‘kamer voor jezelf’ te scheppen. De voortuinfoto’s van Sarah Eechaut en Sara Claes laten zien dat ook wij blijven zoeken naar plekken waar we kunnen dagdromen. Naar plekken waar onze eigen, echte wereld kan verschijnen. Romantiek is alom.