Roepend om gehoor te vinden

Door op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

Ik ken een leuk gedachte-experiment voor wie graag met geschiedenis koketteert. Stel jezelf even de volgende vraag: welke gebeurtenissen uit onze tijd zullen de historici binnen tweehonderd jaar aanwenden om het begin van een nieuw tijdperk aan te duiden? Wie zal met andere woorden de volgende Columbus zijn, welke oorlog eindigt ons tijdperk of welke buitenaardse mogendheid zal ons genadeloos annexeren? Sommigen vermoeden dat vooral de opkomst van de massamedia de toekomst drastisch heeft gewijzigd. Steeds meer anderen denken dat het nieuwe tijdperk wordt ingeluid door (de angst voor) wereldwijde terreur. Op dit moment kan ik zelf moeilijk een beter antwoord verzinnen.

vragen over terrorisme

Gisteren sloopten Palestijnen synagogen in Gaza terwijl ze de Israëlische vlag verbrandden. Vandaag bliezen enkele mannen zich op in een Sjiitische wijk in Bagdad, terwijl zeventien inwoners van een dorp ten noorden van die stad in koelen bloede werden geëxecuteerd door mannen in een legeruniform. Als je je afvraagt waarom in Gaza vlaggen branden, waarom je niet zomaar in en uit Israël kan en waarom de terreur in Irak met geen legermacht weg te krijgen is, vind je in een goed geschiedenisboek en een krant al aardig wat antwoorden. Wie zich echter afvraagt wat er door de hoofden van de jongemannen gaat voor ze zichzelf de lucht inblazen of vooraleer ze onschuldige levens wegnemen, vindt moeilijker een antwoord in die media.

Dat hebben de Palestijnse regisseur Hany Abu-Assad en de Indisch-Britse schrijver Salman Rushdie goed begrepen. Enkele maanden geleden gaf Abu-Assad met zijn film Paradise now gestalte aan twee jonge Palestijnen die uitverkoren zijn om een zelfmoordaanslag te plegen in Tel Aviv. Salman Rushdie waagt zich met zijn nieuwe roman Shalimar de clown op zijn beurt op het terrein van het wereldwijde terrorisme, door aan de hand van een liefdesgeschiedenis de Bildung van een terrorist te schetsen.

Beide werken hebben hetzelfde uitgangspunt: de motivatie van (zelfmoord)terroristen traceren en nagaan wat hen in godsnaam bezielt om zichzelf te doden en de levens van anderen te verwoesten. Opvallend: geen van beide werken velt een oordeel over de terroristen, die in al hun menselijkheid worden voorgesteld. Alleen al daardoor stemmen de werken tot nadenken.

Toch werden ze aanvankelijk op een verschillende wijze door de pers onthaald. Paradise now, dat in het Arabisch is gesproken en waarvan de regisseur een naam heeft die voor ons even moeilijk valt te memoriseren als een Arabier Jacob van Artevelde kan onthouden, wordt erg geroemd om zijn meeslepende, sterke cinema. Van Shalimar de clown schreef men daarentegen vooral dat het Rushdies al te eenduidige antwoord op het moslimterrorisme zou zijn.

In een interview dat Rushdie aan VPRO-verslaggever Chris Kijne voor het programma R.A.M. (Round About Midnight, ds) gaf, lichtte hij een en ander toe: 'Ik hou van boeken die suggereren en verbanden oproepen, niet van boeken die een mening opdringen.' En: 'Ik haal niet uit, in literatuur werkt dat niet zo.'

Wie goed wil begrijpen in welk opzicht Rushdie met Shalimar de clown aanspraak wil maken op de waarheid over terroristen, moet deze roman dan ook wat langer laten sudderen dan de cinema van Abu-Assad. En dat kost nu eenmaal de tijd die snel recenserende journalisten niet hebben. Shalimar de clown blijkt een even meeslepende roman als Paradise now een meeslepende film is, en het boek roept evenveel vragen op als de sterke cinema van Abu-Assad. Bovendien behandelen beiden de historische werkelijkheid op een manier waaraan het steeds groter wordende groepje kunstenaars met een haast romantische visie op terrorisme een punt kan zuigen: allebei zijn ze erin geslaagd personages van vlees en bloed tegen een ware historische achtergrond te laten spelen.

gewone mensen

Neen, Rushdie haalt in Shalimar de clown niet uit. Niet naar moslims en zelfs niet naar terrorisme. Hoewel in de blurb van het boek te lezen staat dat het een politieke thriller is, is het eerder een liefdesroman. Het begint met een idyllische beschrijving van het dorpje Pachigam, waar de moslimentertainer Noman Sher Noman, alias Shalimar de clown, een relatie begint met de beeldschone hindoe-danseres Boonyi. Ze leven in een idyllische vallei, ver weg van enige vorm van religieus fanatisme. De jonge en naïeve Shalimar doet tijdens de eerste liefdesnacht een op het eerste gezicht romantische belofte aan Boonyi: hij zweert haar en al haar kinderen te vermoorden als ze hem ooit in de steek zou laten. Boonyi beseft echter dat de idyllische vallei voor haar te klein is. Even later wordt ze er mee vandaan genomen door Max Ophuls, de Amerikaanse ambassadeur in India.

Daarna volgen de extreem tegenovergestelde wegen die de twee hoofdpersonages bewandelen. Enerzijds is er het verval van de ooit adembenemend mooie Boonyi. Ze wordt al snel het slachtoffer van wat de Amerikaanse consumptiemaatschappij zoal te bieden heeft, en verandert in een moddervet gedrocht dat leeft van de ene trip naar de andere. Anderzijds is er de wordingsgeschiedenis van een terrorist. De vernederde Shalimar besluit Pachigam te verlaten, en hoog in de bergen van Pakistan en Kasjmir wordt hij opgeleid tot terrorist. Er wordt hem verteld dat 'de ongelovige gelooft dat de wereld van hem is. Wij zullen hem verdrijven en naar de duisternis verstoten en in het Paradijs vervuld zijn van het geluk wanneer hij in het vuur duikt.'

Shalimar is er echter van overtuigd dat zijn lot in de eerste plaats bij de belofte ligt die hij Boonyi ooit heeft gedaan. Hij voelt zich zo vernederd dat hij vierentwintig jaar kan wachten om zich te wreken.

Ook in Paradise now worden de motieven getraceerd van (zelfmoord)terroristen door hen een herkenbare gestalte te geven. Hany Abu-Assad: 'Tijdens de research heb ik beseft dat in Palestina de meeste zelfmoordenaars geen zuivere harde activisten zijn, maar gewone mensen.' Said en Khaled zijn twee monteurs in Nabloes. Ze dromen van een betere sociale klasse, van een vrijere wereld en van een meisje. Het keerpunt waarop de twee sympathieke dorpsgenoten potentiële zelfmoordterroristen worden is de boodschap dat ze zijn uitverkoren om zich samen op te blazen in Tel Aviv. Ze denken dat ze na hun actie snel het Paradijs zullen bereiken en helden worden. In korte fragmenten krijgen we te zien hoe Said en Khalet afscheid nemen van wat hun dierbaar is: vrienden en familie. Dat levert soms grappige momenten op, zoals wanneer de camera het maar niet wil doen als ze een geladen laatste boodschap voor hun familie willen inspreken. Naarmate de film vordert wordt het aandeel humor echter sterk teruggeschroefd. De klok tikt, het Paradijs wacht. Of toch niet? Misschien moet dat Paradijs nog maar even wachten, want ze zijn jong, en willen ze wel sterven? Zoals Shalimar heel wat persoonlijkere motieven nodig had om iemand de keel over te snijden, zo hebben Said en Khaled ook wat meer nodig dan het heldendom of het Paradijs om zichzelf op te blazen.

geschiedenis als kader

Algemeen zou je kunnen zeggen dat de personages in Shalimar de clown en Paradise now producten zijn van de hun omringende wereld. Vaak ongewild, want wat wereldgeschiedenis is moet nu juist hen overkomen en geen van hen wenst er eigenlijk aan deel te nemen. Hun aandeel in de 'goede zaak' is aanvankelijk dan ook nihil. Maar toch kunnen we de motieven voor hun persoonsgebonden (extreme) daden niet verklaren zonder dat deze geschiedenis in kaart wordt gebracht. Rushdie en Abu-Assad geven de actuele, politieke onderwerpen daarom in een historisch kader weer, zonder daarbij een politieke analyse te maken. Geen van beide werken demoniseert of rechtvaardigt iets. Hany Abu-Assad neemt de Joods-Palestijnse kwestie als thema en maakt daarmee een psychologische thriller tegen een hedendaagse achtergrond. Rushdie heeft Shalimar de clown dan weer onder zijn eigen motto geschreven: 'To understand just one life, you have to swallow the world.'

De manier waarop Rushdie zijn verhaal in het kader van de wereldgeschiedenis laat spelen is groots. Hij schetst de grote, politieke lijnen vanaf de Tweede Wereldoorlog, zowel van Europa als van het Oosten en Amerika, met vaak encyclopedische drift. Volgens Rushdie was dat nodig om de lezer duidelijk te maken dat terreur en terrorisme nu mondiale problemen zijn, slechts te verklaren vanuit de geschiedenis van de afgelopen decennia.

De schrik voor terreur die Rushdie zelf heeft ervaren tijdens zijn fatwa, is sinds 11 september over de hele wereld te voelen. Daarom schetst hij zijn personages op een erg diachronische manier. Het boek is ingedeeld in hoofdstukken die de vier hoofdpersonages van het boek elk in hun geschiedenis plaatsen. Er is Boonyi, die niet kan weerstaan aan de roep van de rijkdom van het Westen en daar vervolgens zelf het slachtoffer van wordt. Er is Max Ophuls, die als held uit de Tweede Wereldoorlog is gekomen en dacht de wereld beter te kunnen maken. Dan is er Shalimar, die door zijn gekrenktheid een onbetrouwbare clown wordt, iemand die nooit zijn ware gelaat laat zien. En tot slot heb je India (die ook wel Kashmira wordt genoemd). Zij is zowat de vleesgeworden vereniging van de tegenstellingen tussen het Oosten en Westen. Rushdie's personages zijn allemaal kinderen van hun geschiedenis, die hun eigen normen en waarden met zich meedragen. Die normen en waarden vormen het grotere geheel, en hun persoonlijke ervaringen in dit grotere geheel vormen hen tot wie ze zijn.

Het schetsen van het historisch decor is dus nodig om een personage een plaats te geven in de wereldgeschiedenis. Bij Abu-Assad is het aandeel geschiedenis te herleiden tot mooie beelden van Nabloes en een problematiek die in ons collectief geheugen zit, zodat we heel snel beelden herkennen die we al eens in het journaal zagen. Het zijn juist deze beelden die voor mooie cinema zorgen. We vinden ze net zo spannend alsof ze echt uit het dagelijkse leven van de personages zouden komen. Bij Rushdie wordt het aandeel geschiedenis gevormd door een heleboel encyclopedische kennis die noodzakelijk is om de gedragingen van de personages in hun tijd en ruimte te begrijpen.

poten af van de waarheid, poten af van de fictie

Rushdie en Abu-Assad verwijzen gretig naar de werkelijkheid, maar Paradise now en Shalimar de clown zijn wel degelijk fictie. Jammer genoeg werd Rushdie na de publicatie van zijn roman evenwel allerhande statements toegedicht, die in feite uitspraken zijn van de fictieve personages uit het boek. De Volkskrant kopte bij het verschijnen van de Europese primeur: 'Rushdie haalt uit naar moslimterrorisme.' NRC Handelsblad publiceerde een dag later een recensie met de tekst: 'Rushdie stort zich op islamitisch terrorisme.' De auteur zelf was daar niet echt gelukkig mee: 'Je mag het boek niet als een allegorie lezen, maar als een boek over liefde en verdriet. Dat staat centraal in de roman.' Daar voegde hij later nog aan toe: 'In reacties op mijn werk zie ik de veronderstelling dat ik schrijf vanuit woede of wrok, maar dat is niet zo.'

Als er trouwens iemand is die eerder al eens op demonische wijze werd aangerekend wat hij zijn personages liet zeggen, dan is het wel Salman Rushdie. Naar aanleiding van wat enkele personages in zijn roman De duivelsverzen zeiden, sprak de geestelijke leider Ayatollah Khomeini, die het van horen zeggen pure godslastering vond, een fatwa uit over Rushdie, waardoor hij jarenlang moest onderduiken. Toch heeft het hem nooit van zijn schrijven gehouden: 'Vrije meningsuiting is de basis van alle andere burgerlijke vrijheden. Alles moet op tafel komen, alles moet besproken worden.'

Neemt Rushdie dan geen enkel standpunt in als het op (moslim)terrorisme aankomt? 'Natuurlijk heb ik een duidelijke mening over moslimterrorisme. Maar deze roman gaat niet, gaat niet alleen, over moslimterrorisme. Deze roman gaat in de eerste plaats over wat in een bepaald deel van de wereld gebeurt, namelijk in de vallei van Kasjmir.'

De Nederlandse pers had het blijkbaar moeilijk om Rushdies werk als verslaggever te onderscheiden van zijn werk als romancier. Bovendien vonden ze (ten onrechte) dat zijn roman niet betrouwbaar zou zijn als geschiedenisbron. K. Verhoeven stipte bijvoorbeeld in De Standaard aan dat de oorlog tussen India en Pakistan negen dagen te lang duurt in Rushdies roman. Een geschiedenis wordt pas onbetrouwbaar wanneer ze de waarheid verdraait, wat Rushdies roman nu juist niet doet. Het gaat om verzonnen personages die voortkomen uit waarheid, zonder dat ze daarbij de waarheid verdraaien.

Daarin onderscheidt een boek als Shalimar de clown zich trouwens van romans als The DaVinci code. Dat boek heeft zijn succes enkel te danken aan het sensatiebeluste verdraaien van de geschiedenis. Inspiratieloos als hij is, pent Dan Brown in zijn werk maar wat kleurloze personages met een hoog MacGyver-gehalte neer, en achteraf publiceert hij schaamteloos een handleiding om aan te geven waar hij de geschiedenis heeft verdraaid. Dat alleen al toont aan dat The DaVinci code een flutboek is.

hetzelfde, maar dan anders

Shalimar de clown moet je dus onbevangen lezen, en dat vraagt een beetje inspanning en tijd. Qua beleving verschilt het boek wat dat betreft dag en nacht van Paradise now, die je 's avonds gezellig met je lief kunt gaan bekijken. Maar de clou is uiteraard dat je het ene medium niet met het andere kunt vergelijken, en dat Rushdie's roman en Abu-Assads film uiteindelijk precies dezelfde vragen oproepen, maar dan op hun manier. En in die zin horen Shalimar de clown en Paradise now door de kritiek dan toch weer op dezelfde manier te worden beoordeeld, wat nu duidelijk niet is gebeurd.

Inhoudelijk draaien het boek en de film namelijk op precies dezelfde vraag: waarom? Waarom kunnen etnische zuiveringen niet worden voorkomen? Waarom worden dissidente stemmen met haat en keiharde repressie beantwoord? En wat doen vernedering en verbittering zoal met een mens? Omdat hoop, liefde en geluk soms naar pure waanzin kunnen leiden. En dát kan dan uiteindelijk eindeigen in terreur.

Zowel Shalimar de clown als Paradise Now tonen ons hoe bitterheid in het leven van mensen steeds dieper doordringt, totdat ze maar één uitweg meer zien: vergelding. Echte bitterheid, daar lopen we elke dag voorbij zonder het te merken. Duizenden mensen liepen nietsvermoedend voorbij de jongemannen die zich in de Londense metro zouden opblazen: niemand kon bij die kerels ook maar enige vorm van extremisme, haat of verbittering bespeuren. Die verbittering ontstaat immers niet door religieuze discussies of politieke ruzies, maar door concreet onrecht dat aan onschuldigen zonder luide stem wordt aangedaan. Dat onrecht kan zich in allerlei vormen en soorten aandienen. Een of andere agressor die niet op de deur klopt maar ze instampt, waarna hij zijn beslijkte voeten aan je mooie hemd afgeveegd. Schoolkinderen die je vernederen door je dode vader voor vuile verrader uit te schelden. Je mooie meisje dat er vandoor gaat omdat die arrogante, Amerikaanse hufter heel toevallig meer aanzien of geld heeft dan jij. Je zus die wordt genomen door een groep gewapende strijders. Je vader die een hand is afgehakt zonder een reden. En dat elke dag opnieuw, zonder dat er een vorm van protest wordt getolereerd.

Dát soort bitterheid is het, die volgens Rushdie en Abu-Assad vroeg of laat tot terreur leidt. De Heilige Oorlog is dan alleen nog maar de kleine kier waar die persoonlijke bitterheid zich na jarenlange opsluiting en eenzaamheid doorwringt. Rushdie en Abu-Assad laten ons de werkelijke motieven van terroristen zien, en dat maakt van Shalimar de clown en Paradise now bijzonder sterke fictie.

bibliografie

Salman Rushdie, Shalimar de clown, Amsterdam/Antwerpen: Contact, 2005

filmografie

Hany Abu-Assad, Paradise now (Augustus Film, 2005)

Het interview met Salman Rushdie en een link naar zijn artikel in The Times is te vinden op www.vpro.nl/programma/ram.