De verpletterende leegte van het heelal

Door Steffie Desmet, op Thu Apr 12 2007 08:49:00 GMT+0000

Met de ontluisterende postapocalyptische roman The Road won Cormac McCarthy in 2007 de Pulitzerprijs. Nu ontsiert John Hillcoats verfilming de bioscoopzalen, en ook die schiet raak. Head shot. The Road werd een duistere avonturenfilm doorspekt met enkele krachtige horrorscènes, maar blijft ver van een zoveelste escapistische hollywoodprent. Zo donker hebben we de VS zelden gezien.

Dat we sinds halfweg de jaren 1990 een wave van rampenfilms meemaken, is geen nieuws. Ook de verklaringen die ervoor worden aangehaald, zijn bijna clichés geworden. Er is de hoge vlucht van CGI, de digitale animatie. En er is dat steeds pertinentere gevoel van een nakende eindtijd, ten gevolge van 9/11, de war on terror, de uitputting van grondstoffen, de sterke groei van nieuwe economische reuzen en de vernietiging van het ecosysteem. We kennen het lijstje onderhand wel. Alleen valt het op dat die neergang van het Westen de rampenfilm net geen creatieve impuls heeft gegeven. Special effects en megabudgetten doen het genre vaak meer kwaad dan goed, povere plots en droeve acteerprestaties zijn schering en inslag. Platte commercie? Onkunde? Nee, er is meer aan de hand. Die oppervlakkige kunstmatigheid lijkt een weloverwogen stijlkeuze. Zij dient niet om ons te verontrusten, maar om ons onbewust net gerust te stellen: al die apocalyptische trammelant is eigenlijk maar fictie. Vandáár al die rampenfilms. Ze helpen ons om onze angsten voor een wereldramp hanteerbaar te maken, en dus weg te nemen. Dan spelen in The Road toch heel andere strategieën...

Gedoseerde gruwel

The clock stopped at 1.17. There was a long sheer of bright light and a series of low concussions.' Een uitgehongerde man (Viggo Mortensen) trekt met zijn zoontje en een gammel winkelkarretje over een weg door een verwoest berglandschap. Verdord hout treurt over de bergflanken en onder hen ligt een verlaten vlakte, bezaaid met duizenden omgeblazen dode boomstammen. De as van de vergane wereld waait door de leegte. Tijd en taal lijken vervlogen: deze twee naamloze zwervers zijn al jaren de tel kwijt. Dieren en gewassen zijn verdwenen en elke dag is nog grijzer dan de vorige. Mensen leven dakloos, vuil, als beesten. Bloedculten en hongerige kannibalen azen op het laatste mensenvlees. De man en zijn zoontje hebben nog twee kogels over...

Het lijkt onmogelijk om je te verzetten tegen het diepe gevoel van ontreddering dat dit verhaal oproept. Veel ligt aan de schitterende vertolkingen en aan Hillcoats meesterlijke beelden.Zij maken de film nog pijnlijker, bruter dan de roman. De close-ups van gezichten getekend door littekens. Gele en misvormde tanden en gekwetste vuile handen, duimloos. Geschonden voeten in doorlopen schoenen, omzwachteld met gescheurde plastic zakken. Je zit gekluisterd aan het scherm en het schuurt. Maar Hillcoat overdrijft nooit. Hij doseert de horror voorzichtig, schrapt zelfs verschillende gruwelijke scènes uit de roman, evenals de talloze gemummificeerde lijken en lichaamsdelen op de weg. Er zijn geen vergezochte wendingen of overtrokken actiescènes, nooit krijg je een overladen gevoel. Alles blijft dus steeds onaangenaam echt. Ook de soundtrack van Warren Ellis en Nick Cave speelt een niet te onderschatten rol. Sobere piano- en celloklanken, plus de klagende viool van Ellis, creëren poëtische bespiegelingen. Zij maken de gelatenheid soms ondraaglijk, zeker met de neerslachtige voice-over van Viggo Mortensen over de noten heen. Het contrast tussen die lyrische gevoeligheid, als van een ingetogen klaagzang, en de indringende gruwel die beide hoofdpersonages passeren, vormt het kloppende hart van The Road.

Pijnlijk helder

Nee, dit heb je niet eerder gezien. De verlaten setting doet denken aan het sterke 28 Days Later van Danny Boyle, maar The Road raakt heel wat dieper. Dat is in de eerste plaats te danken aan het basismateriaal van McCarthy. Messcherp focust de roman op de vader en de zoon. De warmte en de zorg waarmee de een de ander beschermt, vormen een schril contrast met de onherbergzame streken die ze doorkuisen. In zo'n setting, ontdaan van alle opsmuk, wordt alles pijnlijk helder: er ontbloot zich een oergevoel. Niet alleen wakkeren de onschuld en de kwetsbaarheid van het kind de primitieve overlevingsdriften van de vader aan. In deze vijandige omgeving is elk gerucht ook een teken van een nakende dood. Dat drukt zo zwaar op de schouders van de vader dat hij geregeld lijkt te breken, een dreiging die Mortensen op doek subliem vertolkt. Zijn totale ontreddering, het verlangen om zijn kind te 'beschermen' tegen de menseneters, drijft hem meerdere keren haast tot kindermoord.

Hillcoat maakt die ontluistering nog krachtiger door sterker te focussen op de rol van de moeder, in een korte maar belangwekkende flashback. Wanneer de voorraden van het gezin uitgeput raken en de moeder er een eind aan wil maken ('I should go ahead and empty every god damned bullet into my head and leave you with nothing, there is nothing left to talk about. My heart was ripped out the night he was born'), probeert ze haar kind mee te nemen in de dood. De vader belet dat en de moeder loopt de duisternis in om alleen te sterven in de kale wouden. De leegte heeft alles opgezogen: 'She was gone and the coldness of it was her final gift.' Alles schreeuwt vernieling in deze film. Net daarom worden de kleinste zorg en de geringste liefdevolle streling van de vader enorm krachtige, zelfs archetypische gebaren, die The Road ver doen uitstijgen boven een zoveelste genreoefening. De vader-zoonrelatie krijgt een diepmenselijke en zelfs sacrale betekenis.

Ook talloze religieuze allusies geven The Road een mythische, oudtestamentische dimensie. Aan de ene kant heerst er een gevoel van religieuze verlatenheid. Zo kruisen de vader en het kind een goddeloze oude man, Eli, die herinnert aan de smartkreet 'Eli, Eli lama Sabaktani' ('Mijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten?'). Aan de andere kant ziet de gelovige vader in zijn kind een god: het draagt het vuur in zich. Die religieuze elementen maken de film allerminst eenduidig. De achterdocht van de vader tegenover vreemden wordt zelden getoetst aan hun werkelijke motivaties. De vader wijst zijn zoon erop dat er nog bitter weinig good guys resten en dat ze zich voortdurend moeten voorbereiden op het ergste. Neigt de getraumatiseerde vader hier naar religieus fanatisme? Het is een vraag die de film open laat.

De Verlichting voorbij

Ook over de ramp die de oude wereld in as legde, komen we niets te weten. Net daarom is de ontreddering totaal. Het nare gevoel dat je besluipt, is dat deze ramp wel het laatste grote werkstuk van de overmoedige mens moet zijn. In tijden van klimaatverandering, toenemende pollutie, demografische explosies en nucleaire proliferatie schreeuwt The Road onvermijdelijk het menselijke ecologische failliet uit. In de roman staat: 'the frailty of everything revealed at last. Old and troubling issues resolved into nothingness and night. The last instance of a thing takes the class with it.' In onze talige overmoed denken we al te gemakkelijk dat onze ratio boven de werkelijkheid staat. Maar het is natuurlijk net andersom. Categorieën en ideeën worden gestut door een eindige werkelijkheid. In The Road krijgen we die kwetsbare wereld glashelder te zien. Weliswaar stervende, herleid tot as en steen. De cultuur is van haar ankers geslagen. Doelloos dwaalt de stervende mens rond tussen het bloed en de geraamtes van zijn ideeën. Memento Mori.

Anders dan de gemiddelde rampenfilm schetst The Road dus geen fataliteit die zich louter buiten de mens voltrokken heeft. De film herinnert aan wat de Duitse socioloog Harald Welzer in Klimaatoorlogen schreef over de snelheid waarmee snel geavanceerde sociale systemen kunnen imploderen. In New Orleans illustreerde de orkaan Katrina deze these op treffende wijze. Onze morele normen zijn sterk contextafhankelijk. Volgens Welzer zullen klimaatoorlogen het einde van de Verlichting inleiden en het Westen steeds vaker naar gewelddadige oplossingen doen grijpen, wegens grondstoffenschaarste. Ons 'verlichte' samenlevingsmodel is immers gestoeld op een luxe die we ons niet veel langer zullen kunnen veroorloven. Even snel als ons economische model op grenzen stoot, zal ook ons waardesysteem zich aanpassen. Culturen staan niet boven ecosystemen, maar zijn er diep in verankerd. Het is die schrikwekkende gedachte die The Road ons akelig duidelijk maakt.

Zo is er de scène waarin vader en zoon uitgehongerd en afgepeigerd een atoomschuilkelder ontdekken, volgestouwd met conserven. Ze wassen zich, kleden zich op en dineren. De man drinkt een whisky en geniet zichtbaar van zijn sigaret. Tot zijn verwonderde zoon zegt hij: 'you think I come from another world, don't you'. De scène voelt als een lichtpunt in de film, maar vat kernachtig de situatie van de mens in de eenentwintigsteeeuw. Nestelen wij ons niet in dezelfde comfortabele illusie als deze twee zielen in hun atoomschuilkelder, exponent van de menselijke vernietigingsdrang? Plots worden beiden opgeschrikt door lawaai en voelt de vader zich ingesloten. Wanneer ze 's morgens in alle haast dit schuiloord verlaten, staan ze meteen weer bloot aan de gure elementen en geldt opnieuw het recht van de sterkste.

The Road verheft zich dus ver boven de eindeloze reeks rampenfilmsen postapocalyptische verhalen die onze tijdsgeest typeren. Er is alleen de diepgang van een existentieel oergevoel. Hillcoat vervalt nergens in spielerei en maakt de catastrofe op geen enkel moment hanteerbaar. Zijn realistische doembeeld choqueert. Net als het boek bijt de film zich in je vast. Goeie dromen zijn in tijden als deze slechte voortekens, zegt de vader in The Road. Deze slepende nachtmerrie focust op de menselijkheid: de liefdevolle offers van de vader maken ons extra duidelijk wat er op het spel staat.