Retro:verso - Ryu Murakami

Door Mik Torfs, op Tue Oct 16 2007 16:34:06 GMT+0000

Toen Takashi Miikes verfilming van Ryu Murakami's boek Audition enkele jaren terug in het reguliere Belgische cinemacircuit werd uitgebracht, bleek dat niet alleen Miikes beste werk tot nog toe te zijn, het was ook één van die extreem verontrustende filmervaringen waar minstens de helft van het publiek tijdens de sadistische ontknoping de zaal verliet. Eerder tekende Murakami zelf al voor de regie van een andere titel uit zijn eigen oeuvre, de al even ophefmakende schandaalfilm Tokyo Decadence. Die prent dateert van 1992, maar werd recentelijk in België opnieuw op dvd uitgebracht. Hoe raakt dit schrijnende relaas van een timide SM-hoertje ons vandaag de dag: als een sensatiebelust vehikel voor een belegen maatschappijkritische boodschap? Of herontdekken we een gestileerd pareltje uit de Japanse cultcatalogus?

Ryu Murakami duikt steeds opnieuw op, ondanks de hindernissen die overwonnen moeten worden om zijn werk te kunnen volgen. Murakami's oeuvre wordt op een hopeloos gefragmenteerde manier aan ons voorgesteld: als cultauteur schreef hij tot nog toe een vijftiental boeken, waarvan nauwelijks de helft in het Engels vertaald werd en slechts één in het Nederlands; van het handvol verfilmingen die van zijn boeken gemaakt werden, bereikten er welgeteld twee onze zalen. In tegenstelling tot zijn veel bekendere naamgenoot Haruki, wiens nieuwe romans meteen vertaald en wereldwijd verdeeld worden, blijkt het op deze wijze onmogelijk om thematische en stilistische evoluties in Ryu's oeuvre consequent te volgen. Toch moeten we blij zijn dat hij steeds weer in onze winkelrekken terecht komt. Hij vertelt ons intrigerende zaken over kunst en entertainment, omdat hij een razend vlotte, soms naar pulp neigende stijl hanteert om de brutaalste dingen aan de man te brengen. Het is die stijl die de sinistere inhoud van zijn werk op verteerbare, hoewel weinig zalvende wijze presenteert.

Murakami's verbeelding is te gewelddadig om een ruim publiek te bereiken. Zowel in zijn boeken als in zijn films introduceert hij steeds een onbehaaglijke sfeer die onvermijdelijk naar een gruwelijke climax voert. Zijn strategie is niet subtiliteit, maar mokerslag. Met plastische en gedetailleerd beschreven gewelduitbarstingen leidt hij zijn werk naar de rand van de trash. In Tokyo Decadence zit de cineast zijn hoofdpersonage dicht op de huid en loodst hij ons als toeschouwer binnen in haar universum, een wereld van prostitutie en decadentie, waar geld liefde overbodig heeft gemaakt. Callgirl Ai is stil en verlegen, wat haar de ideale keuze maakt voor dominante klanten. We worden mee op sleeptouw genomen op haar onverbloemde tocht langs groteske vernederingen die ze verdraagt zonder een woord te klagen. Pas wanneer een rijke heer haar wil inschakelen in zijn necrofiele fantasieën, slaat ze op de vlucht.

Hoewel we achter de exuberante beeldenstroom waarin haar verhaal verteld wordt een dieperliggende boodschap vermoeden, is deze film geen sociaal pamflet. Het is geen Lilja 4-ever, het grauwe portret van de Russische Lilja die tegen wil en dank in een Europees prostitutienetwerk gesleurd wordt. Hiermee maakte regisseur Lukas Moodyson een grote vuist om ons een geweten te schoppen zodat we boos en gebruuskeerd de filmzaal verlaten. Tokyo Decadence daarentegen speelt bijna anderhalf uur lang als een erotische film voor mensen met een voorkeur voor SM en rollenspellen; als een nogal kitscherige, maar wrede cultfilm voor een publiek van excentriekelingen. De uitgebreide scène waarop de filmposter gebaseerd is en waarbij de jonge prostituee Ai zichzelf en haar opdrachtgever moet opgeilen tegen het decor van een hotelkamervenster hoog boven nachtelijk Tokyo, heeft een sterke erotische impact. Het vraagt weinig moeite om op een voyeuristische manier van deze expliciete scène te genieten. Ai's volgende klanten lijken steeds gestoorder te worden, waardoor we stilaan verder weggedreven worden van ongecompliceerd vertier. Je bevindt je als toeschouwer in een benarde positie. Terwijl je je daarnet nog verkneukelde in het geëxploiteerde vrouwelijke naakt, besef je steeds beter dat we ons in een mensonterende omgeving bevinden waar het geviseerde lustobject zichzelf volledig klem heeft gereden. Murakami maakt een sterk punt door ons aan ons lot over te laten om te beslissen waar we onze eigen morele grens trekken en door als filmmaker nauwelijks tussenbeide te komen.

Tijdens het laatste half uur gooit hij echter vrij bruusk het roer om en bouwt hij het soort afstand in dat nodig is om op een observerende manier te verklaren waarom de personages doen wat ze doen of waarom de regisseur hun doen en laten op die wijze wil verfilmen. We leren dat een onmogelijke liefde Ai's zelfrespect aangetast heeft en haar tegen wil en dank naar een beroep deed afdwalen waar ze absoluut niet thuishoort. Terwijl ze door de stad dwaalt, verliest ze steeds meer haar gevoel voor realiteit en gaat ze ten onder aan waanzin. We weten nu zeker dat Murakami een betoog houdt over eenzaamheid in het hedendaagse Japan. We beseffen ook dat de eerder getoonde perverse ervaringen niet van die aard waren om Ai te helpen kracht en zelfvertrouwen op te bouwen om te vechten tegen haar verdriet. De filmmaker geeft steeds explicieter commentaar op het Japanse fenomeen van jonge vrouwen en studentes die zichzelf prostitueren, om geld bij te verdienen, maar meer en meer ook om een tekort aan menselijk contact op te vangen. Sinds de zogenaamde luchtbel- of bubbeleconomie ontploft is, bevindt de Japanse samenleving zich in een vacuüm. Het enorme naoorlogse optimisme is gefnuikt, de symptomen van een extreem kapitalistische en materialistische samenleving beheersen nog steeds het dagelijkse leven van de Japanners, terwijl de eigenlijke doelen — vooruitgang en ontwikkeling — verdampt zijn. Het gemeenschapsgevoel is vervangen door een 'ieder voor zich'-mentaliteit en het is dat individualisme dat door velen als schuldige aangewezen wordt voor de sociale malaise. Murakami gelooft daar niet in. In verschillende teksten en essays pleit hij voor een positief individualisme, het leren omgaan met het verdwijnen van het sterk bindende nationale gevoel om jezelf als individu te ontplooien. In zijn artistieke werk beperkt hij zich echter vooral tot het tonen van de uitwassen en het heersende negativisme in de nieuwe samenleving. Zijn personage Ai slaagt er duidelijk niet in met de veranderde situatie om te gaan. Zij kan de eenzaamheid na het vertrek van haar vriend niet aan en wordt in haar zoektocht naar sociaal contact meegezogen door de ontsporingen van de nieuwe maatschappij die niet meer gereguleerd wordt door een sterk gemeenschapsgevoel.

Waar plaatst ons dit als Westerse toeschouwer die een nieuwe editie van Murakami's eigenzinnige werkstukje in de winkelrekken ziet staan? Voor veel mensen zal zijn film, nu evengoed als 15 jaar geleden, een onprettige en schokkende ervaring zijn. Niet iedereen is geboeid door de marges van de menselijke fantasieën inzake dominantie en onderdanigheid in het spel der liefde. Bovendien verkiezen nogal wat toeschouwers een klaar en duidelijke moraal wanneer ze mensonterende toestanden te verteren krijgen. Bret Easton Ellis dreef de literaire wereld met American Psycho tot wanhoop omdat hij geen rechtlijnige veroordeling van zijn ontspoorde personage verwoordde. Ook Tokyo Decadence zal daarom altijd onvermurwbare tegenstanders kennen.

Murakami is echter zelfzeker genoeg als kunstenaar om geen compromissen te sluiten in zijn opzet. Cinemato­grafisch laat hij weinig twijfel bestaan over zijn inzicht om een juiste sfeer op te bouwen. Hij schotelt ons een gestileerd, kil en koud Tokyo voor, waar zwoele en warme kleuren slechts hun intrede doen in de hotelkamers van behoeftige heren die niet op een paar duizend yen kijken om hun persoonlijke erotische fantasieën te bevredigen. Die stilering levert de perfecte sfeer voor het provocerende verhaal. Ai's onfortuinlijke tocht langs louche hotelkamers en excentrieke figuren is boeiend, prikkelend, intrigerend en op bijzonder stijlvolle wijze in beeld gebracht. De lang uitgesponnen epiloog waarin Murakami's betoog en kritiek op de Japanse samenleving explicieter wordt, getuigt echter niet van dezelfde kracht. De reden waarom we Murakami bekijken en herbekijken moeten we dus eerder in zijn talent als cultfilmer zoeken dan in zijn kwaliteiten als maatschappelijke commentator. In zijn sterkste momenten is Tokyo Decadence namelijk felle, provocerende cinema, die ons op genadeloze wijze confronteert met onze manier van kijken en genieten, een eigenschap die intelligente cultfilms eigen is.