'Reduced by Rick Rubin'

Door op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

De platenfirma was formeel: 'Rick Rubin producet de volgende plaat van Neil Diamond'. Menig liefhebber van het Betere Lied knipperde wellicht even met de ogen. Maar Rubin, dodelijk hippe sterproducer, ging dus in zee met de tragisch uncoole Diamond, crooner van beroep. Een pr-stunt om het imago van Diamond op te vijzelen? Een test of Rubin, na de gesmaakte restyling van Johnny Cash, ook Diamonds nieuwste plaat zou kunnen verkopen aan een alternatief publiek? Of dé kans voor Rubin om te tonen hoe goed hij wel is?

Een producer kan een artiest maken of kraken. Dat vernemen we althans vaak in de muziekpers. Daarom vroegen we aan Jürgen De Blonde, muzikant én producer, om ons een blik te gunnen op de modus operandi van zijn soortgenoten. En zijn licht te laten schijnen op de meest in het oog springende vingeroefening van het voorbije jaar: sterproducer Rick Rubin die 12 Songs van Neil Diamond onder handen nam.

Als ik de naam Neil Diamond hoor, denk ik onmiddellijk aan Jonathan Livingston Seagull. Je ziet die plaat ook altijd bij nonkels en in de platenbakken op rommelmarkten. Het is een soundtrack bij een film. Het moet een monsterhit zijn geweest of een flop, want je komt de plaat overal tegen. Je hoort er de typische, georkestreerde crooner, want dat is hij. Een regelrechte crooner met soms ernstige neigingen tot hoempapa-muziek. Maar Diamond is meer dan dat. Hij is een liedjesschrijver met wereldhits als 'I'm a Believer', 'Red, Red Wine', 'Sweet Caroline', 'Solitary Man', 'Song Sung Blue' en 'Girl, You'll Be a Woman Soon'. Hij worstelt sinds het begin van onze tijdrekening al met zijn street credibility, terwijl hij minstens dertig albums heeft uitgebracht en tal van hits heeft gescoord. Hij is een man met extreme hoogtes en laagtes op het vlak van succes, inspiratie en privé-leven. Een vechtscheiding die je 150 miljoen dollar kost, gaat je wellicht niet in je koude kleren zitten.
Rick Rubin bleek een grote fan te zijn, die Diamond bijna smeekte om zijn volgende plaat te mogen producen. Neil Diamond zag aanvankelijk weinig heil in de samenwerking en probeerde de boot af te houden. Zonder succes. Je kunt het Diamond nauwelijks kwalijk nemen. Rubin is namelijk de beruchte producer die heavy metal en rap heeft samengebracht (zie: Beastie Boys, Run DMC, Public Enemy, etc.) Hij is ook de man van het 'American' platenlabel. Hij dankt zijn sterrenstatus aan zijn sobere sound, ontdaan van alle toeters en bellen. Niet meteen de man die Diamond op zijn nummers wou loslaten dus.

LEIDER OF BEGELEIDER

Maar people manager als hij is, laat Rubin de muzikanten zichzelf zijn. Dáár ligt zijn sterkte als producer. Dat zegt meteen heel veel over hoe andere producers in elkaar zitten. Velen van hen meten zichzelf de status van halfgod aan en bepalen van op hun rollende troon wat kan en niet kan tijdens de opnamesessies. Zij, en zij alleen, beslissen hoe een groep of een artiest zal klinken, vaak ten koste van de artiest. Meestal maken ze daarbij handig gebruik van de nederigheid van de artiest. 'De producer heeft altijd gelijk', is dan ook een vaak gehoord motto. En als een groep of een artiest een hit scoort, wordt dat vaak voor een groot stuk aan de producer toegeschreven.
Een producer kan zich in principe met alles inlaten: de structuur van een nummer, het arrangement van een nummer, hoe een melodie gezongen wordt, hoe de instrumenten klinken, kortom, hoe een groep klinkt. Martin Hannett heeft bijvoorbeeld voor een groot stuk bepaald hoe Joy Division zou klinken door hun rauwe postpunk kaal te plukken en aan te vullen met synthesizers, elektronische en akoestische drumklanken en het gebruik van galm. Stuk voor stuk keuzes die haaks stonden op de punkesthetiek van eind de jaren 1970. George Martin, producer van de Beatles, wordt zelfs vaak omschreven als de vijfde Beatle. Misschien wel terecht, want veel van zijn arrangementen hebben Beatles-songs gemaakt tot wat ze zijn: de strijkers van 'Eleanor Rigby' en de Ligetiaanse (naar György Ligeti, red) orkestratie van 'A Day In The Life', bijvoorbeeld. Voor een artiest met een uitgesproken visie is een producer zonder muzikale voelhorens of met een astronomisch ego een grote vloek. Voor een artiest zonder echte visie of voor iemand die gewoon zo snel mogelijk de hitparade in wil, is zo'n producer een zegen. Een artiest kan echter ook kiezen voor een producer omdat hij iets zou kunnen bijdragen aan zijn sound of aan het finale product. Op dat vlak is Rubin een beetje een buitenbeentje. Hij stapt vaak op een artiest af, met de vraag of hij zijn volgende plaat mag producen. Hij kan dat natuurlijk ook, omdat hij zijn eigen label heeft en veel functies tegelijk bekleedt. Functies die in andere firma's vaak verdeeld worden onder verschillende personen.

TECHNIEK: ALBINI OF SPECTOR

Ook op het vlak van techniek is de ene producer de andere niet. Een extreem voorbeeld is Steve Albini, de man achter onder andere Surfer Rosa van de Pixies, In Utero van Nirvana, en Rid of Me van PJ Harvey. Hij wordt liever 'recording engineer' genoemd, als de platenfirma er op staat om hem in de credits te vermelden. Hij ziet zijn job louter als het opnemen van een band, niets meer, niets minder. Volgens Albini moeit een producer zich veel te veel met de muziek en de artiesten. Zijn studio staat dan ook volledig in functie van deze opvatting. Tientallen microfoons zijn ingebouwd in de opnameruimte om de muziek zo dynamisch en natuurlijk mogelijk te registreren. Maar hij laat zich niet in met de songstructuren of de klank van de band zelf, hij probeert eigenlijk alleen de muziek op te nemen, zonder overdubs. Een overdub is een veelvuldig toegepaste studiotechniek. Het komt er eigenlijk op neer dat de stem of de instrumenten meerdere malen worden ingespeeld en opgenomen om een voller geluid te bekomen.

Aan de andere kant van het spectrum staat Phil Spector, het schoolvoorbeeld van een producer die wél overdubs gebruikt. Hij nam bij vele artiesten de volledige, instrumentale begeleiding soms zes keer boven elkaar op. De stemmen werden ook bijna altijd gedubbeld om ze sterker te doen klinken. Op die manier kwam hij tot een vol en warm geluid, dat nu door iedereen de 'wall of sound' genoemd wordt.

RUBIN & 12 SONGS

Rubin leunt aan bij de 'school Albini'. Hij houdt ervan om de arrangementen en de inkleuring van de nummers te herleiden tot een absoluut minimum. Hij maakt gebruik van droge geluiden. Met droog bedoel ik dat hij geen of zo weinig mogelijk galm (of reverb) gebruikt op de stem en de instrumenten. Rubin maakt meer gebruik van microfoons en de klank van de opnameruimtes dan van het uitgebreide arsenaal effectapparatuur dat in de gemiddelde studio aanwezig is. Je hoort dat ook op 12 Songs. Diamonds stem klinkt dichtbij en naturel, alsof hij in je luidsprekers is gekropen en daar, aan de andere kant van het membraan, zit te zingen en te strummen op zijn gitaar. Voor jou en jou alleen. Je hoort daardoor ook die typische korrel, dat lichtruwe van zijn stem, ze spreekt je aan of stoot je af. De arrangementen op 12 Songs zijn dan weer zeer mooi en sober. Op de juiste momenten zwellen de (echte) Hammond-orgels aan en op de nog juistere momenten worden ze ondersteund door strijkpartijen die zo zacht en zo oorstrelend zijn dat je zou denken dat je cd-speler ze zelf aan het verzinnen is. En 'Evermore' wordt prachtig opgebouwd naar een hoogtepunt waar de hoorns trots maar ingehouden de standvastigheid van de liefde omwallen. Er is nauwelijks iets aan te merken op het werk van Rubin. Alles is mooi gemixt en alles klinkt warm en intimistisch. Je hoort het werk van een ervaren man en alles zit op de juiste plaats. Maar het is ook niet meer dan dat. Er zitten geen onverwachte wendingen in de nummers of in de arrangementen, ze zijn mooi en perfect als een stijlvol interieur of een sobere leren zetel, en daar moet je van houden. Net als Diamonds stem, die mij soms net ietsje te veel aan die van Stef Kamil Carlens doet denken, als hij ze pathetisch laat vibreren.

In het cd-hoesje staat het verhaal van hoe Rubin en Diamond met elkaar in contact zijn gekomen en vooral ook hoe ze te werk zijn gegaan. Mr. Livingston Seagull schreef heel veel materiaal dat hij gedurende maanden op regelmatige tijdstippen aan zijn toekomstige producer liet horen. Rubin gaf er dan telkens zijn mening over en zo hielden ze uiteindelijk ongeveer vijftien nummers over. Deze manier van werken illustreert ook hoe een producer een rol kan spelen bij het schrijven en selecteren van de nummers. Een vergelijkbaar fenomeen deed zich voor bij de recentste plaat van caramel-Beatle Paul McCartney, Chaos and Creation in the Backyard. Producer Nigel Godridge (Radiohead, Travis, Beck, Band Aid …) stuurde Macca aanvankelijk terug naar af omdat hij de nummers te zwak vond en omdat ze als bandwerk klonken.

Een producer kan dus heel gezond zijn voor een groep of een artiest, hij brengt immers een externe visie op de artistieke producten en weet dat een tweede of een derde mening nooit kwaad kan. De vraag is natuurlijk in welke mate hij een 'deus omnipotens' mag zijn. Een goede producer moet respect tonen voor de mensen met wie hij werkt, hij moet kunnen luisteren naar hun visie en die kunnen integreren in zijn eigen visie. Dat is ook een belangrijke functie van de producer; die van diplomaat en tacticus. Hij moet kunnen omgaan met grote ego's en lange tenen, en moet stevig genoeg in zijn schoenen staan om te kunnen zeggen dat een bepaalde gitaar- of drumpartij beter of anders moet worden gespeeld, als hij die partij te clichématig of net te experimenteel vindt. Een producer mag en moet zijn persoonlijke bijdrage leveren aan een plaat, zeker als je verantwoordelijk wordt geacht voor het (commerciële) succes ervan. Je hebt als producer ook een artistieke visie, en die wil je natuurlijk uitdrukken via je werk. Artiesten die met je willen werken moeten dat beseffen. Helaas hebben ze niet altijd de keuze en wordt er contractueel vastgelegd dat de platenfirma de producer kiest of voorstelt. Dat is zeker zo bij grote producties waar het meer gaat om imago, verkoopcijfers en populariteit. Gelukkig zijn er tegenwoordig wel producers die nieuwe wegen verkennen én commercieel succes boeken. Rubin is daar het typevoorbeeld van.

Op deze plaat word je geconfronteerd met Neil Diamond. En daar moet je tegen bestand zijn. Dit zijn goede Diamond-nummers, ze zijn doorleefd gespeeld, ze zijn fantastisch gearrangeerd en ze klinken warm en sober. Voor de liefhebbers van de sound van de laatste platen van Johnny Cash is deze plaat zeker een aanrader, maar dan moet je er wel de nummers bijnemen. Voor de fans van Neil Diamond is dit ongetwijfeld nog een onverwacht hoogtepunt in zijn carrière. Voor de fans van Rick Rubin is het waarschijnlijk een raadsel waarom hij per se met Diamond wou samenwerken. Maar je merkt op de plaat een groot wederzijds respect, je hoort een plaat van zowel Rick Rubin als Neil Diamond. Ze klinkt alsof ze er sámen aan hebben gewerkt. Dat is uiteindelijk het sterke eraan, dat ze het resultaat is van een solide werkwijze. Het is het werk van een fan die uit oprechte interesse en liefde een plaat wou opnemen met een van zijn idolen.