Please, help yourself! - Een interview met Zygmunt Bauman

Door Tom Van Imschoot, Isolde Vanhee, op Thu Sep 26 2013 12:14:34 GMT+0000

De wereldbefaamde en toonaangevende socioloog Zygmunt Bauman (1925-2017) is overleden. Hij wou geen valse toekomstprofeet zijn, maar zat niet verlegen om cassante uitspraken over de futiliteit van de Brit Art, de scheef gegroeide machtsverhoudingen en de zware verantwoordelijk-heid die op de schouders van de jongere generaties drukt. In 2013 interviewden we hem over welke toekomstige rol hij zag weggelegd voor de kunst. (10 jan 2017)

Zygmunt Bauman is oud. De in 1925 in Polen geboren socioloog ontvangt ons bij hem thuis in zijn rommelige werkkamer in het Engelse Leeds, waar hij sinds begin jaren 1970 woont. Hij verontschuldigt zich bij voorbaat voor zijn hardhorendheid, het feit dat hij geen kunstenaar is en niet over een hotline met God beschikt. Maar zijn reserves drukken vooral de gastvrijheid uit waarmee hij het vreemde en het onbekende te allen tijde verwelkomt. ‘Please, help yourself’, onderbreekt hij ons geregeld, wanneer we weer eens in de complexiteit van een vraag blijven haperen. Zijn beide handen manen ons aan om nog een aardbei, een toastje met inktvis of een slok citroenlimonade te nuttigen. ‘Please, help yourself!’ Ook nadat we zijn huis na een rijk gesprek hebben verlaten, blijft het nazinderen. Als een opdracht.

58_Bauman.jpgBauman interviewen over de toekomst is eerst en vooral een gesprek met de vlees geworden geschiedenis. Hij citeert met sprekend gemak tal van kunstenaars, denkers en schrijvers die hij bewondert en niet zelden persoonlijk gekend heeft, alsof hij behalve met ons ook met hen converseert. Aristoteles, Goethe, Heidegger en Orwell duiken op als associaties om het heden te verklaren, als spoken in de rook van zijn pijp. Hij claimt geen ideeën, maar getuigt al pratend van de noodzaak om mét anderen te denken om de wereld van vandaag (in de toekomst) anders te maken. Het is dan ook geen toeval dat Bauman zich in zijn marxistisch geïnspireerde, maar eclectische sociologie behalve op Antonio Gramsci en Georg Simmel ook op de ethiek van Hans Jonas en Emmanuel Levinas beroept. Je zou kunnen zeggen dat de unieke luciditeit van zijn werk net schuilt in zijn analyses van hoe elke moderne orde het ‘andere’ zowel oproept als onderdrukt.

Daar zit ongetwijfeld Baumans persoonlijke levenservaring voor iets tussen. In zijn bekendste boek Modernity and the Holocaust uit 1989 legt hij linken tussen het verlichtingsdenken, de technologische vooruitgang en de fantasie van de monoculturele puurheid. Maar de jodenvervolging is meer dan een thema. Zijn vrouw Janina Bauman, die eind 2009 overleed, getuigt in twee autobiografische boeken over haar opsluiting in het getto van Warschau en de jaren waarin ze ondergedoken leefde op het Poolse platteland. Anders dan Janina kon Zygmunt Bauman in 1939 samen met zijn ouders naar de Sovjet-Unie vluchten, maar door de pogroms werd het koppel in 1968 opnieuw uit Polen verdreven. In zijn geboorteland is Bauman vandaag een beroemdheid, al is de controverse over zijn communistische verleden er nooit ver weg. Vorige maand nog weigerde Bauman een eredoctoraat van de Universiteit van Wroclaw waar nationalistische extremisten eerder dit jaar een lezing van hem verstoorden onder het roepen van antisemitische slogans. ‘Ik wil geen problemen veroorzaken’, lichtte Bauman zijn beslissing toe.

58_Vanhee_VanImschoot_Zygmunt-Bauman-006.jpgHet bekendste concept dat vandaag met Bauman geassocieerd wordt, is dat van de ‘liquid society’, een (post-)moderne samenleving die beheerst wordt door het permanente veranderen en constante vervloeien van wat haar ooit soliditeit verschafte. De ‘vloeibare maatschappij’ wordt gekenmerkt door variatie, pluralisme, ambivalentie en contingentie, die voor onzekerheid zorgen. Omdat die onzekerheid het verlangen naar haar tegendeel oproept, ziet Bauman het als de taak van sociologie om valse zekerheden te ondermijnen, om mogelijkheden open te houden.

Dat leven met openheid bepaalt de blijvende veerkracht van zijn eigen denken. Bauman schrijft niet alleen over moderniteit en postmoderniteit, maar buigt zich even goed over de wetten van de consumptiemaatschappij, over de Engelse klassenmaatschappij, over de weg naar geluk, over de Europese cultuur ... Tijdens ons gesprek poneert hij stelling na stelling, die hij telkens kritisch bevraagt en desnoods weer onderuit haalt. En dat ligt in de lijn van wat hij van de kunst verwacht. ‘Kunst kan creatie met kritiek verbinden.’

Is het mogelijk om uit trends vandaag af te leiden wat de toekomst brengt?

‘Eigen aan de toekomst is dat je niet weet wat ze inhoudt, ook al denk je te weten wat er zal gebeuren. Alle belangrijke gebeurtenissen komen onverwachts. Geen enkele van de grote veranderingen die ik heb meegemaakt, werd voorspeld. Neem de val van de Berlijnse muur, een van de grootste historische gebeurtenissen ooit. Er bestond destijds een wetenschap, de Sovjetologie, die over quasi onbeperkte fondsen beschikte. En toch heeft geen enkele onderzoeker die gebeurtenis voorspeld. Men had slechts twee theorieën. Ofwel zou een nucleaire oorlog kapitalisme, communisme of allebei vernietigen, ofwel zouden beide via conferenties steeds dichter tot elkaar komen. Maar ineens stort het hele Sovjetsysteem in elkaar. Niemand zag het aankomen. Sociologie kan alles verklaren, op voorwaarde dat het achter de rug is. Dingen die er straks zullen toe doen, lijken nu onbetekenend. Misschien wordt op dit moment in Chili of Colombia een nieuw kunstconcept geboren, waar we vandaag het belang niet van inzien. Een Middeleeuws kunstenaar zou toch ook nooit de Renaissance hebben voorspeld?’

Je kan de toekomst van de kunst niet aankondigen, maar kondigt kunst soms niet de toekomst aan?

‘Hegel zei al dat kunstenaars hun tijd moeten vatten. Iemand die dat voortreffelijk doet, is de Poolse beeldhouwer Miroslaw Balka, door de dialectiek tussen mixofilia en mixofobia op te roepen. Beide trends laten zich het best voelen in een grootstad. Enerzijds bevredigt de stad onze menselijke nieuwsgierigheid. Zelfs de grootste lafaard verlangt naar verandering, variatie en avontuur: mixofilia. Anderzijds zorgen de vele mogelijkheden en de vele verschillende mensen, culturen en godsdiensten ook voor angst, haat en ongenoegen: mixofobia. Op straat ontmoeten we duizenden vreemden, die we onmogelijk allemaal kunnen leren kennen en die dus vreemd blijven. Maar de vreemde is een uiterst ambivalente figuur. Met vrienden en vijanden kunnen we omgaan. Je weet wat je eraan hebt. Maar niemand weet hoe te reageren op vreemden. Zijn het vrienden of vijanden? Hoe lees je hun gelaatsuitdrukking? Misschien maak je een fatale vergissing? De vreemde is onvoorspelbaar.’

58_Vanhee_VanImschoot_b1.jpgHoe evoceert Balka deze spanning tussen mixofilia en mixofobia?

‘In 2009 plaatste hij in Tate Modern een gigantische container van dertig meter lang, die vanbinnen pikzwart geschilderd was. Bezoekers werden nieuwsgierig en stapten binnen, maar zagen geen hand voor ogen. Volslagen duisternis maakt ons onzeker en bang. Kleine kinderen huilen niet toevallig instinctief in het donker. De bezoekers waren echter niet alleen in de container. Ze konden de aanwezigheid van de andere horen, ruiken en voelen. Maar was die bedreigend, of zorgde die juist voor troost? De onzekerheid groeide. Wie zijn deze vreemden van wie we de gezichten niet kunnen zien? Dat kan kunst doen vandaag: onzekerheid creëren en ons doen nadenken.’

Zou je dat een spiegelfunctie van kunst noemen? Want die onzekerheid bestaat ook in de maatschappij zelf.

‘Ja, maar kunst stelt mensen vooral bloot aan ervaringen. Daar in Tate Modern ervoeren ze hun eigen leven, maar dan geconcentreerd en gesublimeerd. Ze ervoeren de mengeling van angst en fascinatie voor de vreemde in zijn meest naakte en pure vorm. Kunst haalt ons uit onze dagelijkse ervaring waarin we de tijd niet hebben om bij de dingen stil te staan. Kunstenaars pikken dingen op uit de zee van ervaringen en duwen ze onder onze neus. Als mensen geconfronteerd worden met goede kunst, die het adagium van Hegel volgt en de tijd vat, komen ze verrijkt uit een tentoonstelling, met een beter begrip van wat er aan de hand is.’

Kunst verlicht?

‘Ja, dat is het woord, maar het begrip verlichting wordt vaak misbruikt. Verlichting houdt te veel de idee in zich van de wijze leraar en de domme leerling. Neem nu Michael Haneke, de grootste regisseur sinds Ingmar Bergman. Hij wil mensen realiteiten tonen die ze niet enkel over het hoofd zien, maar zelfs willen toedekken. Toen Haneke hiernaar gevraagd werd, zei hij: “Ik wil mensen niet verlichten. Ik wil hen geen visie opleggen. Ik wil hen dwingen om zich vragen te stellen.” De ware verlichting bestaat erin mensen te dwingen zich vragen te stellen. Door jezelf vragen te stellen zie je je leven in een ander perspectief. Je ontdekt nieuwe mogelijkheden. Maurice Blanchot zei ooit heel treffend dat het antwoord de vloek van de vraag is. De vraag verbreedt je horizon, doet je meerdere mogelijkheden overwegen. Eens het antwoord gegeven, houdt de mentale inspanning op. Dan kan je gaan slapen om de volgende morgen terug wakker worden in dezelfde onbegrijpelijke realiteit.’

Vandaar onze vraag naar de toekomst, ook.

‘Juist. Elk moment in de geschiedenis houdt een veelheid aan mogelijkheden in zich, maar we weten niet welke werkelijkheid zullen worden. Het punt is: er is geen geschiedenis buiten de mens. We zijn door geboorte gedetermineerd, we zijn producten van de geschiedenis, maar de geschiedenis is ook ons product, we sturen haar ook deels. Er is een wederzijdse relatie. Welke mogelijkheden het zullen halen, hangt dus ook van ons af.’

Hangt het ook van de kunstenaar af?

De dubbele taak van de kunst bestaat erin om ons niet alleen tot een beter begrip van het heden te brengen, maar ook tot een verantwoordelijke houding ten aanzien van de toekomst

‘De dubbele taak van de kunst bestaat erin om ons niet alleen tot een beter begrip van het heden te brengen, maar ook tot een verantwoordelijke houding ten aanzien van de toekomst. Eerst en vooral doet kunst ons begrijpen wat met de woorden van Heidegger “being in the world” betekent. Ze moet ons begrip vergroten van de situatie waarin we ons “nu” bevinden. Vervolgens maakt ze je bewust van je verantwoordelijkheid voor de toekomstige wereld. Let wel, ik zeg niet dat elke kunst daarin slaagt. Ik probeer nog steeds te begrijpen hoe een koe in twee hakken een betere toekomst met zich mee zal brengen. Maar de ideale kunst, de kunst die de moeite waard is om van overheidswege te subsidiëren, draagt die dubbele functie in zich: ons begrip vergroten en aan onze verantwoordelijkheid appelleren.’

Brit Art kan u duidelijk niet bekoren, maar hoe slaagt Ingmar Bergman er – anders dan Damien Hirst – dan in om deze dubbele functie op te nemen?

‘Bergman was veertig jaar geleden meedogenloos in de manier waarop hij de werkelijkheid fileerde en ontleedde. Vergelijk het met George Orwells beroemde boek 1984, dat de innerlijke angsten van zijn tijdgenoten blootlegde. Ik herinner me de tijd toen het boek verscheen. Plots werd alles wat we voelden, maar niet konden articuleren, feilloos beschreven. Maar toen het werkelijk 1984 werd, betekende dat boek en de talrijke boekjes die er toen over verschenen, eigenlijk niet zo veel meer. Vandaag doet Michel Houellebecq met La possibilité d’une île hetzelfde als Orwell destijds. Hij appelleert aan de verdoken nachtmerries van de huidige generatie. Alsof hij zegt: “Als we zo verder gaan, wordt dit de toekomst.” In het boek zit Daniel 25 – een genetische kloon van de originele Daniel – in volstrekte eenzaamheid op een paradijselijk strand. Hij realiseert zich dat hij nog zestig jaar te leven heeft. Hij berekent hoeveel dagen, uren en minuten dat is en valt ten prooi aan wanhoop. Zijn leven is ontdaan van elke betekenis. De betekenis van het leven is immers niet om de moeilijkheden uit de weg te gaan, maar om ze te overwinnen.’

Zijn we vandaag te veel geneigd om problemen te ontkennen in onze zoektocht naar geluk?

De moderniteit mikt vooral op meer comfort en minder ongemak, leed en last. Op het wegnemen en omzeilen van moeilijkheden, dus

‘De moderniteit mikt vooral op meer comfort en minder ongemak, leed en last. Op het wegnemen en omzeilen van moeilijkheden, dus. Maar dat laatste levert geen geluk op. Er is in dat verband een mooi citaat van Goethe. Toen hij ongeveer mijn leeftijd had, vroeg men hem een keer of hij een gelukkig leven had gehad. Hij antwoordde instemmend, maar – en dat is cruciaal – na enig nadenken voegde hij toe: “Maar ik kan me geen enkele gelukkige week herinneren.” Een gelukkig leven ontstaat niet uit een permanente staat van geluk, zoals de moderniteit ons wil doen geloven, want die is virtueel onmogelijk. In een van zijn gedichten schreef Goethe dat je alles aankunt in het leven, behalve een lange rij van mooie dagen. Daarom is er iets essentieels fout aan de geluksbenadering van de moderniteit. Ze ontdoet het leven van zijn schoonheid en zijn betekenis door elke moeilijkheid te willen elimineren.’

In de zogenaamde ‘slow cinema’ vestigen filmmakers wereldwijd de aandacht op de routines en problemen van alledag. Sluit dat daarbij aan, ook als vorm van kritiek op modern spektakel?

‘Ja, natuurlijk. Het alledaagse bestaan is het belangrijkste onderwerp van de kunsten. Dat is al zo sinds Courbet, of eigenlijk: sinds de Vlaamse Primitieven. Wat voor mij van belang is, is dat kunst moet tonen dat dit niet de enige manier van leven is. Wat evident lijkt, wordt geproblematiseerd. Wat vertrouwd lijkt, wordt vreemd. In het dagelijkse leven bevraag je het vertrouwde niet, net omdat het je bekend is. Wat vandaag het alledaagse leven het meeste typeert, is het continue drang om de routine te doorbreken. Toen ik jong was, bestond het alledaagse bestaan uit routine. Vandaag is alles continu aan verandering onderhevig. De ene dag ben je de trotse bezitter van een i-Phone 4, maar dan komt de i-Phone 5 op de markt en loop je achter de feiten aan. We worden gepusht om steeds weer naar het nieuwe op zoek te gaan en te vergeten wat we gisteren nog geleerd hebben. Onze cultuur is er niet langer één van leren, maar van vergeten. De consumptiemaatschappij heeft ons gedrild om de kortstondige natuur van de dingen te aanvaarden. Dat geeft een ongelooflijk vervuilende manier van leven. Op lange termijn wil dat zeggen dat jullie kinderen en de kinderen van hun kinderen geen planeet meer zullen hebben om op te leven.’

Vandaar de nieuwe nood aan een transitie richting meer duurzaamheid?

‘Ja, maar dat is niet eenvoudig. Ooit stond duurzaamheid veel hoger aangeschreven. Rijke mensen omringden zich met blijvende dingen, bouwden huizen die de tand des tijd weerstonden, lieten zich vereeuwigen in marmer … Het vergankelijke was voor mensen onderaan de sociale ladder. Nu ben je sociaal gesproken juist arm als je niet in staat bent om dingen weg te gooien en te vervangen door nieuwere, zoals de rijken doen. De nieuwe culturele elite wil zich overal thuis voelen, meedoen met elke kortstondige mode en op de hoogte blijven van alles wat er gebeurt. We leven – zoals de Deense socioloog Thomas Hylland Eriksen het verwoordde – onder de tirannie van het moment. We leven in wat ik een “liquid society” noem.’

Hoe verklaar je die omschakeling van waardering voor duurzaamheid naar vluchtigheid?

‘Dat is een lang verhaal. Tot het einde van de negentiende eeuw was men ervan overtuigd dat de omvang van menselijke noden vaststond en berekend kon worden. Zodra we het aantal mensen en hun noden kenden, zouden we jaar na jaar dezelfde hoeveelheid aan goederen kunnen produceren en verder rustig achteruit kunnen leunen. Toen ontstond de idee dat mensen niet alleen uit noodzaak dienden te kopen, maar ook omdat ze verlangden naar iets moois, ongewoons of opwindends. In het interbellum was er de beroemde aanvaring tussen twee titanen van de Amerikaanse auto-industrie. Henry Ford zou ooit gezegd hebben dat elke klant een auto kon kopen in het kleur die hij wou, zolang het maar zwart was. Voor hem volstond het dat elk Amerikaans gezin een auto zou hebben om van punt x naar punt y te gaan. Alfred Sloan van General Motors, zijn grootste concurrent, had een andere visie. Hij wou niet alleen de toekomst voorspellen, maar was ook vastbesloten die zelf te bepalen. Waarom zouden auto’s enkel de nood aan mobiliteit moeten bevredigen? Waarom geen auto’s verkopen om een meisje te imponeren of een buurman jaloers te maken? En het opmerkelijke is: vandaag zijn we enkel nog geïnteresseerd om elkaar te tonen dat we sneller de nieuwste rage gespot hebben. We staan in de rij om de eerste te zijn die met het nieuwste gadget kan pronken.’

58_Vanhee_VanImschoot_attendance-2012-vermeer.jpgGebeurt niet hetzelfde met kunstbeleving? Mensen staan vandaag uren aan te schuiven voor de nieuwste blockbuster-tentoonstelling.

‘Zeker. De nadruk van galerijen en musea is opgeschoven van objecten naar evenementen. Wat lokt mensen naar het MoMA? Musea pakken niet uit met de meesterwerken uit hun collectie, maar met de geplande evenementen. Het programma van grote musea ziet eruit als een kalender. En dat geeft bizarre effecten. Ooit was er een grote retrospectieve rond Vermeer in Den Haag. Van over de hele wereld ontstonden bedevaarten naar Den Haag. Mijn voormalige collega en goede vriend Leszek Kolakowksi – de grote Poolse marxistische filosoof – wendde zowaar al zijn invloed aan om een ticket te bemachtigen. Hij was invalide en kon ook niet in de rij staan. Welnu, mijn lezingen brengen mij in heel Europa en telkens bezoek ik musea. Ik heb al veel Vermeers gezien, maar nooit stond er een massa aan te schuiven om ze te zien. Om bezoekers aan te trekken, moet je hen overtuigen dat dit hun enige, uitzonderlijke en onherhaalbare kans is. Opnieuw: het is de tirannie van het moment. “Negenentwintig doeken van Vermeer voor even onder één dak!” Dat kun je later je kleinkinderen vertellen. Als je het tenminste niet vergeet. Er zijn nog steeds rijkelui die unieke objecten kopen in Sotheby’s, maar het equivalent daarvan voor de arme is het unieke tijdsmoment. Zij kunnen dan een ticketje naar Berlijn kopen om te zien hoe de Reichstag voor korte tijd door Christo is ingepakt.’

In een samenleving die permanent vervloeit, is de toekomst onzeker. Velen roepen om visie, maar zelden hoor je er één. Is dat een terechte klacht, of zijn we te veel geobsedeerd door de toekomst?

‘We missen een visie op de toekomst en mensen zijn altijd geobsedeerd door wat ze missen. Een visie op de toekomst vraagt een utopische visie op een maatschappij die problemen oplost en onaangenaamheden wegneemt. Maar zo’n visie op de goede maatschappij – zelfs het debat erover – is vandaag niet erg populair. Daar bestaat een simpele reden voor. Toen ik jong was, discussieerden mensen over wat er stond te gebeuren, maar nooit over wie dat moest gaan doen. Ze vertrouwden erop dat hun regeringen, staten en parlementen de middelen hadden om de toekomst vorm te geven. Hebben jullie nu al een regering in België? Dat belet jullie niet om vrolijk door te gaan en nog lang en gelukkig te leven. Mensen geloven niet meer in het politieke systeem. Waarom? Omdat macht en politiek van elkaar gescheiden zijn. Macht betekent de mogelijkheid om dingen te doen en politiek betekent de mogelijkheid om te beslissen welke dingen moeten gebeuren. Vandaag is macht grotendeels geglobaliseerd, maar politiek blijft lokaal verankerd. Wat we internationale politiek noemen, is enkel de samenkomst van lokale ministers en presidenten. Maar met zeventien verschillende ministers van financiën rond de tafel hoeft het toch niet te verwonderen dat de euro in de problemen komt?’

Wie beschikt dan wel nog over de nodige autoriteit om aan de toekomst te bouwen?

‘Autoriteit is niet hetzelfde als macht. Autoriteit is macht die wordt gerespecteerd. Politici hebben alvast geen autoriteit. Ze worden zelfs bespot. Mensen stemmen ook niet langer voor een idee of een beweging, maar tegen de heersende partij. Veel journalisten zien in de overgang van Mister Zapatero naar Mister Rajoy in Spanje een beweging naar rechts, en in de overgang van Monsieur Sarkozy naar Monsieur Hollande een beweging naar links. Maar het politieke gedrag van de meeste Europeanen wordt ingegeven door frustratie. Elke zittende regering is veroordeeld om zijn kiezers teleur te stellen. Politici maken beloftes, maar kunnen die niet waarmaken. Ze hebben de macht niet.’

Het gevolg is een algemeen verbreid gevoel van machteloosheid en een gebrek aan geloof in een toekomst die anders is.

Macht en politiek kunnen niet voor lang gescheiden leven. Dat is rampzalig. Apocalyptisch. Een catastrofe

‘Het is aan de jongere generaties om hun verantwoordelijkheid op te nemen. Ik denk dat de eenentwintigste eeuw gewijd zal zijn aan het opnieuw verenigen van macht en politiek. Hoe dat zal gebeuren, weet ik niet. We beklimmen een steile berg zonder te weten wat er aan de andere kant ligt. Maar wat ik wel weet, is dat als we geen oplossing vinden, er grote problemen dreigen voor de mensheid. Macht en politiek kunnen niet voor lang gescheiden leven. Dat is rampzalig. Apocalyptisch. Een catastrofe. En wat ik ook weet, is dat mogelijke oplossingen er totaal anders zullen uitzien dan de soevereine natiestaat die onze overgrootouders uitvonden, met zijn representatieve democratie, zijn algemene verkiezingen en zijn scheiding der machten. We moeten daar een equivalent voor vinden, maar dan op globaal niveau. Aristoteles zou vandaag vreemd opkijken mocht hij Westminster binnenwandelen. Ik vermoed dat hij blij zou zijn met wat hij ziet: mensen die argumenteren, discussiëren en elkaar trachten te overtuigen. Maar hij zou lachen mocht je hem zeggen dat dit democratie is. Voor hem bestond democratie uit mensen die discussieerden op het marktplein.’

Pleit u nu voor een ander systeem dan de representatieve democratie?

‘Er is een alternatief mogelijk voor wat nu bestaat, maar representatie is onvermijdelijk. De Noorse professor Johan Galtung kreeg ooit de vraag of een wereldparlement een optie was. Hij antwoordde dat zo’n regering dan zou bestaan uit 1000 Chinezen, 750 Indiërs, 50 Duitsers, 5 Noren enzovoort, waarna hij rondkeek en vaststelde dat er weinig enthousiasme voor was. Het is geen optie. Karl Jaspers vond een wereldparlement een nachtmerrie omdat er dan geen plaats meer zou zijn om te ontsnappen. Ik denk dus niet dat directe democratie aan de orde is. Maar er moet wel een systeem van subsidiariteit ontwikkeld worden dat verantwoordelijkheid geeft aan het lokale niveau. We hebben nood aan een eenheid die variatie aanvaardt, die het lokale en globale niveau weet te verzoenen, die zowel de lokale buurt als de humaniteit in haar totaliteit verbindt. Sinds de Verlichting wordt eenheid geassocieerd met universaliteit en homogeniteit. Het komt er nu op aan een manier te vinden om eengemaakt en vreedzaam samen te leven onder de condities van continue diversiteit. Dat is een moeilijke puzzel, een grote vraag. En ik weet niet hoe ze op te lossen is.’

Gelooft u in dat verband in de weldaad van technologie en media? Noam Chomsky zei ooit dat de uitvinding van de wasmachine een grotere bevrijding betekende voor de mens dan het internet.

‘Nu open je een doos van Pandora. Vandaag leven we als met gespleten persoonlijkheden in twee werelden tegelijk: online en offline. De uitdaging is dus om deze twee werelden met hun verschillende regels te verzoenen. De offline realiteit kan hard zijn: mensen kijken naar je, stellen allerlei eisen, verwachten dat je volgens hun regels leeft. Je bent nooit absoluut vrij. Tegelijk voelt deze wereld betrouwbaar en geordend aan: je hebt een thuis, een werkplek en een plaats om te ontspannen. De online wereld heeft andere voordelen. Hij beantwoordt veel meer aan de moderne droom van gemak en comfort. Relaties aangaan en verbreken is eenvoudig. Een andere identiteit aannemen is dat al evenzeer. Waar het allemaal toe zal leiden? Jouw gok is even goed als de mijne. Het is mogelijk dat jonge mensen die nooit een leven gekend hebben zonder mobiele telefoon, zullen proberen om de regels die online gelden ook offline toe te passen. Dat is nu al zichtbaar. Menselijke relaties zijn ook offline zeer broos geworden, wat ook weer gevolgen heeft. En er staat nog meer te gebeuren. Nu al wordt gedacht om implantaten in het brein aan te brengen om toetsenborden en kabels overbodig te maken. We leggen onze ziel bloot op internet en staan toe dat internet ons een ziel implanteert.’

Dat klinkt als een Orwelliaanse fantasie.

‘Misschien, maar ik ben geen profeet.’

Isolde Vanhee en Tom Van Imschoot zijn docent op LUCA Gent en redacteur van rekto:verso.