Play that funky cube

Door op Tue Oct 16 2007 16:34:06 GMT+0000

Happy New Ears is een festival voor nieuwe muziek in Kortrijk en Rijsel, al gaat het niet alleen om muziek. De organisatoren gaan op zoek naar de raaklijnen tussen muziek en andere kunstvormen. Tussen muziek en beeld, bijvoorbeeld. Cubing, een audiovisuele performance, past in die optiek. Het opzet van Cubing klinkt veelbelovend: het collectief Artificiel (met twee mannen als performers) speelt onder het oog van een kleine camera met een Rubik- kubus. Die beelden worden omgezet in klank. 'Via diverse algoritmische processen wordt een scala aan geluiden, van loops tot noise, in werking gezet. De liveprojectie van de verschillende kleurarrangementen van de kubus maakt de interactie tussen kleur, beweging en geluid duidelijk waarneembaar', aldus de programmabrochure. Alleen jammer dat het resultaat niet om aan te horen is.

Het collectief Artificiel bestaat uit programmeur Alexandre Burton, visueel kunstenaar Jimmy Lakatos en musicus Julien Roy. Op hun site beschouwen ze zich graag als geeks (als hippe tegenhangers van nerds). En verder: 'On aime jouer la carte de la simplicité**',** aldus Julien Roy. Waarvan Cubing het bewijs levert: begin met een kubus, laat de computer de combinatie van de kleuren lezen, interpreteren en omzetten in muziek. Lakatos en Roy bespelen hun Rubik-kubus als een muziekinstrument en manipuleren hem intuïtief. Ludiek van opzet is het wel. Een Rubik-kubus is geniaal in zijn eenvoud. De samenstelling van het vlak van de kubus is quasi onbegrensd. Maar daarom is het nog geen klinkend instrument. Cubing lijdt aan de misvatting dat een een-op-eenrelatie tussen beeld en geluid volstaat om muziek (of interessante geluidsexperimenten) te maken. Beeld omzetten in geluid is inderdaad makkelijk. Maar ervoor zorgen dat het resultaat ook ergens naar klinkt, is andere koek.

Cubing. Artificiel. Happy New Ears FestivalTrouwens, zo modern is het opzet van Cubing nu ook weer niet. De performancemaakt gebruik van moderne technieken, maar de link tussen kleur en geluid wordt in de westerse muziekwereld sinds mensenheugenis gelegd. Muziekstukken worden doorgaans genoteerd met notenbalken, een bepaalde sleutel, een voortekening, noten en maatsoorten, aanduidingen van tempo en dynamiek. Maar er zijn alternatieve notatiewijzen. Een daarvan is het aanduiden van bepaalde noten of akkoorden met een kleurcode. De kleurcodering is eigenlijk gewoon een manier van noteren. Maar de link tussen kleur en geluid (of muziek) is niet alleen een vormelijke kwestie. Kleur kun je ook inhoudelijk met muziek in verband brengen.

In klassieke muziek wordt kleur niet alleen geassocieerd met een bepaald timbre (een zangstem kan metalig of warm of donker klinken) maar ook met de toonaard van een stuk. De toonaard bepaalt in sterke mate het gevoel dat je bij een stuk krijgt. Het verschil tussen een grote en een kleine toonaard, bijvoorbeeld, wordt in haast alle culturen op dezelfde manier ervaren: een kleine toonaard (bijvoorbeeld sol klein) is triest en ingekeerd, terwijl de grote pendant (sol groot) vrolijk en open is. La klein (ook wel aangeduid door de letter a) wordt algemeen ervaren als redelijk helder, zacht en treurig. Fa kruis groot (Fis) klinkt glanzend, doordringend, luisterrijk. Componisten houden rekening met zo'n toonaard/gevoel/kleur voor hun stuk. Koorcomponist Kurt Bikkembergs, bijvoorbeeld, kiest in zijn cantate Debarim bewust voor la klein om de dood van Christus te verklanken. Toonaarden worden dus functioneel ingezet om een bepaalde kleur of stemming aan een stuk te geven.

Voor sommige mensen gaat het zelfs nog verder. Voor hen is de verbinding tussen muziek en kleur een evidentie. Bij het beluisteren van een muziekstuk zien ze spontaan bepaalde kleuren. 'Synesthesie' heet dat verschijnsel. Meerdere zintuigen worden tegelijkertijd geprikkeld. Een fenomeen (in dit geval: het horen van een muziekstuk) wordt via een zintuig waargenomen, wat tegelijk leidt tot een waarneming van eigenschappen die normaal gezien geassocieerd worden met andere zintuigen (het zien van een kleur bij een akkoord). Een synestheet 'hoort' dus kleuren bij muziek. Beeldend kunstenaar Kandinsky vond dat de klank van een viool groen was en die van een trompet rood. Niet voor niks noemde Kandinsky veel van zijn schilderijen composities. Hij heeft veel met beeld-muziekcorrespondenties geëxperimenteerd. Ook de bekende musici Skrjabin en Liszt waren synestheten.

Dat een kunstenaar/performer (zoals de performers van Artificiel) vanuit het beeld vertrekt om de link te leggen met klank is dus helemaal niet zo vreemd. De geeks van Artificiel lijken vooral lol te hebben in het spelen met de kubus en het zicht- en hoorbaar maken van wat ze doen. Ze staan vlak bij hun publiek. Ze manipuleren hun instrument. Ze laten die manipulaties op een groot scherm zien. In de marge van het beeld zie je een taartdiagram dat aanduidt in hoeverre de ene de andere kleur domineert. Elke kubus (in deze performance: twee) heeft zijn eigen akoestische identiteit die te horen is via een versterker. Maar is het resultaat de moeite? Het is meteen hoorbaar, dat wel, maar niet om aan te horen. Het blijft een gimmick. Van de dominantie van blauw op rood, bijvoorbeeld, valt qua geluid niks samenhangends te maken: het is een hoop ruis bij elkaar. Op geen enkel moment valt er een betekenisvolle relatie te bespeuren tussen wat er op het beeld te zien is en wat je hoort. Het is zelfs moeilijk er een verschuiving in te horen wanneer de kleurencombinaties veranderen.

Het heeft veel te maken met de kwaliteit van de klank die wordt geproduceerd: als het toch allemaal te programmeren is, waarom dan niet de ene kubus een gitaar toewijzen en de andere kubus een piano? Dan zouden de identiteiten pas echt duidelijk afleesbaar en hoorbaar zijn. Waarom niet een zuivere noot toewijzen aan een bepaalde kleur en dan spelen met kleurcombinaties, zodat je bepaalde verhoudingen krijgt tussen noten, die je niet alleen hoort, maar ook afleest uit het beeld? Waarom niet met thema's werken, met herhaling van bepaalde muzikale en visuele motiefjes, met omkeringen van een muzikale lijn? Dat zijn allemaal geplogenheden van klassieke muziek (en zelfs van popmuziek). De variatiemogelijkheden zijn legio. Er zit ook geen ritme in de manipulaties. De performers lijken op geen enkel moment rekening met elkaar te houden of op elkaars manipulaties in te spelen. Bij jazzmuziek (en zelfs bij freejazz-improvisaties) maken muzikanten oogcontact, geven ze muzikale lijnen aan elkaar door, mag de ene speler zijn solo doen en geeft hij dan het podium aan een andere speler. Van een dergelijke interactie is er bij Cubing niks te merken. Zelfs als je geluid en beeld van elkaar loskoppelt, kan de performance amper boeien. De weergave op het scherm is niet mooi vormgegeven. De achtergrond is zwart en het beeld op de voorgrond onscherp. Je ziet enkel een wazige weergave van de kubus. De kleuren zijn niet eens helder. Terwijl er zoveel variatie mogelijk is om de kubus in beeld te brengen: een gefaseerde weergave van het draaien zoals bij een stroboscoop. Of een vertraagde weergave. Of de vierkantjes van de kubus laten uiteenvallen zoals bij een caleidoscoop — daar blijf je toch naar kijken? Niets van dat alles. De omzetting van beeld in klank is hetzij irritant, hetzij slaapverwekkend. Dat is doodjammer. Mijn fascinatie is blijven steken bij: lukt het de performers de kleurvlakken van de kubus te herstellen? En dat leek me nou net niet de bedoeling.

Cubing door Artificiel(uit Québec), gehoord op 29/9 in Budascoop Kortrijk tijdens het Happy New Ears Festival.