Over Hey Girl! van Romeo Castellucci

Door op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

Geen eigentijdse podiumregisseur die internationaal zo gekoesterd wordt als de Italiaanse beeldenstormer Romeo Castellucci. Met zijn intensieve cyclus Tragedia Endogonidia stond hij de laatste vijf jaar op de affiche van zowat elk belangrijk festival in Europa, op zoek naar een hedendaagse herdenking van de klassieke tragedie. Hey Girl!, dat in november in première ging in Parijs en in april deSingel aandoet, is zijn eerste nieuwe losse voorstelling na die elfdelige reeks. Zéér los dan wel. Loos.

Zodra je de Ateliers Berthier van het Théâtre de l'Odéon binnenkomt, treft je de kaalheid van dit grote pakhuis, en de lekkende toestand aan een tafel in de linkerhoek van de scène. Er blubbert een rozige gelei van af, die troep vormt op de vloer. In de voorstelling zelf wordt die hele brij een viskeuze moederkoek voor de geboorte van een naakt, blond meisje. Ze werkt er zich moeizaam uit op, schuifelt nog verdwaasd naar een spiegel achteraan en knielt daar vol piëteit neer. Al haar bewegingen verlopen als een ritueel waar ze zelf eerder het object dan de motor van is. Zo begeeft ze zich ook van de spiegel naar een paar trommels aan de andere kant van de scène, en begint erop te drummen. Zij, de girl uit de titel, roept de geesten aan van vrouwen die hun hoofd lieten voor hun volk: Marie Antoinette, Anna Boleyn, Maria Stuart … Zelf krijgt het blonde meisje even later de trekken van Jeanne d'Arc, wanneer ze als een angstige mot naar een mysterieus witheet zwaard vooraan op scène getrokken wordt. Ze brandt er een kruis mee in een laken, trekt dat gemerkte doek over haar schouders en biedt zichzelf met het zwaard ten offer aan.

credits: Francesco RafaelliDit eerste kwartier typeert Romeo Castellucci's hele oeuvre, waarin de tragedie steevast als fundament terugkeert. De Italiaan, met standplaats in Cesena bij Bologna, interpreteert die klassieke vorm niet zoals de Grieken (het effect van je handelingen wordt gecontroleerd door hogere machten of onzichtbare krachten), maar als een onmogelijkheid om te ontsnappen. 'Aan tragedie valt niet te ontkomen', zo zei hij onlangs in een interview met het Franse tijdschrift Mouvement. 'Het is de enige valabele vorm om de menselijke en westerse conditie in te vatten.' Nog opmerkelijker aan Castellucci is echter hoe hij die visie vertaalt op scène. Hij geeft ze meestal vorm in heel eigentijdse (gewelddadige, scatologische, barokke of groteske) beelden, en gebruikt die als metaforen voor allerlei maatschappelijke toestanden. De mooiste voorbeelden daarvan zag je tussen 2002 en 2004 in zijn Tragedia Endogonidia, verdeeld over elf episodes in evenveel Europese steden. BR.__#4 Brussels, de vierde episode met haar huilende baby, haar ridicule flikken en de grijsaard die bont en blauw geslagen werd, was onverdraaglijk. M.#10 Marseille, waarin Provençaalse kleuren het duister van alle voorgaande episodes overspoelden, toonde zich dan weer wonderbaarlijk. Zo is elk werk van Castellucci: een freakshow die zijn kijkers het ene moment aanhaalt, om ze het volgende moment radicaal de zaal uit te jagen.
Maar wat nu met die losse opeenvolging van weinig sprekende handelingen in Hey Girl!? Het blonde meisje doet maar wat, van spiegel naar trommels naar zwaard. Castellucci zelf geeft weinig sleutels om de voorstelling mee te kraken. 'Ze gaat over bewegingen, over het gebaar in het algemeen, beroofd van elke context. Noem het een daad zonder woorden, een soort dans. Hey Girl! is een folklore van vergetelheid, een nachttafereel, volledig en perfect westers.' Castellucci is zelden genereus in leeswijzen van zijn werk, en eigenlijk kan je dat een kunstenaar ook niet kwalijk nemen: dat hij in zijn verhaal over een voorstelling minder puur klinkt dan de puurheid die hij op scène lijkt te zoeken. Maar ergerlijker is wat zijn fanclub aan postmoderne profeten telkens over hem spuien. Zoals de Engelse criticus Nicholas Ridout in het programmablaadje bij de voorstelling: 'We kunnen de theaterpraktijk begrijpen als een soort archeologie van het gebaar, en het theater zelf als een archief van gebaren die publiek gerecupereerd, uitgestald en opnieuw tot leven gebracht worden.' Bla bla bla.
Er bestaat over Castellucci's werk een vast, gestructureerd discours dat herbevestigd wordt met elk artikel dat erover verschijnt. Zoals nu met Hey Girl! Wanneer de vrouwelijke titelfiguur na haar zwaardscène door veertig man neergemept wordt met kussens, hoor ik die scène verklaard worden als een onderwerping van de vrouw aan donkere, imperialistische krachten. Ikzelf lees enkel vruchteloos masochisme. Waar het meisje de kleren uittrekt van de zwarte vrouw die uit de massa mannen is opgedoken als haar alter ego, om haar te bedekken met zilververf, hoor ik anderen oreren over intimiteit als reactie op het voorgaande gemep. Ik zie enkel postkoloniaal machismo. Wanneer van bovenaf verschillende doorzichtige spiegels neerdalen om even later in splinters uiteen te spatten, zou het gaan om boeien die breken, en de tijd die een vlucht neemt. Ik raak niet verder dan doorzichtige spiegels die neerdalen om even later in splinters uiteen te spatten. Waar de zwarte vrouw de samba danst met het zwaard waarmee ze vlak daarvoor het blanke meisje onthoofd heeft, zien anderen dat als vrijheid. Ik zie niks meer. Ik heb elke poging om er iets in te zien, al lang opgegeven.
Maar het gaat maar door. Centraal op scène worden losse woorden geprojecteerd (televisie, boom, zee, computer, hand, spray, boter, neef), en daarna een fragment uit de befaamde balkonscène van Shakespeares Romeo and Juliet, waarin gevraagd wordt 'what's in a name?' In de lijn van de voorstelling zou je je kunnen afvragen: what's in a movement? Maar ik slaag er niet in Shakespeare in verband te brengen met Castellucci, tenzij binnen een wel heel vage reflectie over taal. 'Beweging' wordt een vraag die zich opricht als de roze olifant die niemand ziet staan. Bij de penetratie van het blonde meisje in haar oor door een agressieve laserstraal, breekt finaal mijn klomp. De geveinsde vrijheid in deze opeenvolging van live plaatjes, opgesmukt met de beste zijde en het mooiste fluweel, maakt ze vooral platter. Typerend eindigt de voorstelling met een schilderij van Van Eyck, met daarop een rijke koopman, dat ondersteboven tevoorschijn valt. En daarop dooft elk licht. Wat hebben we nu eigenlijk gezien?

credits: Francesco RafaelliUIENVERKOOP

Castellucci's oeuvre is een van de beste spiegels om de rol van de criticus tegen op te houden en te herdenken. Hoe om te gaan met voorstellingen die erop gericht zijn tabula rasa te maken van elke theatrale conventie, en zoeken naar een totaal andere verhouding tot podium, publiek en geschiedenis? Voor sommige critici fungeren zulke producties als uien: hoe meer laagjes ze kunnen afpellen, hoe meer ze erin menen te ontdekken. Zoals Ridout, opnieuw in het programma van Hey Girl!: 'Omdat we deze productie van gebaren meemaken, kunnen we ons niet van de indruk ontdoen dat ze voor ons gemaakt worden. Ze zijn voor ons bedoeld, en voor ons alleen. Ze vormen de respons op ons gebaar van herkenning, ons verzoek, onze aanmaning.' Maar ik weiger te geloven dat al deze lege gebaren van Castellucci tegemoet zouden komen aan een behoefte van de — zogezegd met beelden overstelpte — toeschouwers, aan pure bewegingen (of bij uitbreiding aan pure tekst, pure ruimte, pure klank). Dat is een valse democratisering van eigenlijk heel zelfgerichte vondsten. Ze storen me. Niet dat ik tekst verafgood, of niet kan genieten van metaforisch theater — ik verkies esthetiek boven retoriek — maar ik zie uiteindelijk toch liever één schabouwelijke voorstelling die me een interessante vraag voorschotelt dan tien mooie die dat vertikken.
Hey Girl! behoort tot de laatste categorie. Ik word doodmoe van al haar gewilde afbrekingen, omleidingen en herformuleringen, die ondanks al hun pretentie vergeten om samen een voorstelling te maken. Castellucci placeert hier gewoon een paar beelden naast elkaar, componeert een paar scènes en creëert zo een bombastisch ensemble van metaforen voor de meest obscure ideeën. Hoezeer hij ook de nadruk legt op onderzoek, het resultaat smaakt nog meer oudbakken dan het eruit ziet. Dat was vroeger wel anders. Als ik terugdenk aan Amleto, een oudere productie die hernomen werd in 2004, verbaast het me nog steeds hoe radicaal hij daar met zijn rondschietende Hamlet (vertolkt door een autistische acteur) de hiërarchische geplogenheden van theater onderuit knalde, zonder één toegeving te doen aan wat hem veel makkelijker zou vallen: imaginaire plaatjes schilderen. In zijn later werk daarentegen is zijn inzet om het theater te herdenken steeds meer efemeer gaan worden. Het communiceert niet langer. Hey Girl!, of 'het Ave Maria van banaliteit' zoals Castellucci de voorstelling in Mouvement zelf benoemde, is daarvan het eindpunt: het is een toonbeeld van scenische arrogantie van een egocentrische man, die het theater beschouwt als dé plek voor zijn hoogstpersoonlijke neuroses, perversies en fantasma's. Je kan wel zeggen dat hij ons daarmee in een extreme positie probeert te dwingen, die ons elke mogelijke betrokkenheid ontzegt. Maar waarom zou ik mezelf als criticus dan dwingen in die typische rol van meer te willen lezen dan ik voel?
Eigenlijk komen de producties van Castellucci maar tegemoet aan één behoefte: die van een reeks festivalprogrammatoren en kunstinstituten die zijn werk legitimeren en aan de man brengen als hét grote voorbeeld van het huidige Europese theater. Je krijgt nooit helemaal door of ze hem nu presenteren omdat ze zijn werk echt relevant vinden, of omdat ze wat stof van hun fancy fauteuils willen blazen. Ze blijken gewoon allemaal heel vergenoegd over het feit dat ze hun podium vrijruimen voor zo'n polemische maker, die te metaforisch werkt om door een groter publiek begrepen te worden. En juist daar moet de criticus stelling nemen. Wijst hij op de naakte kleren van de keizer of probeert hij juist de nodige context mee te geven rond de creatie van deze show?
Niemand die een beter antwoord biedt dan de Bulgaarse critica Kalina Stefanova in haar beschouwing over het wonderbaarlijke boek The New European Drama or the Big Deception (2005) van Sanja Nikcevic, een andere Bulgaarse critica. 'Nikcevic weidt in detail uit over de mechanismen achter de creatie. En zo blijken zij precies eender als die achter de creatie van alle mythes vandaag (dus niet enkel die in de kunst). Namelijk: de media, het schokeffect van sensatie, en de zelfcensuur die political correctness zo behendig weet te manipuleren bij hen die kunst maken, beheren, promoten of financieren. Keren we van het algemene terug naar het specifieke, dan steekt achter het 'New European Drama' een perfect draaiende marketingmachine (aangedreven door net diegenen die voor het commerciële anders zo'n groot dédain tonen). Die trend veegt de laatste regels van fatsoen op scène uit, om gegarandeerd sensatiebeluste reactie uit te lokken. Het is puur esthetische en politieke demagogie: wie tegen is, denkt "conservatief en extreemrechts").'
Misschien is het maar een trend, of zijn de dingen nu eenmaal zo. Maar theater zoals Castellucci het ziet, is een naargeestige en deprimerende plek geworden. En in plaats van ons af te vragen hoe we tot dat punt gekomen zijn, blijven we het maar pikken. In zijn pretentieuze metafoor voor de vrijmaking van het gebaar, vergeet Castellucci dat de pure beweging onmiddellijk is, en naast de context waarin ze gepresenteerd wordt, geen extra uitleg behoeft om betekenisvol te zijn. Het is de context zelf die haar puurheid uitmaakt. Castellucci's gebaren daarentegen blijven steken in een vacuüm en een retoriek die niet dialogeert, niet interageert, en ook helemaal nergens toe leidt. Enkel tot mijn ongeloof over hoe bepaalde vertogen kunnen blijven bestaan zonder een ernstig en diepgaand debat over hun implicaties voor het publiek en de kunst zelf. Dit is geen kwestie van smaak, maar van logica, iets wat Romeo Castellucci totaal mist.

Vertaling: Wouter Hillaert