Onze Waalgrens

Door Wouter Hillaert, Katrien Van Langenhove, op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

Quizke. Wie is Fadila Laanan? (tip: geen kunstenaar.) In welke stad staat het BAM? (tip: ja, een museum.) En hoe heet het toptalent achter Calvaire en Vinyan? (tip: twee van de meest indrukwekkende films die de Belgische cinema de laatste jaren baarde). Geen zorgen, ook wij moesten tot voor kort minstens twee kruisjes zetten. Dat voelt nogal absurd aan. Waarom weten we zo weinig over kunst en cultuur in Wallonië?

Het verhaal tussen Vlaanderen en Wallonië is er een van paradoxen, dat is geen nieuws. Is er één land waar zoveel burgers vanuit zo weinig kennis zo’n uitgesproken mening hebben over ‘de andere kant’? Het potentieel zo boeiende debat rond de toekomst van België is een emotioneel gevecht rond symbolen geworden. Al gaan we er prat op dat we die symbolenstrijd zonder wapens voeren, we delen hem wel met de meeste postoorlogsgebieden. Gevoel overheerst verstand, de kleinste details zijn de grootste discussies waard. Het is centimeters winnen of sterven. In praktijk komt het neer op samen afglijden.

Het cultuurveld heeft tegenover die tweespalt steeds een dubbelzinnige houding getoond. De laatste jaren hebben artiesten zich vaak geprofileerd als vaandeldragers voor eenheid, solidariteit en dialoog. Dat past bij hun zelfbeeld van culturele grenzelozen, de idee dat kunst boven politiek verheven is. Soms neigt het zelfs naar overcompensatie: leer uw buur kennen! De Warande deed Festival Bonjour, nOna volgt deze maand met Les Wallons, c’est du caca? En wijzelf brengen dit dossier. Eigenlijk heeft het iets pathetisch: het feit dat cultuurhuizen en media – ook De Standaard deed het – kunnen uitpakken door een regio te belichten die een scheet verder ligt. Alsof de gemeente Overpelt bij zijn bewoners een toeristische gids zou bussen over Neerpelt. In elk ander land zou een televisiereeks als Arm Wallonië iets provincialistisch hebben. Bij ons wordt het vanzelf onderzoeksjournalistiek.

In feite is het globale kunstenveld net zo’n product van de verwijderingstendens in België als onze pers of onze politiek. Tg Stan bijvoorbeeld speelt al jaren Frankrijk plat, maar was nog nooit bezuiden de taalgrens. In de podiumkunstensector versterken de clichés over het Franstalige theater de onwetendheid over wat er daadwerkelijk speelt. Er zijn – ook buiten Brussel – wel huizen die op verkenning trekken (’t Arsenaal, BUDA, Vooruit, Antigone, LOD, …), maar de meerderheid heeft geen idee.

Symbolen zijn er wel, ook in de kunsten. Het grootste heet het ‘Cultureel Akkoord’, tegenwoordig ‘samenwerkingsakkoord’ geheten: de concrete principeverklaring rond structureel overleg, middelen, prioritaire samenwerkingsthema’s en -systemen tussen beide Gemeenschappen, zoals de Vlaamse Gemeenschap die heeft met een waslijst aan landen (o.a. Zuid-Afrika, Marokko, China). Maar dus niet met de Franse Gemeenschap in België. Wie de krantenarchieven erop napluist, kan teruggaan tot 2001. Toen al kloeg Frie Leysen van het Kunstenfestivaldesarts, net als vele andere Brusselse spelers een van de pleitbezorgers van zo’n faciliterend akkoord, dat het er nog altijd niet was. Vandaag, negen jaar later, is er niks veranderd. Hoe komt dat?

Het cultuurveld heeft tegenover die tweespalt steeds een dubbelzinnige houding getoond

In een gesprek met rekto:verso blikte Anciaux terug op meerdere pogingen tot samenwerking. ‘Tijdens mijn eerste beleidsperiode, tot 2004, werd ik afgeblokt door het Vlaamse Parlement, met vele moties die stelden dat een cultureel samenwerkingsakkoord enkel kon als de Franstaligen formeel het territorialiteitsbeginsel van de Vlaamse Overheid zouden respecteren.’ In zijn tweede termijn gooide Anciaux het dan maar over de boeg van een ‘samenwerkingsprotocol’: een directe overeenkomst tussen ministers, zonder de noodzakelijke goedkeuring van het hele Parlement. Net door de troubels rond Flagey waren goede en open contacten ontstaan met het kabinet van Laanan (ja, ze is dus cultuurminister), en dat leverde in het najaar van 2007 een volledig onderhandeld akkoord op, waarin de al bestaande samenwerking een kader kreeg en nieuwe mogelijkheden uitgelijnd werden. Lees het hier in primeur. Maar de uiteindelijke ondertekening, gepland op 26 oktober in deSingel, vond nooit plaats. ‘Wij hadden in onze cultuurbegroting voor 2008 nochtans een half miljoen vrijgemaakt voor die samenwerking, omdat we er zeker van waren dat het akkoord getekend zou worden’, beweert Anciaux. Hij vraagt zich nog steeds af waarom dat toen van de kant van Laanan niet is doorgegaan. De Franstalige minister daarentegen wees bij haar herbenoeming in het najaar van 2009 Anciaux zelf als het obstakel aan: ‘Telkens hij politiek of mediagewijs problemen had, praatte hij over een mogelijke samenwerking. Maar in de praktijk werkte hij helemaal niet mee’. Leve België.

Ook een jaar eerder was zo’n geplande ondertekening, vastgelegd ‘op een vrijdagavond in het Kaaitheater’, al eens uitgesteld wegens plotse communautaire erupties rond – toen al – BHV. Laanans kabinetschef Gilles Mahieu (nu secretaris-generaal van de PS) zou toen gebeld hebben naar zijn Vlaamse collega Guy Redig om te zeggen dat het raar kon overkomen dat hun ministers goed overeen bleken te komen terwijl er op het grote front een débâcle heerste. Zou dat niet potsierlijk worden? Het kunnen politieke pietluttigheden lijken, maar ze spelen wel mee. De invloed van Franstalige Brusselaars, de plek van N-VA binnen de Vlaamse regering, wisselende eindverantwoordelijken bij de administraties, persoonlijke banden tussen politici: allemaal hebben ze mee hun effect gehad op de niet-geboorte van het akkoord.

De cultuursector zit intussen niet meer op de politiek te wachten. Uit reacties die rekto:verso opvroeg bij een rist organisaties uit beide landsdelen en voor diverse disciplines, blijkt dat de bestaande Vlaams-Franstalige samenwerkingsverbanden eigenlijk weinig noemenswaardige problemen ondervinden. Enkele instellingen geven wel te kennen dat een cultureel akkoord logisch zou zijn en wellicht veel praktische zaken zou vergemakkelijken (lees ook het Cultuurplan voor Brussel van de verzamelde Brusselse spelers), maar dat het in praktijk weinig zou toevoegen aan hun inhoudelijke samenwerking. Sommigen zien zo’n akkoord zelfs potentieel beperkend werken, omdat het de kunsten te dwingend zou kunnen inzetten in politieke schema’s. Gewoon vaak genoeg rond de tafel zitten en een artistieke dialoog tot stand brengen, vinden culturele organisaties met ervaring nog steeds de beste piste.

Het eigenlijke probleem – zo bleek recent tijdens twee wederzijdse bezoekprogramma’s van het VTi en La Bellone voor Vlaamse en Franstalige podiumkunstenorganisaties – is dat de interessante praktijkvoorbeelden van samenwerking die al bestaan, te weinig zichtbaar zijn. En, opnieuw: we kennen elkaar amper. Daarom zijn zulke werkbezoeken, alsook de komende VTi-Courant vol feitelijke informatie en visies van beide kanten, alvast boeiende stappen. En daarom is het goed dat er her en der festivals opduiken, zoals ook de ‘Focus flamand’ in Charleroi. Al durven die initiatieven nog vaak getuigen van een wat occasionele en weinig structurele focus, toch maken ze vooral benieuwd. Dit blijft België, we komen van ver. De eerste stap is nog steeds wat ook rekto:verso met dit Wallonië-dossier beoogt: de nieuwsgierigheid prikkelen. Wie weet zal de politiek ooit volgen.