Ontluisterende onechtheid in 'Visitors Only' van Meg Stuart

Door op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

This is my… house. This is my house. Het klinkt als een wanhoopskreet. Een laatste poging van de danseres om de vervallen omgeving waarin ze zit, te benoemen. Als een huis dan nog. En om het zich toe te eigenen, zichzelf als eigenares te beschouwen. Tevergeefs.

Het decor waarin Meg Stuarts nieuwe voorstelling Visitors Only zich afspeelt, is de dwarsdoorsnede van een gebouw met twee verdiepingen. Elke verdieping bestaat uit vier ruimtes, die twee aan twee liggen. In de muren die het voorplan van het achterplan scheiden, zitten grote rechthoekige openingen, waardoor je in alle acht kamers kan binnenkijken. Net zoals voor ALIBI, Stuarts vorige danstheaterproductie, ontwierp Anna Viebrock een bouwvallige, troosteloze setting: verf en plaaster is losgekomen van de wanden, gebroken ruitjes bieden een uitzicht op niets, behalve enkele stoelen en een kleine radiator op wieltjes is er geen meubilair. En bovenal, het bouwsel is doorgesneden. Het staat er maar voor de helft.

De aanblik van het balkwerk in de vloeren en de doorsneden van de muren doet denken aan het werk van de Amerikaanse 'anarchitect' Gordon Matta-Clark, die in de jaren '70 vervallen woningen in twee splitste door ze zorgvuldig doormidden te zagen en ze lichtjes uit elkaar te laten kantelen. Volgens sommigen bezondigde de kunstenaar zich aan regelrechte verkrachting van gebouwen, of schond hij de waardigheid ervan door een natuurlijke bouwvalligheid ervan te verhinderen. Meer interessante reacties spraken van een inbreuk op de ideologie van de architectuur op het gebied van de menselijke conditie: wat had een dergelijke schennis eigenlijk tot gevolg voor een constructie die was bedoeld om veiligheid, comfort en geborgenheid te bieden aan haar bewoners?

Het is precies die vraag die deze levensgrote maquette stelt. Het huis heeft zich blijkbaar ontdaan van inwoners die het schoonmaken en opvullen volgens eigen smaak en stijl, en tegelijkertijd van al haar beschermende taken. Er is geen dak, muren zakken scheef, deuren zijn soms een anderhalve meter te laag of hebben een gapend gat in plaats van een drempel. Er heerst even weinig privacy als in een Big Brotherstudio: vanuit de toeschouwerstribune kan je immers overal binnenkijken. En wanneer een bepaalde performer een kamer wil afschermen door lakens op te hangen, worden de daarin gefilmde beelden metershoog op een wand geprojecteerd. Hij stelt zijn vrienden voor, en allemaal dragen ze maskers. Soms komt hij niet eens op hun namen — "Nu ja, dit zijn de kameraden waarmee ik ga sporten" — en de introductie lijkt eerder geforceerd dan geheel ter harte.

Eerder deed deze performer (je herkent Sam Louwyck uit Tom Barmans Any Way the Wind Blows) zijn uiterste best om commentaar te leveren bij een onzichtbare diavoorstelling. "Dit ben ik. Dit is mijn familie, en daar sta ik. Dat ben ik, ik had net een doelpunt gescoord. En dat daar ben ik, in Mexico." Een poging om zijn verleden bij elkaar te schrapen, zijn herinneringen te valideren, zijn identiteit te bevestigen. Net zoals een vrouw in het begin van de voorstelling het huis en de inboedel wilde opeisen, alsof dat haar persoonlijkheid zou redden. En eveneens tevergeefs.

Het zijn slechts kortstondige momenten waarop de performers in deze bevreemdende voorstelling uitdrukking geven aan ook maar een flardje bewustzijn, een zweem van individualiteit. Meestal hebben ze helemaal niets meer weg van personages, maar zijn het gewoon verschijningen die deel uitmaken van de beelden die ze samen met het decor vormen. Zo voeren twee naakte spookjes met vuurrood haar in aanpalende kamers perfect symmetrische bewegingen uit — het is geen dans, maar een behoedzaam krauwelen dat griezelig afsteekt tegen de groene belichting. Of er waggelen enkele mimiekloze meisjespoppen, internaatjongens, een stuntelige cowboy en een androgyne matroos langs verschillende deuren naar binnen: het spookslot is tegelijk een opgeblazen poppenhuis. Hoewel de typetjes even later meer op robots lijken waarvan de afstandsbediening stuk is. Benen splijten uit elkaar, onbestaande lichaamshoudingen worden uitgetest, een mechanisch uitgevoerde vechtpartij wordt keer op keer herhaald, bewegingen verlopen in slow motion.

Ook in ALIBI probeerden de performers hun bestaansrecht te bewijzen. In een omgeving waarin televisieformats zoals een quiz of een teleshopprogramma werden geperverteerd tot terechtstellingen, executies en slavenmarkten, was dat daarin vooral een (verloren) kwestie van lichamelijke zelfbevestiging. Benen hielden geen lijven meer recht, lichamen beukten op elkaar in of werden door elkaar geschud als door elektrische impulsen of spasmen. Maar steeds was er nog wel de geestelijke aanwezigheid van wat in die bezwijkende lichamen school. Priemende ogen die het publiek van dichtbij appelleerden, gevatte monologen die vanuit trillende gezichten uiting gaven aan melancholische gevoelens en aan het smachten naar maatschappelijke bevestiging… Geen sprake daarvan in Visitors Only. De unheimliche bezoekers van het bouwsel verjagen de oorspronkelijke inwoners, en met hen elke vorm van 'bewustzijn' die komt bovendrijven. Woorden brengen geen boodschap meer over, maar zijn even oncontroleerbaar als bewegingen. Performers herhalen zinnen en breiden ze uit, waardoor de betekenis ervan verschuift en door het eindeloze nazeggen helemaal verdwijnt. Vaak zijn ze onbegrijpelijk, en hoor je enkel lettergrepen van een overslaande stem of kokhalsgeluiden.

Ook dubbelgangers, maskerades en spiegeleffecten verhinderen de uitbouw van individuele kenmerken. Behalve het huis zijn ook de karakters doorgesneden, en ze blijken precies even leeg en functieloos. Performers dragen plastic maskers of kitscherige kostuums, of beelden karikaturale situaties uit, zoals in de scène waarin de gasten op een feestje elkaar hilarisch overgesticulerend begroeten. En eisten de energieke, dieper uitgewerkte karakters in ALIBI nog alle aandacht op in duidelijk afgebakende scènes, in Visitors Only is er op bijna geen enkel moment een helder aandachtspunt aanwezig. Meestal zijn er in de verschillende kamers acties aan de gang, en moet je zelf structuur aanbrengen in de beelden en tafereeltjes waarmee je doorlopend wordt bestookt.

Dit stuk gaat ook op een ander gebied verder dan haar voorganger. In ALIBI viel de lichamelijke intensiteit op waarmee de performers hun overduidelijk artificiële geweldscènes acteerden. Hoewel vechtpartijen doorspekt werden met schwalbes en ingehouden bewegingen, gingen de dansers fysiek gezien voluit en glommen hun gespannen gezichten al gauw van de gezwollen aders en het zweet. Door tegen de rammelende decorwand te springen ontmaskerden ze hun omgeving als een triplex illusie, maar dan wel één waarin echte gevoelens werden beleefd. Even ontluisterend onecht is in Visitors Only natuurlijk het doorgezaagde huis en het gebrek aan verwijzende bewegingen, maar daarbij komt ook een veel afstandelijkere acteermethode. Daardoor voel je je als toeschouwer bijna in de steek gelaten door de performers, die zich niet alleen lichamelijk maar ook mentaal hebben verloren in deze parallelle maar zo gekunstelde wereld. Ze proberen je niet meer te bereiken, ze zoeken niet meer naar hulp.

Meteen voel je jezelf eveneens een stuk minder weerbaar. In plaats van personages die je met hun laatste krachten aanraken en expliciet naar mededogen, weerzin of woede hengelen (zolang je maar iets voelt), zie je hier enkel figuranten uit een droomwereld. Als ze hun zonnebrillen afnemen, vuren ze geen scherpe blikken op je af maar staren ze met witte, holle ogen in de leegte. De grens tussen jouw wereld — de 'realiteit' — en Meg Stuarts theatrale wereld wordt niet meer doorbroken en daardoor evenmin nog bevestigd. Je hebt, met andere woorden, de keuze: ofwel stap je mee in wat je ziet, ofwel haak je af. Minder dan ooit is er een compromis mogelijk tussen beide, waarbij je meestal met alle mogelijke middelen wordt aangespoord jezelf betrokken te voelen bij het getoonde, maar toch lekker aan gene zijde van de fictieve wereld kan blijven vertoeven. Visitors Only werkt immers alleen voor wie zich effectief als bezoeker gedraagt.

En dat was duidelijk tijdens de opvoering in het Parijse Théâtre de la Ville. Al na een dik halfuur hield een eerste groep toeschouwers het voor bekeken, tot het einde bijna ononderbroken gevolgd door andere opgevers. De lang uitgesponnen en repetitieve scènes hebben weinig openlijke inhoudelijke verbanden en bevatten ook helemaal geen dansante bewegingsfrasen, waardoor het stuk niet meteen plezierig is om naar te kijken. Toch is Visitors Only om verschillende redenen fascinerend. Het beeldende aspect is er, zoals gezegd, alvast één: getuige daarvan de visuele flair die wordt uitgespeeld bij het weergeven van gelijktijdige acties in verschillende ruimtes, en die doeltreffend zuinig met spiegeleffecten en _mise-en-abyme_voorstellingen omspringt. Een scène waarin de performers in elke van de acht kamers een bizarre rondedans opvoeren — die je bekijkt doorheen vierkante omkaderingen van steeds verschillende grootte en vorm — is daar een uitstekend voorbeeld van.

Bovendien weet regisseuze-choreografe Meg Stuart als geen ander het materiaal dat ze met haar performers, tekstschrijver Tim Etchells, videast Chris Kondek en muzikanten Paul Lemp en Bo Wiget ontwikkelde, uiterst zorgvuldig te combineren en te doseren. Dat betekent niet dat sterk visuele fragmenten keurig op tijd worden afgewisseld met theatrale scènes, of solo's met groepschoreografieën. Integendeel, een dergelijke regie die 'de aandacht erbij en de spanning erin houdt', zou niet meteen Stuarts intentie bijstaan. De Amerikaanse vertelt zelf daarover dat ze "geen voorstellingen voor iedereen" maakt: "Ik ben niet zoals mijn collega Jerôme Bel, die zegt dat hij enkel aandacht schenkt aan wat het publiek goed vindt. Ik geef mijn publiek geen kussen om op te gaan zitten. De beste kijkervaringen die ik zelf heb opgedaan, waren wanneer ik me niet helemaal op mijn gemak voelde bij een voorstelling. Zoals sommige voorstellingen van Alain Platel… Ik kan niet zeggen dat ik er onmiddellijk van hield, maar ze hebben wel een onvergetelijke indruk op me gemaakt. Daarom sta ik ook in mijn eigen werk huiverachtig tegenover toegevingen aan het publiek. Misschien geef je het maar beter niet waar het om vraagt."

En de impact van die afgesloten, hypertheatrale en gemanipuleerde wereld waar je als toeschouwer alleszins niét om gevraagd hebt, is dan ook het meest intrigerende aan deze voorstelling. Temeer omdat vele van de ongewone situaties na verloop van tijd een onthutsend gemeenschappelijk kenmerk blijken te hebben: het zijn herkenbare droombeelden. Nu elke innerlijke weerbaarheid wordt opgegeven, het bewustzijn verloren, het contact met de buitenwereld verbroken, is de invloed van de droom en het on(der)bewuste onomkeerbaar. Plots worden seks, geweld en communicatie onmogelijk. De al genoemde matroos, vrouw noch man, hangt de macho uit en wil een van de popjes verleiden. Ondanks langdurige pogingen krijgt hij echter zijn broekje niet uit en blijft hij gedurende verschillende scènes in een hoek liggen trekken aan zijn ondergoed. Een internaatsjongen in vest en korte broek gaat zijn dubbelganger te lijf met haperende, geautomatiseerde bewegingen die voortdurend herhaald worden. Bijna niemand slaagt er nog in normaal te praten: het zinnetje Will you or won't you join the dance? wordt ter plekke door de spreekster geremixed. Een schijnbaar eenvoudige keuze ("Should I take the right or the left door?") verwordt tot een onbeheersbaar dilemma dat, eens overwonnen, gewoon terugkeert. En namen performers in ALIBI nog regelmatig plaats in een cabine aan de zijkant van het podium van waaruit ze toekeken en commentaar gaven op hun collega's, in dit stuk wordt dit metastandpunt enkel ingenomen door de enorme projectie van een hoofd zonder lichaam of haren, een ziener die beslist wie er meespeelt en wie niet, plagerig luid aan een kopje koffie slurpt, en opschept over het uitstekende uitzicht dat hij heeft. Het hoofd wordt digitaal geanimeerd en beweegt schokkerig, waardoor ook de langzame, diepe voice-over niet overeenkomt met zijn bewegende lippen maar gewoon spookachtig 'weerklinkt'.

Nog typisch voor dromen: de gênante situaties. Een performer slaagt er niet in de deur te openen en ziet zijn hopeloos onhandige pogingen met enkele seconden vertraging uitvergroot geprojecteerd op de wand achter hem. Een meisje ontdekt dat ze op een feestje (in haar herinnering?) niemand herkent en roept de hele tijd angstig geïrriteerd: "Who invited me?" Een man ziet met lede ogen aan hoe de makelaar zijn vrouw verleidt terwijl die hen het huis rondleidt, en valt op de koop toe door het gat in de deurdrempel naar beneden.

Als in een echoput keren ook steeds dezelfde zinsflarden en beelden terug. Niet volledig identiek, wel in associatieve verbanden. Het kopje waaruit het kale, geprojecteerde hoofd slurpt, stuitert in andere videobeelden oneindig op en neer. Nog wat later kan een danseres maar ternauwernood ontsnappen aan het uitvergrote kopje, dat haar probeert te vangen. En in de eindscène drinken de acht performers, warm ingeduffeld en de benen nonchalant op de rand van de eerste verdieping bengelend, koffie uit dezelfde kopjes. Voor de eerste keer lijken deze figuren bestand tegen de wind en koude die in deze bouwval inderdaad moeten heersen. Ook merkwaardig is dat ze de toeschouwers nonchalant aankijken, een beetje verbaasd ook. Wat zitten die hun kraakpand zo aan te gapen? De grens tussen performers en publiek wordt alsnog gesteld. Hier en daar beginnen mensen te applaudisseren. De betovering is doorbroken.

Bronnen:

-Interview met Meg Stuart, 15 maart 2003.

-Interview met Gordon Matta-Clark in Matta-Clark (tentoonstellingscatalogus), Internationaal Cultureel Centrum, Antwerpen, september 1977 (p. 10).

Visitors Only door Damaged Goods. Concept & regie Meg Stuart. Met Loup Abramovici, Simone Aughterlony, Joséphine Evrard, Antonija Livingstone, Sam Louwyck, Andreas Müller, Vania Rovisco, Thomas Wodianka. Scenografie: Anna Viebrock. Dramaturgie: Bettina Masuch. Video: Chris Kondek. Muziek: Paul Lemp & Bo Wiget. Tekst: Tim Etchells, Damaged Goods. Van 10 tot en met 13 en van 16 tot en met 17 september in het Kaaitheater. Daarna nog in Antwerpen (De Singel) en Rotterdam (Schouwburg).