Nieuwe partituur gezocht

Door Sébastien Hendrickx, op Tue Oct 16 2007 16:34:06 GMT+0000

Al een aantal jaren maakt het sociaal-artistieke gezelschap de Unie der Zorgelozen twee verschillende soorten voorstellingen. Enerzijds zijn er de 'wijkprojecten' waarbij het grootste deel van de ploeg het podium deelt. Een bezetting van een veertigtal acteurs en muzikanten is daarbij eerder regel dan uitzondering. Natuurlijk is het een door en door politieke keuze om niemand uit te sluiten, zelfs de valse zangers niet, of de acteurs met plankenkoorts. Voor de zogeheten 'doorstroomprojecten', zoals Actuaris, de jongste voorstelling van de Unie, wordt wel een selectie gemaakt, op basis van acteerkwaliteit en artistieke identiteit.

De verschillen op vlak van het productieproces hebben een enorme invloed op het eindresultaat. Zo vergt werken met een grote groep op scène duidelijke richtlijnen. Dat maakt het veel moeilijker om terug te komen op eerder gemaakte keuzes. Bij te veel twijfel dreigt het schip immers stuurloos te zwalpen.

De 'doorstroomprojecten' geven de Unie daarentegen de kans om voluit te experimenteren, om grotere stappen te zetten in haar artistiek parcours. De regisseur van het gezelschap, Geert Six, hoeft bovendien niet meer eerste kapitein te spelen opdat het scheepsvolk niet aan het muiten slaat. Hij kan een groot stuk van de controle over het eindproduct afgeven aan de acteurs, die in feite medekunstenaars worden.

De opvatting van het sociaal-artistieke als hulp'middel' heeft al een groot aantal artistieke wangedrochten doen ontstaan

Die distributie van creatieve inbreng en verantwoordelijkheid voert de sociaal-artistieke praktijk steeds verder weg van de sociale hulpverlening vanwaaruit zij is ontstaan. De opvatting van het sociaal-artistieke als hulp'middel' heeft al een groot aantal artistieke wangedrochten doen ontstaan, die de ongelijkheid in stand houden, in weerwil van de nobele bedoelingen van de makers.

De steeds aangehaalde slagzin 'een stem geven aan stemlozen' gaat uit van het onderscheid tussen stemhebbenden, hulpverleners, en stemlozen, hulpbehoevenden. De sans-papier verschijnt enkel als sans-papier ten tonele, terwijl hij het misschien liever over zijn passie voor de poëzie van Poesjkin wou hebben. Het vernauwen van de subjectiviteit van de maatschappelijk kwetsbare tot zijn kwetsbaarheid herhaalt de bestaande ongelijkheid nog eens op het podium en bestendigt die daardoor. Het is niet de voorstelling die de speler moet 'helpen', maar omgekeerd. De speler kan de voorstelling vooruit helpen met zijn creatief potentieel.

In het maakproces van Actuaris konden de acteurs een schriftje mee naar huis nemen waarin ze krantenknipsels, schrijfsels of tekeningen konden verzamelen rond de vraag: 'Hoe zie jij de toekomst?' De voorstelling vertrok van de figuur van de actuaris. Aan de hand van een analyse van het verleden peilen actuarissen naar mogelijke toekomstscenario's en de daarmee verbonden (in de eerste plaats financiële) risico's. Zowel de overheid als verzekeringsmaatschappijen, consultingbureaus, banken, enzovoort, doen beroep op hun diensten.

In de aanloop naar de voorstelling namen de acteurs dus even de rol van actuaris op zich. Van het eindresultaat valt af te lezen dat het samen smeden van dit heterogene materiaal tot één breder verhaal geen sinecure was. Dat maakt van Actuaris nog geen mislukte voorstelling. De moeizame zoektocht naar samenhang werd er net het belangrijkste vormelijke en inhoudelijke thema van.

Bij aanvang vuurt Actuaris de meest uiteenlopende personages, speelstijlen en tekstflarden op ons af.

Aan de speelplek van Actuaris kleeft het stof van het verleden. Achter de gevel van een doodgewoon rijhuis in Kortrijk gaat een onvermoede schat schuil: de Scala, een oude, leegstaande danszaal. Dat is al een decor op zich, moeten ze bij de Unie gedacht hebben en voegden enkel een aantal verweerde houten meubels toe, plus vijf witte doeken waarop een jonge kunstenaar tijdens de voorstelling reusachtige insectenlijven schildert.

Bij aanvang vuurt Actuaris de meest uiteenlopende personages, speelstijlen en tekstflarden op ons af. Zo zet een waardige dirigent op leeftijd een verhaal aan over een man in een korenveld, maar algauw wordt hij onderbroken. Langs de kant zit een vrouw met een brood onder de arm schichtig om zich heen te kijken. Ze waarschuwt ons op een fluistertoon: 'Opletten! Ge moet opletten!' Compleet ongepast is de clown die vrolijk de scène op wandelt en zijn hoed afneemt voor het publiek: 'Elk zijne goeienavond!' Een bejaarde vrouw in een witte bruidsjurk zingt: 'Taraa! Taraa!' Etcetera.

Het bonte gevolg lijkt wel uit een schilderij van Ensor gestapt. We krijgen de indruk dat we met de introductie van elk nieuw personage binnenvallen in een nieuw verhaal, in medias res, zonder te weten wat er aan het fragment voorafging of wat erop zal volgen. Onbegrip kan heel functioneel zijn binnen de communicatie tussen kunstwerk en publiek, tenminste als de vorm van dat kunstwerk desondanks blijft fascineren. In het geval van Actuaris spoort mijn onbegrip mij aan om verder te kijken, aandachtig te zijn, toch naar mogelijke verbanden op zoek te gaan.

De hoge abstractiegraad van de voorstelling en de grote interpretatievrijheid voor de toeschouwer onderscheiden de doorstroomprojecten van de wijkprojecten. Die laatste worden doorgaans opgehangen aan een oud volksverhaal dat naar hedendaagse politieke situaties wordt vertaald. Alle artistieke middelen worden ingezet om die verhalende lijn zo helder mogelijk uit de verf te laten komen. Met zoveel volk op scène lijken massachoreografieën, zangpartijen, collectieve uitingen van verontwaardiging onvermijdelijk. De personages zijn vaak niet meer dan vlakke schetsen, aangezien hun groepsidentiteit prevaleert.

De vorm van deze voorstellingen laat vaak te weinig autonomie aan de toeschouwers.

Ondanks een aantal vormelijke overeenkomsten onderscheiden de wijkprojecten zich op inhoudelijk vlak toch duidelijk van het politieke vormingstoneel van de jaren 1970, alleen al doordat ze soms begrip opbrengen voor de leiders en vlammend kritisch staan tegenover het volk. Toch laat de vorm van deze voorstellingen vaak te weinig autonomie aan de toeschouwers. Meer zit er voor hen niet in dan samen met de muzikanten en de spelers het bobijntje van de vertelling te ontrollen.

Zoals eerder aangestipt laten de doorstroomprojecten door het beperkte aantal spelers en hun uitgebreidere ervaring meer experiment en dissonantie toe. De individuele toeschouwer wordt uitgedaagd om er het zijne van te denken. Doorheen deze grillige vorm lijken de doorstroomvoorstellingen een ander verhaal te vertellen dan de wijkprojecten. Zowel op scène als in de publieksruimte staat het individu en niet de groep centraal.

'La Partitura Universale!' roept de dirigent ergens halverwege de voorstelling uit, onbeholpen met zijn dirigeerstokje zwaaiend. Hij slaagt er maar niet in om het verdeelde koor van stemmen op de scène bijeen te krijgen voor één gezamenlijk lied, één gemeenschappelijke uitspraak.

Elk personage sluit zich op in zijn rol en men is nauwelijks tot communicatie met de anderen in staat. 'Iedereen speelt wat ie moet spelen!' flapt de brave huisvrouw er plots uit. Het universum van Actuaris wordt gekenmerkt door een status quo. Om die toestand te doorbreken, de toekomst met volle moed tegemoet te treden is men te angstig, te gemakzuchtig en vooral veel te verdeeld.

Toch lijkt er na verloop van tijd iets te kantelen. Na ettelijke monologen reageert een personage plots op de woorden van een ander, weliswaar met een bitse snauw. Wanneer de clown met het zoveelste mopje komt aanzetten om de sympathie van het publiek te winnen, bijt de bejaarde bruid hem het volgende toe: 'Al onze nieuwe woorden recupereer je gij!' Een sneer naar de amusementsindustrie? Naar de spektakelmaatschappij die elke uiting van subversie toe-eigent?

Het sociaal-artistieke theater zou zichzelf kunnen bevrijden van de druk om maatschappelijk nuttig te zijn

Het twistgesprekje valt nauwelijks een dialoog te noemen, maar het is tenminste iets. Er komt discussie in het spel, een teken dat de individuen op scène zich bewust zijn van elkaars aanwezigheid. En de woorden van de vrouw komen uiteindelijk ook aan. De clown reageert erop door zijn hele trukendoos, al de gadgets die verstopt zitten in zijn binnenzakken, in de grote vuilnisbak op scène te kieperen. Genoeg gelachen.

Samen met het aantal toenaderingen tussen de personages stijgt ook de leesbaarheid van de voorstelling. Alsof ze geleidelijk aan, aarzelend een taal, nee vertalingen vinden om met elkaar en met ons te dialogeren. De sprong die Actuaris maakt aan het eind, na zo'n langzame aanloop van non-communicatie naar discussies en vertalingen, is spijtig genoeg volledig ongeloofwaardig. Plots staat iedereen mooi op een rijtje naast elkaar, als een hechte groep, te marcheren zonder vooruit te gaan. De blik op de toekomst gericht. Alsof zoveel wantrouwen en conflict toch nog met een hoopvolle noot dient te worden afgesloten.

Net als zijn spelers zou het sociaal-artistieke theater zich van zijn eigen etiketten kunnen ontdoen, experimenteren, nieuwe allianties aangaan. Het zou zichzelf kunnen bevrijden van de druk om maatschappelijk nuttig te zijn en de sociale cohesie te bevorderen, of om een lichtpuntje te bieden in de kommer en kwel van alledag. Alsof de zinloze, conflictueuze, spilzuchtige kunst enkel aan een 'elite' zou mogen toebehoren!