Nederland en 60 jaar verloren Indië

Door Willemijn Lamp, op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

Zo uitbundig als België losgaat op vijftig jaar Congo, zo oorverdovend was destijds het zwijgen van Nederland bij de vijftigjarige Indonesische onafhankelijkheidsviering. Niks aan de hand? Toch wel. Nederland is in de omgang met het koloniale verleden als een zachte en zwijgende heelmeester die voortdurend zwerende wonden blijft maken. Tot de huidige verrechtsing toe.

December 2009: naar aanleiding van de zestigste verjaardag van onafhankelijk Indonesië verschijnt in de kranten ineens een manifest van een aantal prominente Nederlanders, allen met een Indische achtergrond. Onder meer Adriaan Van Dis roept de Nederlandse regering  op om 17 augustus 1945 eindelijk serieus te erkennen als onafhankelijkheidsdatum van Indonesië. De Indonesiërs zelf hebben hun zestigste verjaardag dan ook al vier jaar eerder gevierd, in 2005.

Alleen al dat verschil in officiële herinnering illustreert de verhouding tussen Nederland en haar koloniale erfenis. Er schort iets. Hoewel er door de jaren heen meer dan genoeg interessante studies verricht zijn naar die verhouding, blijven voortdurend gevoeligheden oprispen. Dit manifest is het zoveelste. Wat ligt er allemaal onder?

Gisteren: een pijnlijk afscheid

Donderdag 17 augustus 1995: Indonesië viert zijn vijftigjarige onafhankelijkheid van Nederland. In Nederland zelf beperkt de viering zich tot een Indië/Indonesië festival enkele maanden later en een discussie in de kranten over de datum waarop Koningin Beatrix op staatsbezoek naar Indonesië mag gaan. Zich tonen op 17 augustus, het glas heffend met de schurk Soeharto, zou vooral een klap zijn in het gezicht van de veteranen. Indonesië riep zijn onafhankelijkheid dan wel uit op 17 augustus 1945, maar pas in 1949 kwam Nederland tot de daadwerkelijke soevereiniteitsoverdracht.

Tot op heden blijft Nederland dat jaar hanteren als de datum van definitief afscheid. Niet in de laatste plaats om de Nederlandse veteranen uit de bloedige onafhankelijkheidsoorlog van na 1945, eufemistisch 'politionele acties' genoemd, niet tekort te doen. Want er werd wel degelijk gevochten om 'de gordel van smaragd'. Een gevecht dat resulteerde in de uittocht van circa 300.000 Indische Nederlanders. Onder hen de totoks (de blanke Hollanders die een groot deel van hun leven doorgebracht hadden in het oude Indië, waarvan de laatste jaren in Japanse interneringskampen) en de indo's (zij met een 'kleurtje', geboren uit lang vervlogen erotische avonturen van de totok met de inlander, en toen veelal met een aanzienlijke positie in de koloniale samenleving).

De 300.000 Indische Nederlanders kwamen aan in een Nederland dat volop herstellende was van de Duitse bezetting, en waren de eerste 'allochtonen' waar Nederland in grote getale mee te maken kreeg. Het ontvangst was ronduit kil: er werd over hun aanwezigheid met geen woord gerept. Ook over nog uitstaande lonen bleef het stil. Inburgeringscursussen bestonden nog niet, leken ook niet nodig te zijn: deze groep sprak de taal en had al enkele eeuwen een gedeelde geschiedenis. Althans, dat was de perceptie van de Hollanders.

Vandaag: een betreurd verlies

De geruisloze integratie van deze Indische Nederlanders wordt vandaag vaak aangehaald als een schoolvoorbeeld in discussies over de moeilijke integratie van Marokkanen. Alleen wás die schijnbaar pijnloze integratie niet zonder pijn. Min of meer gedwongen vertrekken uit Indië, om een nieuw bestaan op te bouwen in het koude land van de voormalige overheerser, heeft zo zijn repercussies. In 2008 verscheen van Lizzy van Leeuwen het boek Ons Indisch Erfgoed: zestig jaar strijd om cultuur en identiteit, waarin zij nader ingaat op de identiteitsvervreemding van de Indische Nederlander. Ze schetst het beeld van een groep die in stilte tracht om te gaan met 'tweederangsburgerschap', heimwee en gemis.

Meer dan in België is er in Nederland voortdurend aandacht geweest voor de voormalige kolonie, maar die interesse werd vooral gekleurd door een gevoel van verlies. In de literatuur, maar ook op allerlei samenkomsten, koesterde men tempo doeloe, een vergane tijd die nooit meer terugkeert. Die tijd staat voor een samenleving waarin de posities van de totok, de indo en de inlander hiërarchisch waren verdeeld. Dat Indo's in de jaren 1950 schertsend 'blauwen', ‘kleurlingen' of 'apen' werden genoemd, geeft aan hoe de verhoudingen lagen: eenmaal in Nederland aanbeland, hoorde de Indo er niet helemaal meer bij.lamp

Zo is de omgang van Nederland met het koloniale verleden altijd een monoloog geweest waarin dat verliesthema gesust kon worden in een rolbevestigende en gedeelde nostalgie. Het hedendaagse Indonesië bestaat voor Nederland nauwelijks, het is altijd het verloren exotische Indië gebleven. Sinds de jaren 1950 heeft een grote Indische gemeenschap zich daar op ongevaarlijke wijze rond georganiseerd in tijdschriften (Moeson), festivals (Pasar Malam), muziek (Indorock, Krontjong, Linedancing) en de keuken (de Rijsttafel). Tegelijk werd over de pijnlijke episodes gezwegen, werd het leed van de repatriëring ontkend. Het genereerde een cultuur van gelatenheid, van toegedekte fricties. Men vond elkaar in een koloniale herinnering.

Morgen: een xenofobe afscherming?

Die omgang van Nederland met het koloniale verleden is representatief voor hoe we vandaag met migratie omgaan. Van Leeuwen toont aan dat al die jaren van zwijgen, van de gezamenlijke ontkenning van gevoelens van ontheemding, nauw samenhangt met de hedendaagse ruk naar rechts in Nederland. Zij schetst een beeld van een Nederlandse cultuur van toedekken en negeren die nog steeds geldt. Wanneer je je te zeer op jezelf en je eigen verleden richt, zonder oog te hebben voor de doorwerking van gevoelens van vervreemding, verlies je uit het oog wat er in je nabije omgeving gebeurt.

Lang is er gedacht dat het veranderende straatbeeld, met al zijn culturen en verhalen, zich moeiteloos zou oplossen in een Nederlands verhaal. Nu dit niet het geval blijkt, is Nederland hard bezig zijn eigen identiteit opnieuw uit te vinden. Is dat in België anders? De Congo-hype lijkt een inhaalbeweging, maar is misschien vooral een vraag tot de eigen getroebleerde relatie tegenover de ander, tegenover het vreemde en de nieuwe multiculturele verhoudingen.