Moet literatuur eigentijds zijn, en wat betekent dat?

Door op Mon May 26 2014 10:17:14 GMT+0000

De vraag of literatuur eigentijds moet zijn, is zelf van alle tijden. Maar kan je als schrijver wel ontsnappen aan de tijd waarin je leeft, zelfs als je dat zou willen? Literatuurhuis Passa Porta bracht tijdens een seminarie in het voorjaar zeven auteurs samen om over de relatie tussen literatuur en actualiteit te reflecteren. Voor de jonge Macedonische schrijver Goce Smilevski was er geen ontsnappen aan. Hoe kan je van deze tijd zijn zonder erdoor besmet te worden?

Iedereen heeft het vast weleens meegemaakt als kind: je kan al lezen, maar je snapt nog niet alle woorden in de boeken die je in handen krijgt, en dan krijgen die vreemde woorden een soort mythisch aura. Ik raakte als kind vaak in de ban van boektitels waarvan ik de betekenis niet ten volle kon vatten. Shakespeare, Our Contemporary (1964) van Jan Kott was er een van. Twee woorden in de titel kende ik niet: ‘Shakespeare’ en ‘Contemporary’, in de zin van ‘tijdgenoot’ en ‘eigentijds’. Toen ik een volwassene vroeg om dat laatste woord uit te leggen en zij probeerde om ook te verduidelijken wie Shakespeare was (of niet was), vervaagde de mystiek van die exotische woorden misschien wel een beetje, maar de raadselachtigheid ervan werd net versterkt en zelfs naar een hoger, paradoxaal niveau getild. Ik vroeg me af: hoe kan een man die eeuwen geleden leefde en schreef over mensen die eeuwen vóór hem leefden nu eigentijds zijn?

62_Smilevski_© Ben Raes_380.jpgSinds dat moment voel ik altijd weer die paradoxale echo wanneer ik het woord ‘eigentijds’ hoor. Je kan naar een woordenboek grijpen om die paradox te ontrafelen. ‘Eigentijds’ in de zin van ‘van dezelfde periode’ klopt niet, want Shakespeare leeft helemaal niet in onze tijd. Maar ‘eigentijds’ heeft nog andere betekenissen die meerdere pistes openen. Een daarvan is ‘conformerend aan moderne of huidige stromingen op het vlak van stijl, mode, design …’ Als ik die betekenis doortrek naar de literatuur, zou ‘eigentijdse’ literatuur zich conformeren aan moderne of huidige ideeën, maar ‘conformeren’ klinkt te veel als ‘conformisme’, een woord dat ik liever niet in één adem met eigentijdse literatuur in de mond neem. Andere definities, zoals ‘ongeveer dezelfde leeftijd hebbend als elkaar’, verwijzen dan weer naar iets wat geen onderscheidende eigenschappen heeft, omdat het te veel de nadruk legt op de toevallige manier waarop iets tot stand gekomen is of geboren werd in hetzelfde tijdvak. Sommige andere interpretaties kunnen een nieuw licht werpen op de betekenis van het woord:‘behorend tot dezelfde periode; in dezelfde periode levend of gebeurend’. Daarin resoneert het moeilijk te vatten woord ‘tijd’ en de nadruk ligt duidelijk op het nu – alles wat eigentijds is, kan alleen maar nu gebeuren, maar wat is dat ‘nu’ dan, en kunnen we dat ‘nu’ precies scheiden van ‘hiervoor’ of ‘hierna’? Is ‘nu’ immers niet het resultaat van wat ‘hiervoor’ was, en hoelang zal het ‘nu’ blijven voor ‘hierna’ ‘nu’ wordt?

Je kan nadenken over taal ten opzichte van tijd. Als taal het basismateriaal van literatuur is, wil dat dan zeggen dat we eigentijdse taal moeten gebruiken als we eigentijdse literatuur willen schrijven? Als het antwoord op die vraag ‘ja’ is, hebben we er nog een paradox bij. Het woord ‘eigentijds’ is niet eigentijds, het bestaat al eeuwen. Maar als je een eeuwenoud woord gebruikt in de eenentwintigste eeuw, wordt het dan een hedendaags woord? Misschien biedt deze paradox (dat het woord ‘eigentijds’ tegelijk ‘eeuwenoud’ en ‘hedendaags’ is) ons enkele mogelijkheden om te doorgronden wat ‘eigentijds’ betekent op een dieper niveau – een betekenis voor onze tijd; een betekenis voor ons bestaan in het hier en nu.

Een constante

Milan Kundera schreef in De kunst van de roman (1986) al over het verband tussen tijd, kunst en ons bestaan: ‘Een roman onderzoekt niet de realiteit, maar ons mens-zijn. En dat is niet wat er gebeurd is, maar wel wat mogelijk is voor de mens, alles wat we kunnen worden, alles waartoe we in staat zijn. Romanciers brengen het menselijke bestaan in kaart door de ene of de andere menselijke mogelijkheid te ontdekken.’ Wil dat dan zeggen dat enkel de literatuur die verhaalt over het mens-zijn in deze tijd beschouwd kan worden als eigentijdse literatuur? Zijn alle boeken die over het nu gaan dan per definitie eigentijds? En de laatste vraag: kan een roman die in deze tijd geschreven wordt maar handelt over het verleden ook eigentijdse literatuur zijn?

Terug naar De kunst van de roman van Kundera, waarin hij het onderscheid maakt tussen het oppervlakkig aanraken van het verleden en het vatten van het menselijke bestaan op een bepaald moment in de tijd: ‘Enerzijds is er de roman die de historische dimensie van het mens-zijn onderzoekt, en anderzijds de roman die een historische situatie, de maatschappij op een bepaald moment, beschrijft, een geromantiseerde historiografie.’ Volgens mij benadrukt Kundera dat wat ertoe doet niet het tijdsgewricht is waarin literatuur zich afspeelt, maar de intentie (en de kunde van de auteur om die intentie waar te maken) om het menselijke bestaan te onderzoeken – er diep in te graven – en om te ontdekken wat het betekent om mens te zijn en je te verhouden tot de Ander.

Wanneer hij over het verleden schrijft, moet een auteur het nu spiegelen; wanneer hij het over het nu heeft, raakt een auteur de essentie van het menselijke bestaan

In dat opzicht moet eigentijdse literatuur het verleden, het nu en de toekomst laten versmelten. Wanneer hij over het verleden schrijft, moet een auteur het nu spiegelen; wanneer hij het over het nu heeft, raakt een auteur de essentie van het menselijke bestaan. Dat kan veranderen van tijdperk tot tijdperk, maar er is tegelijk altijd een constante. Tijdloosheid wordt vaak gebruikt om die eigenschap te omschrijven. Maar ik verkies een ander woord: ‘altijdigheid’. Of ‘totaaltemporaliteit’. ‘Eeuwigheid’, misschien. Tijdloosheid lijkt immers buiten de tijd te staan, want ze heeft de strijd met de tijd al gewonnen. Maar in altijdigheid zitten alle tijden vervat – het woord onttrekt zich niet aan de tijd en heeft er ook geen overwinning op behaald. Altijdigheid gaat hand in hand met tijd, met alle tijden, ze vult zichzelf op met tijd, hoewel ze vaak gericht is op een specifiek moment in de tijd. Er is literatuur die in het verleden geschreven is, maar wanneer we ze lezen, lijkt ze over vandaag te gaan; evengoed wordt er vandaag literatuur geschreven die misschien wel over het nu gaat, maar die de ervaringen uit het verleden echoot. Sommige romans hebben een speciale relatie met tijd en zijn op hun manier eigentijds.

Geen ontsnappen aan

Ik wil het graag even hebben over de altijdigheid in de romans Alamut van de Sloveense auteur Vladimir Bartol en De dood van Vergilius van de Oostenrijkse romancier Hermann Broch. Vladimir Bartol publiceerde zijn roman in 1938. Hermann Broch begon in datzelfde jaar aan de zijne, die in 1945 in het Duits en het Engels verscheen in Amerika, waar de auteur in ballingschap verbleef. Bartols roman speelt zich af in het Iran van de elfde eeuw en die van Broch in het Romeinse Rijk in de eerste eeuw van onze tijdrekening. Ten tijde van hun publicatie werden beide boeken beschouwd als reflecties op de Tweede Wereldoorlog en de aanloop ernaartoe: Alamut als een waarschuwing tegen het nazisme (de eerste editie werd sarcastisch opgedragen aan Benito Mussolini) en De dood van Vergilius als een overpeinzing over de fragiliteit van het creëren van kunst tegenover de wreedheid van de macht, het contrast tussen de keizer en de poëet, politiek en kunst, en de betekenis van de dichtkunst in een betekenisloze wereld. Deze tegenstellingen bevatten echo’s van meerdere tijdperken, en elke keer wanneer die echo’s weerklinken, spiegelen ze elkaar, telkens op een licht andere manier op het ritme van de tijd. Toch is het een roman die als eigentijds beschouwd kan worden in om het even welke eeuw, zolang er kunst en macht zijn. Vladimir Bartols roman raakte in de vergetelheid na de wereldbrand, en dat bleef ongeveer een halve eeuw zo. Maar vlak na de terroristische aanslagen van 11 september 2001 werd Alamut weer brandend actueel. Het boek wordt nu wereldwijd vertaald in vele talen, en hoewel het zich afspeelt in de elfde eeuw, geschreven werd in de jaren dertig en toentertijd werd gelezen als een waarschuwing tegen de gruwel van het nazisme, kan het vandaag beschouwd worden als een roman die ons kan helpen inzicht te krijgen in de mechanismes van terreur.

Wat als een auteur een escapist is? Wat als hij bewust een roman schrijft die op geen enkele manier aanknoopt bij onze tijd?

Ook zien we voorbeelden van eigentijdse literatuur die zich afspelen in onze tijd, het verleden spiegelen en in gesprek gaan met lang vervlogen tijden, zelfs als die niet expliciet genoemd worden. We zien ook romans die in het verleden geschreven zijn maar nog steeds met ons in dialoog gaan. Of dat recente romans die zich afspelen in het verleden in gesprek kunnen gaan met onze tijd én het verleden. Maar wat als een auteur een escapist is? Wat als hij bewust een roman schrijft die op geen enkele manier aanknoopt bij onze tijd?

Het antwoord op die vraag haal ik graag uit de poëzie. Wanneer ik het gedicht ‘Kinderen van onze tijd’ lees van de Poolse dichteres Wisława Szymborska, geeft het mij het antwoord op de vraag ‘wat betekent het om in een bepaald tijdperk te leven, erdoor gedefinieerd te worden, als een soort zegel op je ziel, of je dat nu wilt of niet?’ ‘Kinderen van onze tijd’ begint met de volgende regels:Wij zijn kinderen van onze tijd, / en onze tijd is politiek. De volgende verzen beschrijven het idee dat elke daad en elke vorm van zijn en elk gebaar gekleurd is (sommigen noemen het ‘besmet’) door een politieke connotatie: Of je nu wilt of niet / je genen hebben een politiek verleden, / je huid een politieke kleurnuance, / je ogen een politieke gezichtshoek. / Wat je zegt wekt respons, / waarover je zwijgt spreekt voor zich – / en is zus of zo ook politiek. / Zelfs zwervend door de bossen / zet je politieke stappen / op een politieke grond. / Apolitieke gedichten zijn ook politiek, / en boven ons schijnt de maan, / niet meer onze maan, maar punt van discussie. / Zijn of niet zijn, dat is de kwestie. / Wat voor kwestie, antwoord, mijn beste! / Een politieke kwestie. / Je hoeft niet eens een menselijk wezen te zijn / om politiek gezien iets te betekenen. / Het is genoeg als je aardolie bent, / veevoer, een afvalproduct. / Of anders een onderhandelingstafel met een vorm / waarover maanden is getwist: / aan wat voor een te onderhandelen over leven en dood, / een ronde of een vierkante. / Intussen kwamen mensen om, / stierven dieren, / brandden huizen af, / en verwilderden velden, /als in lang vervlogen tijden / met minder politiek.1

Szymborska’s verzen overtuigen me dat er niet te ontsnappen valt aan de tijd waarin we leven. Ze suggereren dat we, of we dat nu willen of niet, eigentijds zijn, zelfs als we ons schrap zetten tegen onze tijd, zelfs als we escapisme als bestaansvorm kiezen. Wij, mensen, zijn een kruispunt van ruimte en tijd, en alles wat een auteur schrijft, staat onder invloed van de tijd waarin we leven. De hoofdvraag is dan: onder invloed van de trivia en trivialisering van onze wereld, of wordt het iets dat commentaar levert op die trivialisering zonder dat er besmetting optreedt? Ik zou het antwoord zoeken in Kundera’s werk. Hij schrijft dat de roman probeert om de volgende vragen te beantwoorden: wat is mens-zijn en waarin schuilt de poëzie ervan? Dit verwijst volgens mij niet alleen naar romans, maar naar de hele literatuur. En ik denk dat dat de oplossing is voor de netelige kwestie hoe we eigentijds kunnen zijn zonder dat we besmet worden of beetje bij beetje vermalen worden door de negatieve kanten van onze tijd. We moeten die netelige kwestie tegemoet treden, zoals Szymborska dat deed met overpolitisering, om menselijk te blijven en het menselijke bestaan in kaart te brengen met behulp van het geschreven woord.

Goce Smilevski (Macedonië, °1975) is de schrijver van romans, theaterstukken en essays, waaronder de bekroonde roman De zus van Freud (Anthos). In 2014 verscheen zijn roman Het web van Spinoza (Anthos) in Nederlandse vertaling.

Vertaald door Jeroen Rombaut.

1 De Nederlandse vertaling van het gedicht is van Gerard Rasch, in: Wislawa Szymborska, Einde en begin – Gedichten 1957-1997, Meulenhoff, 1998.