Modernistische muzak

Door Rudi Laermans, op Thu Apr 12 2007 08:49:00 GMT+0000

Ooit leek de wereld van de populaire muziek netjes verkaveld. Er was pop en rock, commerciële en alternatieve muziek, de zoete melodie en de wilde uithaal met stem of gitaar. Ondertussen denderde de trein van de dansmuziek lustig verder, niet gehinderd door het blanke verlangen naar die ideale wereld waarin iedereen altoos en overal zichzelf is, zoals Jimi Hendrix een transparante snarentaal sprak of Joan Baez doodgewone woorden opnieuw een stem gaf. Eerst was soul, vervolgens funk en dan disco de uitgesloten derde: pop noch rock, gewoon functionele dansmuziek waar je geen woorden hoefde aan vuil te maken. Je kon erop bewegen en uit de bol gaan, and that was it (niets zo vergankelijk als de lichamelijke ervaring van genot: ze is altijd instant). De geschiedenis van de populaire muziek werd geschreven in witte letters en ondertussen kleurden de marges gitzwart, maar nauwelijks iemand die daar om maalde. Af en toe een rituele buiging richting de blues volstond om de schuld in te lossen.

En toen was er techno. Rap en hiphop konden we nog wegplaatsen als een kreet uit de getto’s, en house was gezellige digitale muziek waarop het alweer goed dansen was. Techno klonk daarentegen harder dan hard, alsof iemand de stekker uit de muziekdoos had getrokken en die drukdoende was haar doodsreutel eindeloos te rekken. Plots ging het niet meer over beter of slechter: dit was volgens de goegemeente gewoon niet-muziek. Feitelijk keerde met techno de altijd al miskende traditie van de dansmuziek terug als een spookgestalte, ontdaan van iedere aankleding of opsmuk. Techno was nulgraadmuziek, en is dat nog altijd: louter ritme zonder het alibi van een melodie, zonder artistiek verantwoord gesoleer, en zonder de warmte van een menselijke stem (de uitzonderingen bevestigen de instrumentale genreregel). Binnen het landschap van de populaire muziek staat hardcore techno voor een effen woestijnlandschap, een dorre plek die eeuwig geel kleurt, een plaats waar altijd hetzelfde lijkt te gebeuren.

Techno was nulgraadmuziek, en is dat nog altijd.

Techno herleidt de dansmuziek tot haar essentie, net zoals de punk dat deed met de rocktraditie. Beide getuigen van een modernistische houding die binnen de kunsten al langer gemeengoed was. Le Corbusier reduceerde de architectuur tot het berekenen van ruimtelijke volumes en het abstract expressionisme à la Jackson Pollock of Barnett Newman toonde dat schilderkunst in wezen verf op een plat doek is. Modernisme is minimalisme in naam van het essentialisme: ‘less is more’ voor zover het gaat om de essentie van een medium. Het resultaat oogt steevast cerebraal en analytisch: modernisme is niet voor schone zielen die op hun sentimentele strepen staan. Het weert de expressie en de schijn, de suggestie van diepte evengoed als de bevallige oppervlakte. Het is antibarok en puriteins, het grossiert in naakte structuren en simpele functies: no flesh, only bare bones. De heilige graal waar iedere vorm van modernisme heimelijk van droomt, is een eenvoudige wiskundige formule die eindeloos kan worden gevarieerd in functie van de omstandigheden.

Massacultuur bestaat uit genrestandaarden of formats plus hun rapsodische variatie of lichtjes verschuivende herinterpretatie. Populaire muziek is daarom in wezen de kunst van het arrangement, met of zonder notenbalken. Het basisstramien klinkt steevast bekend van een of meer genres, maar het krijgt kraak en smaak dankzij een extra gitaarriedeltje, een toefje elektronica of een lichtjes detonerende stem. Zo maakt Lady Gaga haar muzikale huiswerk, en het geldt evengoed voor het modale muziekproduct uit de betere supermarkt. Alternatieve pop of rock blijft pop of rock, en dus een zoveelste kundige variatie op een vastliggend muzikaal schema, een n-de herhaling die aan zichzelf poogt te ontsnappen door een kleine of grote vluchtlijn te creëren die meestal hoogst relatief blijft, haast nooit de basale conventies van een genre doorbreekt. Techno verruilt de kunst van het arrangement voor de strategie van de minimale herhaling. ‘Minder is meer’ verandert zo in ‘meer van het mindere’. Het is letterlijk seriële muziek, waarbij de herhaling een vreemd soort van stapelingseffect genereert, een accumulatie die het lichaam niet meteen in een overdonderende trance onderdompelt, maar het hoogst geleidelijk doet opschuiven naar het centrum van een spiegelpaleis boordevol ritmische weerkaatsingen. Je hoort dan wat je al hoorde, je bewoont een almaar uitdijende echolalie die tijdloos aandoet. Muziek is tijdskunst, maar repetitieve muziek keert de tijd tegen zichzelf door de blijvende herhaling van gelijke intervallen. Het is geen universele menselijke ervaring, verre van. Een gelijk blijvende maat werkt bevrijdend of juist beklemmend, doet je de tijd vergeten of brengt die integendeel voortdurend in herinnering (dat heet verveling, en techno heet vaak strontvervelend te zijn).

Techno is radicaal generische muziek, geen kunst van de gespeelde dan wel geïnspireerde variatie. Zelfs de overgangen tussen verschillende technonummers zijn vaak even miniem als de verschuivingen binnen een enkel nummer. Uitgewerkte genreconventies ontbreken, er heerst alleen de Wet van het Voortgaande Digitale Ritme. Zij bepaalt het soortelijk gewicht van techno: de ritmische basistrack moet doorgolven met de suggestie dat hij nooit zal ophouden – alsof je een eindeloos doorgaande autostrade berijdt. Ieder nummer verkrijgt alsnog particulariteit door de micrologische verschuivingen in klankkleur of textuur. Je neemt ze vaak amper waar, meestal observeer je het gecondenseerde effect van meerdere minimale veranderingen. Techno is klankchemie, het synthetiseren van elementaire deeltjes tot klankmoleculen die schijnbaar perfect passen bij het verder razende ritme door dat afwisselend te verdikken of te verdunnen. Er is vette techno, en er is anorectische techno, maar de beste techno laveert tussen die twee uitersten.

Techno is in wezen anonieme muziek die breekt met de romantische idee van het artistieke genie dat persoonlijke zielenroerselen perfect weet te verklanken. De namen van technogrootheden als Derrick May, Richie Hawtin of Maurizio doen er daarom eigenlijk niet toe. Zoals alle elektronische genres is techno een kwestie van kunde, niet van individuele kunstigheid. In de schaduw van het modernisme huisde altijd al een ingenieur, en techno is muzikaal modernisme in het tijdperk van het veralgemeende design: het genre paart de koele berekening van de ingenieur aan de flair van de inventieve ontwerper. Rhythm by design and some well-engineered sounds, zo luidt het basisrecept van iedere technotrack, en natuurlijk ook van elke technoparty. Samen met house is techno dé programmamuziek van het digitale tijdperk, met specifieke software als basisprogrammatuur. Maar terwijl house de digitale technologie wil vermenselijken en gevoelig laten klinken, kiest techno voor de omgekeerde strategie. Niks warmte of emotie, maar de kilte van metalige klanken en de dwingendheid van een artificieel ritme dat autonoom doorraast.

Techno herleidt de dansmuziek tot haar essentie.

Techno is een bastion van modernistische rechtlijnigheid binnen een postmoderne muziekcultuur die ofwel retro gaat, ofwel ingrediënten uit verschillende genres mixt. Anno nu klinkt techno nog altijd als een krachtig no-manifesto: neen aan gevoelens, muzikale liflafjes, solo’s enzovoort. En vooral: neen aan communicatie. Techno is nietszeggende, volkomen betekenisloze muziek die louter functioneel wil zijn: niet bedoeld om naar te luisteren, maar om gedachteloos op te bewegen, en precies daarom volgens velen helemaal geen muziek. Misschien is techno inderdaad die variant van ambient waarin het ritme primeert op de melodie, en daarmee ook hardheid op zachtheid, het metrische stappen op het welluidende landschap, de beat op de stemming. Ambient à la Eno is atmosferische muzak, techno is ritmische muzak. Naar muziek kan je geconcentreerd luisteren, muzak daarentegen volgt het maxime van McLuhan: ‘The medium is the massage.’

Rem Koolhaas schreef ooit een lofzang op de generische stad: altijd weer dezelfde flatgebouwen binnen een monotoon raster van eendere straten. Techno is gerasterde muzak die gewild voorspelbaar klinkt. Zijn ultieme vluchtpunt is geen luisteraar, maar een anoniem lichaam dat zichzelf verliest in onpersoonlijke bewegingen. Het blijft menselijk omdat het, anders dan een loutere machine, bewust geniet – of juist niet. Techno is minimalistische muzak die de mens als soortlichaam stimuleert of irriteert conform een modernistisch scenario dat niet op differentie maar gelijkschakeling uit is. Alternatieve pop of rock is reformistisch, techno is radicaal communistisch – maar in een populistisch tijdsgewricht is dat uiteraard een onmogelijke boutade.