Merci om trager te schrijven. Papiernostalgie in een digitale tijd

Door Sarah De Mul, op Wed Nov 27 2013 14:49:20 GMT+0000

En wanneer schreef jij voor het laatst nog eens een brief met de hand, die je opstuurde met de post? Het lijkt een cultuur die binnenkort voorgoed verleden tijd wordt. Maar het tegendeel is waar. Er gloort een revival aan trage communicatie op papier, zelfs in de nieuwe mediakunst. Pure nostalgie of stille revolutie?

‘Dat niet ideologieën, maar alleen concrete fysische ontdekkingen onze levenswijze duurzaam beïnvloeden, lijkt mij waarschijnlijk en dat nieuwe uitvindingen, nieuwe apparaten, de maatschappij diepgaand veranderen, is onbetwistbaar.’ (W. F. Hermans, De schrijfmachine mijmert gekkepraat, 1989)

Digitalisering is langzaam maar zeker ‘het nieuwe normaal’ aan het worden, ook voor ouderwetse handelaars in papierwaren zoals de boekensector. 59_DeMul_cThomasHuyghe380.jpgDe algemene teneur is dat de toekomst van het boekenwezen ofwel digitaal ofwel niet zal zijn – ‘Niet meedoen is gewoon geen optie’, stelde Erna Staal, uitgeefster bij Atlas Contact, onlangs in Vrij Nederland. In het licht hiervan is het des te opvallender dat er steeds meer schrijvers én lezers te kennen geven dat ze weemoed voelen naar die goede oude tijd van analoge media, pen en papier, het gedrukte boek en trage post. Zo schreven zowel Nelleke Noordervliet, Catherine Field, Christiaan Weijts als Veerle Bosch de jongste twee jaar een elegie op de verdwenen briefschrijfkunst. Joke Hermsen hield een gepassioneerd pleidooi voor vertraging in haar essaybundel Stil de tijd (2009). Dave Eggers en een reeks auteurs voor het tijdschrift The Rumpus bliezen nieuw leven in met de hand geschreven communicatie, en Joost Zwagerman deelde publiek mee dat ‘uitloggen’ hem ‘vrijmaakt’. Al deze uitspraken en praktijken zijn er op de een of andere manier van doordrongen dat communicatie in de digitale tijd te haastig, te vluchtig en te voorlopig zou zijn en dat we tragere communicatievormen dreigen te verliezen.

Wat is precies de betekenis van deze recente opstoot van ‘papiernostalgie’? De bredere context ervan is eerst en vooral de zogenaamde ‘slow movement’. Die heeft globaal opgang gemaakt sinds 1986, toen Carlo Petrini in Rome protesteerde tegen de opening van een McDonald’s fastfoodrestaurant. Intussen weerklinkt de oproep voor traagheid, authenticiteit en ambachtelijkheid in vrijwel alle sociale domeinen, van slow travel en slow gardening tot slow parenting en slow art. In het geval van papiernostalgie is er op het eerste gezicht vooral sprake van een verlangen naar analoge media en een predigitale tijd. Maar wat heet ‘nostalgie’? Hoewel nostalgie lang werd gezien als een onschuldig sentiment dat geen analyse behoeft, beschouwen cultuurcritici nostalgie vandaag als een betekenisvolle culturele praktijk, waarvan ze de verleidings- en manipulatiemechanismen proberen te ontrafelen. Houdt papiernostalgie een escapistische en behoudsgezinde kritiek in op de vernieuwingen van de digitale revolutie? Of suggereert papiernostalgie juist een remedie, een overlevingsstrategie, een tegengif, een duurzamere en tragere samenleving in de toekomst?

Suggereert papiernostalgie een remedie, een overlevingsstrategie, een tegengif, een duurzamere en tragere samenleving in de toekomst?

DE POSTBODE IS DOOD, LEVE DE POSTBODE!

Papiernostalgie veronderstelt een radicale ruptuur tussen het analoge verleden en het digitale heden. Deze breuk kan zich aftekenen op allerlei manieren, bijvoorbeeld in de vaststelling dat mensen vandaag geen gedrukte boeken meer lezen, dat ze geen brieven meer schrijven of dat postbedrijven wereldwijd in crisis verkeren. In Nederland werd de baan van postbode in 2010 opgeheven en in België sloot bpost recent de helft van haar postkantoren, terwijl de gekende rode brievenbussen langzamerhand uit het straatbeeld verdwijnen. In deze digitale tijd van e-book en paperless office lijken allerlei papierwaren bedreigde diersoorten te zijn geworden.

Maar soms moet een fenomeen inderdaad eerst verdwijnen opdat de nostalgicus er nieuw leven in kan blazen. Volgens Stuart Tannock is nostalgie vooral een reactie op ‘een ervaring van discontinuïteit’: nostalgie verlangt ernaar om de continuïteit te herstellen, en weer op te bouwen wat als verdwenen wordt ervaren. Zo was het pas toen de postbode in Nederland uit het straatbeeld verdween, dat plots niemand zich nog een wereld kon voorstellen zonder zijn aanwezigheid (‘zijn’, want in de verbeelding is de postbode altijd mannelijk). De sanering veroorzaakte een golf van medeleven en ontzetting. Er werd een grootschalige solidariteitsactie ‘Red de postbode’ op touw gezet. Bekende Nederlanders hielden pleidooien, declameerden protestspeeches, schreven odes aan postbodes. De bekendmaking van zijn dood bracht de postbode paradoxaal genoeg weer tot leven – maar dan als droombeeld, omhuld door een mistwolk van nostalgisch verlangen. Als versteend herdenkingsmonument, als opgezet museumstuk spreekt hij wellicht nog meer tot de verbeelding dan tevoren.

Misschien heeft de postbode een deel van zijn mythische allures wel te danken aan de speciale positie die alleen hij inneemt, op de drempel van de voordeur. Hij is de enige figuur die postvat in de transitzone tussen binnenshuis en buitenshuis. Hij beheerst die onbestemde plek op de dorpel waar kou en warmte versmelten, waar twijfel heerst over de formaliteit van omgangsvormen, waar slijkschoenen en huispantoffels elkaar ontmoeten. Terwijl privé en openbaar in onze gedachten strikt gescheiden werelden zijn, herinnert het bezoek van de postbode ons eraan dat die grens poreus en moeiteloos te overschrijden is – een even troostende als verontrustende gedachte. In zijn tweespaltige rol als blijde boodschapper of bedreiging van buitenaf, is de postbode ook veelvuldig geportretteerd in films (The Postman Always Rings Twice), muziek (Please Mr. Postman), literatuur (De postbode van Neruda) of in de porno-industrie (in films als The Postman Always Delivers In The Rear en The Postman Always Cums Twice vormen flauwe woordspelingen zeker niet de enige topsport die wordt bedreven).

Er heeft helemaal geen radicale omslag van een analoog verleden naar een digitaal heden plaatsgevonden

Als ideaalbeeld van het analoge verleden blijkt papiernostalgie veeleer een zaak van vergeten dan van herinneren. Want was dat verleden wel zoals we geloven dat het was? De Amerikaanse historicus David M. Henkin stelt in zijn boek The Postal Age (2007) dat het een illusie is te denken dat analoge communicatie zou behoren tot een pre-industriële wereld van gezapige postkoetsen en een overvloed aan tijd. Pas met de industriële revolutie in de tweede helft van de negentiende eeuw en vooral tijdens het fin de siècle, kwam het postverkeer tot bloei en begonnen grote groepen mensen de post te gebruiken om relaties op afstand te onderhouden. Toen was Europa al bezaaid met treinsporen en een telegrafienetwerk. Het ritme van het dagelijkse leven was al hevig opgedreven. Zo deed de postkaart pas haar intrede rond 1870, niet lang voor de telefoon, en bovendien was ze in eerste instantie niet bedoeld voor persoonlijke correspondentie, maar ontwikkeld op vraag van de Kamer van Koophandel als een snel en goedkoop correspondentiemiddel voor handelsdoeleinden.

Volgens Henkin lagen vooruitgang en technische ontwikkelingen dus altijd al aan de basis van geschreven communicatie, vroeger maar ook vandaag. Ingaand tegen de populaire gedachte dat digitale media nefast zouden zijn voor kwalitatieve communicatie en persoonlijke correspondentie, ziet Henkin digitalisering juist als katalysator ervan. Vandaag zouden mensen elkaar aan de hand van geschreven teksten net meer informatie toevertrouwen dan vroeger. Daarnaast weerlegt Henkin het idee dat e-mail slordig taalgebruik in de hand zou werken. Volgens hem is e-mailcorrespondentie juist uitermate stilistisch en epistolair, zeker in vergelijking met mondelinge communicatie. Hij duidt erop, kortom, dat er helemaal geen radicale omslag van een analoog verleden naar een digitaal heden heeft plaatsgevonden. De mythe van het predigitale verleden is vooral een product en symptoom van deze digitale tijd, eerder dan dat ze werkelijk informatie over dit verleden zou bevatten.

PAPIERNOSTALGIE OP DE VIRTUELE MARKPLAATS

Moderne technologie en nostalgie lijken tegenstrijdige begrippen – technologie is gericht op verandering en toekomst, terwijl nostalgie vasthoudt aan het verleden en zich tegen verandering verzet. Maar hun onderlinge relatie is complexer. Fredric Jameson wees erop dat we in het ‘voortdurende heden’ van de postmoderne tijd stilaan de mogelijkheid zijn verloren om het eigen verleden te bewaren. Hij beschouwde moderne media vooral als ‘actoren en mechanismen voor onze historische amnesie’. Andreas Huyssen stelt daarentegen dat nieuwe technologie en moderne nostalgie meer afhankelijk zijn van elkaar dan je zou denken. Zo lijkt de contemporaine obsessie voor herinnering en nostalgie een directe reactie op de technische processen die in deze digitale tijd het leven versnellen. Terwijl onheilspellende berichten over pandemieën, vergrijzing, economische crisis en klimaatverandering steeds meer onzekerheid zaaien over de toekomst, biedt de terugblik op het verleden tenminste troost en houvast.

Minstens zo interessant is Huyssens stelling (in 1995 al) dat moderne nostalgie juist vaak mogelijk gemaakt wordt dankzij nieuwe communicatietechnologieën. Een willekeurige zoektocht op internet leert dat papiernostalgie inderdaad volop gebruik maakt van virtuele marktplaatsen. Online beeldbanken zoals Shutterstock bevatten talloze close-ups van analoge objecten, behandeld met sepia- of mistfilter om te onderstrepen dat het om een voorgoed verloren wereld gaat. Detailopnames van brievenbussen, schrijfveren, inktpotten, briefomslagen, luchtpoststickers, stempels en letterhoofdingen. Een negentiende-eeuwse vrouw schrijvend aan een antiek bureau. Het vergeelde omslag van het pamflet Eight or Nine Wise Words about Letter-Writing van Lewis Carroll uit 1890. De toevoer van digitaal beeldmateriaal lijkt oneindig, als om de surfende papiernostalgicus duidelijk te maken hoe onverzadigbaar zijn of haar verlangen wel is. Ook online papierwinkels en vintage webshops grossieren in belegen papierwaren – lederen etuis, vulpennen, vintage postkaarten, briefopeners, briefpapier in alle soorten en maten. Men ziet steeds nieuwe variaties op dezelfde relicten. Alsof alle handelaars in papiernostalgie uit hetzelfde standaardreservoir putten.

De grootste paradox is misschien wel dat het merendeel van de ‘authentieke’ vintage papierkoopwaar bestaat uit hippe imitaties en hypermoderne nabootsingen. De grafiek en het kleurenpalet van retro postkaarten zijn in werkelijkheid glanzend nieuw, made in Japan. Ze scheppen van het verleden een behaaglijke illusie. Ze ontlokken ersatz-nostalgie naar een tijd die men niet eens wist ooit te zijn kwijtgeraakt, en op die irrationele kracht van nostalgie speelt alle e-marketing handig in. De Visa-kaart als medicijn tegen de nostalgische kramp.

De sociale media kunnen nog heel wat leren van vormen van sociabiliteit verbonden aan de trage post

Het internet doet verder dienst als sociaal netwerk. Op allerlei lieux de mémoire voor de analoge tijd blijven papiernostalgici van over de hele wereld in contact. Ze bieden online cursussen kalligrafie, experimentele typografie of boekontwerp aan, doen hun briefgeheimen uit de doeken en leveren verslag van hun analoge uitdagingen – 30 brieven in een maand tijd, 52 brieven naar 52 correspondenten in 52 weken – alsof ze zonder dit expliciete voornemen ook niet meer spontaan tot briefschrijven zouden komen. Hun weblogs en websites, onderling verbonden via hyperlinks, vormen een virtuele gemeenschap. Een lidmaatschap van The Letter Writing Alliance of The International Union of Mail-Artistsbiedt het warmhartige gevoel te behoren tot een internationale club van gelijkgestemden: papiernostalgici die elkaar nooit zouden ontmoeten als digitale platforms als deze hen niet bij elkaar hadden gebracht. Samen voeren ze er rituelen uit die het analoge verleden doen herleven. En die troost bieden, zoals rituelen meestal doen: er is een gedeeld verleden. Er is continuïteit. Er is dus toekomst. Voor ons.

TRAGE POST IN NIEUWE MEDIAKUNST

Ook in kringen waar je dat het minste zou verwachten, zoals onder mediakunstenaars, vindt trage post hoe langer hoe meer weerklank. Het lijkt een aberratie, in een tijd van real time waarin ‘het interval tussen het veroorzaken van een gebeurtenis en de verwerking ervan onder de grens van de zintuiglijke waarneming valt’, aldus Adrian Mackenzie in _Transductions: Bodies and Machines at Speed _(2002). En toch fungeert slakkenpost in hedendaagse nieuwe mediakunstprojecten als een kritische denkoefening bij digitale communicatie.

De sociale media kunnen nog heel wat leren van vormen van sociabiliteit verbonden aan de trage post: dat is het punt van de jonge Amerikaanse Ivan Cash met zijn interactieve project Snail Mail my Email. Cash stuurde een aanbod de wereld in om de e-mails van onbekenden met de hand uit te schrijven en deze brieven gratis naar de geadresseerden te versturen. De respons was groot. In een maand tijd werden 10.457 brieven verstuurd naar zeventig landen op zeven continenten – liefdesbrieven, huwelijksaanzoeken, brieven gericht aan zichzelf, ongeboren kinderen, de Kerstman, huisdieren, spamreclameberichten voor penisvergroting … Cash onderkende een grote behoefte aan intensievere sociabiliteit: niet alleen bij het brede publiek, dat massaal op zijn (weliswaar genereuze) aanbod had gereageerd, maar ook bij de 234 vrijwilligers die zich spontaan hadden aanboden om voor Snail Mail my Email brieven uit te schrijven van mensen die ze nooit in de werkelijkheid zouden ontmoeten.

Ook de Britse journalist Giles Turnbull gebruikte deze vertaalstrategie van digitale naar analoge media. Een maand lang schreef hij publieke Twitterberichten over op tientallen postkaarten, die hij verstuurde aan al zijn contacten. Hij krabbelde hyperlinks naar YouTube en Flickr neer en pende ook ‘retweets’ van anderen over. Die transfer naar een trager medium leverde algauw kortsluiting op. ‘Het is 20 jaar geleden, hoe is het met je?’ was bijvoorbeeld de kernachtige boodschap die Turnbull aan een oude kennis verstuurde. En toen hij op een dag postkaarten wegstuurde met de mededeling dat hij een slecht humeur had, bleef hij nog wekenlang postkaarten ontvangen van mensen die hem een hart onder de riem staken. Ook de overgeschreven tweet ‘je hebt niets gemist’ bleek algauw vrijwel alle betekenis te verliezen. Turnbull besloot dat de limiet van 140 tekens minstens even beperkend is als de opgelegde vertraging van communicatie per analoge post. Twitter openbaarde zijn grote voorlopigheid, en dus zijn weinig betekenisvolle of overbodige communicatie op de lange termijn.

Papiernostalgie draait niet zozeer om het opkomen of verdwijnen van analoge dan wel digitale communicatiemiddelen. Wel om de waarden die we in onze hedendaagse cultuur wensen voorop te stellen

Beide projecten kan je voorbeelden noemen van wat Svetlana Boym ‘reflexieve nostalgie’ noemt. Terwijl ‘restauratieve nostalgie’ zich richt op het verleden als een statisch en absoluut gegeven, verwijst ‘reflexieve nostalgie’ naar een meer individuele, meer flexibele vorm van nostalgie. Hier staat de beleving van de afstand tussen heden en verleden centraal, is er vaak ook ruimte voor ironie en humor en zijn verlangen en kritisch denken geen tegenpolen. Reflexieve nostalgie is een hang naar de voorbije tijd zonder de drang om die nauwkeurig te herscheppen of er daadwerkelijk naar terug te keren. Het verleden ‘opent de deur naar een veelheid van mogelijkheden, niet-teleologische mogelijkheden van historische ontwikkeling’.

Zo is er ook het project Real Snail Mail van boredomresearch, of het Britse kunstenaarsduo Vicky Isley en Paul Smith. Zij zetten het internet in tegen zichzelf, door een deel van de digitale stroom te onderbreken en te vervangen door echte slakken, voorzien van RFID-chips om e-mailberichten ter bestemming te brengen. Deze ontregelende vertraging van real time communicatie dwingt de gebruiker letterlijk ‘stil’ te staan bij het begrip tijd. Omdat telkens aangegeven wordt hoeveel energie een slak verbruikt om een e-mailbericht te vervoeren, wordt hij of zij opgeroepen tot een bewust gebruik van e-mail. In een interview stellen Isley en Smith echter dat ze voortdurend worstelen met de drang om hun installatie te optimaliseren tot het ‘juiste’ type traagheid – waarmee ze aangeven ook zelf niet immuun te kunnen blijven voor de efficiëntiedwang die ze ter discussie stellen.

Papiernostalgie bestaat, kortom, in het meervoud. Er is geen definitief antwoord op de vraag naar haar politieke lading of esthetische vorm. Ze dekt een scala aan stemmen, strekkingen en uitingsvormen met verschillende functies en contextafhankelijke betekenissen. Zeker is wel dat papiernostalgie niet zozeer draait om het opkomen of verdwijnen van analoge dan wel digitale communicatiemiddelen. Wel om de waarden en de idealen die we in onze hedendaagse cultuur vooropstellen en wensen voorop te stellen. Soms wijst papiernostalgie op een verlangde terugkeer naar een predigitale paradijselijke mythe met verloren gewaande vormen van gemeenschapszin, sociabiliteit en zekerheid. En soms op een verlangen naar een duurzame en betekenisvolle communicatie in de toekomst. Wie weet is het zelfs de voorbode van een postdigitale revolutie tegen de schijnbaar onomkeerbare nood aan non-stop informatie, de eindeloze cyclus van ‘liking’, het wilde ‘bevrienden’ en de machinale woordenvloed.

Sarah De Mul is gastprofessor aan de UGent en verbonden aan de faculteit Cultuurwetenschappen van de Open Universiteit Nederland. Ze is momenteel betrokken bij ‘Houd de brief!’, een project over de revival van de handgeschreven brief.