Medea: de apocalyps voorbij

Door op Tue Oct 16 2007 16:34:06 GMT+0000

Hoed u, het einde is nabij. Klimatologische, economische en zelfs apocalyptische onheilstijdingen overspoelen ons. Niet toevallig grijpen in theater In Vitro en Inne Goris terug naar de bloedstollende doemmythe van kindermoordenares Medea. Waarin ligt de ondergang besloten? En is er nog hoop?

Zich anno 2009 aan Medea wagen, is solliciteren voor een vermelding in het repertoiredebat. Hoewel. Medea is niet zozeer een canonstuk met één origineel script waar al dan niet van af te wijken valt. Medea is bovenal een mythe. Als metafoor voor onverklaarbare, problematische of taboe-omspannen situaties, is de betekenis van mythes veranderlijk, onlosmakelijk verbonden met telkens hernieuwde maatschappelijke contexten. Door de eeuwen heen werd de Medeamythe dan ook ingezet om heersende wantoestanden en eigentijdse evoluties aan de kaak te stellen. In Euripides' tijd, beheerst door de Peloponnesische oorlogen, draaide dat uit op een bevraging van de heroïsche code en haar politieke en gendergerelateerde repercussies. In de late twintigste eeuw werd Medea's innerlijke tweestrijd frequent gebruikt om problemen tussen verschillende culturen weer te geven, van de naziproblematiek tot het Iers-Engelse conflict. En enkele jaren geleden nog trok door Vlaanderen een ware Medea-hausse, rond maakbaarheid en veranderlijkheid van cultuur (Stefan Hertmans), de verhouding tussen autochtonen en allochtonen (Tom Lanoye), familieruzies en ouderliefde (Jan Decorte). Nu zijn er alweer twee nieuwe Medeabewerkingen: Medea van In Vitro en Nachtevening van Inne Goris/vzw Zeven. Wat vertelt de mythe ons vandaag?

Het einde van de wereld

Het tweekoppige gezelschap In Vitro (Jan Dekeyser en Daphne Kitschen) bereidt zich met Medea voor op de Apocalyps. Zij zien de teloorgang van de mensheid niet liggen in de klimaatopwarming, noch in de komst van een aantal aliens, maar simpelweg in de mens. De hand in eigen boezem steken, zo heet dat. Daarvoor verwijzen ze naar een aloud maar brandend actueel thema: kindermoord. Weinig misdaden immers zo onbegrijpelijk, zo symptomatisch voor de ondergang van de beschaving, als de moord van een moeder op haar bloedeigen kind. Als tegennatuurlijke daad heeft Medea's gruwel het collectieve geheugen én de kunst blijvend gefascineerd. Toch maakt de kindermoord geen deel uit van de oorspronkelijke verhalen. Het was de Griekse tragedieschrijver Euripides die van vele mondeling overgeleverde versies de tragedie maakte van de moeder uit den vreemde, die haar kinderen doodt uit wraak op haar geliefde Jason, wanneer hij haar verlaat voor koningsdochter Glauke. Zijn macabere ingreep drong door in latere Medea-adaptaties en blijft ook nu de gemoederen beroeren.

Wat brengt een vrouw, levengevende figuur, tot het onmenselijke doden van haar nageslacht? De inperking van haar identiteit, de controle over haar doen en laten en de onmogelijkheid tot open communicatie, zo suggereert In Vitro. De doemwereld waartegen Medea wanhopig verzet pleegt, ligt niet ver van onze solitaire, doldraaiende Big Brother-maatschappij. Die wordt metaforisch verbeeld door de schijngezelligheid van een moderne hotelbox, die op hoge poten boven een apocalyptisch landschap torent. In de hotelkamer liggen jonge meisjes op vloer en bed gedrapeerd tussen glitterrode hartjesballonnen, voor het raam draait een kont. Tussen deze obscene verlangens bevindt zich Medea. Moederziel alleen blijft ze achter als de cheerleaders zich op de houten brug over het zwarte niemandsland begeven om op de begane grond een pronkerig Amerikaans dansje ten beste te geven_._ Partytime!

Een tweede, jonge Medea hakt intussen met al haar kracht de brug weg, de laatste verbinding met de stabiele wereld. Die hevige bijlscène doet denken aan Mythobarbital van Abattoir Fermé, waarin Tine Van den Wyngaert met een bijl de vloer te lijf gaat. Vergelijkingen met Abattoir Fermé houden daar overigens niet op. Beide gezelschappen delen hun durf, hun sinistere doch ironische beeldenwereld, hun schatplichtigheid aan Castellucci en hun fascinatie voor obsessies, dromen en ongecensureerde sprookjes. Hun explosie van zinnelijke sensaties en doordachte referenties aan ons rijke culturele erfgoed spreekt ons interpretatieve vermogen aan. Wie is die mythische Medea? Behulpzame maagd, verworpen vreemdelinge, bedrogen slachtoffer, wraakbeluste geliefde, bekommerde moeder, gluiperige toverkol, uitzinnige zottin, onmenselijke demon, de argeloze kijker?

Wie ze ook is, ze gaat ten onder, en wij allen met haar, zo luidt het verdict van In Vitro. De Apocalyps ligt immers niet in de kindermoord an sich, maar in de ontheemde samenleving die tot zo'n daad drijft. Door de kieren van de mythe gluurt het verval van onze communicatiemaatschappij. Medea's inwisselbare hotelkamer, bestraald door technologische snufjes, wordt een hyper cyberspace à la Kubrick, waar veranderlijke demonen huizen, kinderkreten klinken en heden, verleden en televisiebeelden in elkaar vervloeien achter een floers van doorzichtig gaas. Tegen de kale muren weergalmen echo's van Lynch, Hitchcock, Greenaway en Fellini. Eenzaam gaat Medea n°1 er ten onder, met haar verhuisdoos van Pandora vol herinneringen en wrok. Zij krijst, je haren schieten overeind. Nooit eerder was het uitwringen van witte kleertjes zo'n horrorbeeld.

Ook de mondiale politiek ontkomt niet aan de maatschappijkritiek waarvoor Medea wordt ingezet. Gekleed in het uniform van de macht toont Medea n°2 stokkend voor de microfoon het onvermogen van doorwinterde speechers tot werkelijke openheid. De microfoon doorklieft haar hart, haar rode das blijft achter als bloedspoor van haar eenzaamheid. De Gentse metalgroep Black Heart Rebellion kijkt toe. Deze neo-Argonauten nemen geen deel meer aan het verhaal, maar sturen met hun scheurende gitaren en ijselijk gekrijs aan op de ondergang. Met succes. Noch hun ruw geschreeuw, noch Heiner Müllers woorden, noch het troostende gezang van de mythologische Medea n°3, ontsluit het pad van de hoop. In deze wereld is elke communicatie catastrofaal.

Een nieuw begin

Waar In Vitro stopt, bij de Apocalyps van onze hedendaagse eenzaamheid, denkt Inne Goris verder. Nachtevening, het vervolg op haar poëtische jongerenvoorstelling Naar Medeia, gooit het juk van de noodlottige tragedie af, op zoek naar een uitweg. De confrontatie na de moord vormt hier geen einde, maar een elementair begin. Jason heeft Medea verlaten voor een ander, Medea heeft hun kroost vermoord. Ze staan quitte. De acteurs bevinden zich op een vierkant platform, omringd door het noodgedwongen medeplichtige publiek, op zijn beurt omgord door het Griekse koor van LOD. Ze zijn op elkaar aangewezen, het publiek op hen. Luisteren zullen ze, oordelen laten ze. Er valt immers geen kant te kiezen: er is geen voor of achter, goed of slecht in de hoekige vergeetput van de liefde. Midden op dit huwelijksbed, deze boksring, dit waste land vol herinneringen en verwijten, kaatsen pogingen tot woorden heen en weer. De acteurs, dansers van Ultima Vez, klampen zich orgastisch aan elkaar vast om elkaar vervolgens woest weer weg te duwen. Ze klauwen, bijten, kreunen. Medea hangt aan Jasons nek: 'We kunnen opnieuw beginnen'. Kan dat? 'Ja, ik heb hen eerst de ogen ingeduwd. En nu: vergeef me.' Jason braakt honend zijn afschuw uit: 'Mijn vrouw? Een genocide op enkels.' De zangers van LOD vullen de stiltes in hun strijd met niets dan 'aaaaa'. Niet hun taal, maar hun afgewende blik velt het oordeel. Jason daarentegen stelt zijn antwoord uit. Kan het onvergeeflijke vergeven worden? Kan de totale ondergang voorkomen worden? Helemaal op het nippertje van de voorstelling klinkt het dan toch: 'ik vergeef je.'

Na het donkerste donker het lichtste licht kunnen zien, vergt van de mens het onmenselijke. Het kan. Tenminste, als de mens zich mens toont, bewust van de eigen verantwoordelijkheid, zonder die te verpakken in psychologisch verzachtende verklaringen, zonder valse beloftes op zekerheid en trouw. Grote en herkenbare verhalen over verraad, vertrouwen en vergeving verpozen voorbij de anekdotische concreetheid van Medea's moord. Nachtevening draait rond haat-liefdeverhoudingen, familiedrama's en vechtscheidingen. Goris' dansante vormentaal van aantrekken en afstoten verbeeldt de spanning tussen begeerte en agressie en stort zich in een gecompliceerde verhouding met Pieter De Buyssers verbale getwist. Opnieuw tekent zich ook een kritisch politiek verhaal af, over de vrijheid die vergeving kan scheppen, tegen de dodendans der blinde wancommunicatie. 'Zonder vergeving blijven we slachtoffers, verplet onder het verleden.' Mochten oorlogstribunalen Nachtevening kunnen doorvoelen, zouden processen rond de genocide in Darfur of de jodenvernietiging door Demjanjuk allicht anders aflopen. Medea loert onder duizenden lijken, wijzend op de verantwoordelijkheid van de mens, voor zijn daden en hun verwerking. Kan de mythe de Apocalyps omkeren, in een laatste poging tot verzoening?

Wie heeft nooit bemind? Wie werd nooit verscheurd tussen hoofd en hart? Welke verraden mens staat garant voor zijn daden? Wij zijn allemaal Medea. Of dat onze redding of onze ondergang zal zijn, valt nog af te wachten. Maar hoe verschillend ook, vanuit de afgrond van het verval en de opening van de hoop suggereren Medea en Nachtevening hetzelfde: Medea bevindt zich in onze slaapkamer én in ons parlement. In Vitro en Inne Goris slaan ons uit het lood met Medeabewerkingen zo hedendaags dat een actuele interpretatie onontkoombaar wordt. Kunnen wij nog écht communiceren met elkaar? Hoge nood is er aan meergelaagdheid en onbevooroordeelde interpretatie, authentiek contact en de troostende kracht van (mythologische) verhalen. Mythes hebben immers het voordeel van hun bekende vorm en inhoud, waardoor ze confronterende waarheden veiliger, minder persoonlijk bespreekbaar kunnen maken. Verhalen dienen geschiedenissen niet af te sluiten of te verhullen, zoals ze nu vaak op persoonlijk en politiek niveau ingezet worden. Het vertellen van verhalen kan geschiedenissen openen, wandaden behoeden van vergetelheid en afgedekte etterwonden verzachten in plaats van apocalyptisch te doen openbarsten. Zo vertelt Medea dan toch nog iets over het potentieel van repertoire, als louterende zoektocht naar het menselijke en onmenselijke van alle tijden, op het kruispunt tussen het individuele en het collectieve. De Apocalyps mag nakend zijn, wij vinden heil in het theater.

Nachtevening speelt nog op 9 januari in Turnhout, 24 februari in Kortrijk. Zie www.lod.be