Literatuur als een wapen in een eeuw van corruptie

Door op Wed Jan 11 2012 20:45:19 GMT+0000

In tijden van crisis die om daden van verzet smeken, lijkt de literatuur van alle kunsten het zwakste zusje: alleen maar een wereld van woorden, helaas niets dan woorden. In een vurig pamflet voor de literatuur toont Frans-Willem Korsten hoe ze toch een wapen kan zijn, misschien wel het wapen bij uitstek. Door haar verlangen om ‘alles’ te zeggen, valt ze het kapitalisme dat onze levens corrumpeert immers aan in zijn totalitaire kern. Ze raakt aan alles, zonder het te reduceren. Ze is de bevestiging en ontkenning van wat ons vernietigt.

1. De eenentwintigste eeuw wordt een eeuw waarin de grens tussen de onderwereld en de reguliere maatschappij vervalt. Papavervelden zullen bloeien in gemilitariseerde zones en biotechnologie zal zich verder loszingen van wat de rechter toelaatbaar acht. In steeds verder uitdijende, enorme urbane gebieden zullen wijken no go areas zijn en zal de politie de toppen van wolkenkrabbers, op bevel, ontwijken. Ons lacht, op allerlei niveaus, een turbulent criminele en corrupte samenleving toe.

2. In de twintigste eeuw voorspelde de econoom Jan Tinbergen dat de tegengestelde systemen van totalitair communisme en democratisch kapitalisme zouden convergeren. Wat gedefinieerd is als de ondergang van het totalitaire communisme en de victorie van het democratische kapitalisme, was de geboorte van het monstrum dat voorkwam uit de versmelting van beide. Het heet: totalitair kapitalisme.

50_Korsten_cRobbertVanWynendaele.jpg3. Het mondiaal heersende kapitalisme greep de opperste macht niet met het doel te regeren en wetten uit te vaardigen. Het regeert, anders gezegd, niet legaal en niet soeverein. Het is stap voor stap de maatschappij gaan domineren, op alle terreinen van het leven, tot aan het sterfbed, tot aan de lengte van het afscheid (een half uur); tot in de uithoeken, kortom. Dat is wat het totalitair maakt. In een totalitair bestel is voor iedereen de vraag niet hoe te leven, maar hoe te overleven. Velen danken aan het kapitalisme, denken ze, een geweldig leven – zolang ze hun baan hebben en niet malen om destructie (van anderen of van de leefwereld).

4. Op de vraag hoe te overleven onder een totalitair systeem, zal een regulier antwoord zijn: door criminaliteit of corruptie. De corruptie wordt oogluikend toegestaan, zolang ze wordt beoefend door mensen die het systeem steunen. Crimineel worden al die mensen die geen kans zien anderszins te overleven, en dat klopt binnen het kader van een kapitalisme dat zelf crimineel is. Wie aan de verliezende kant staat, geen baan heeft, geen geld, geen gezondheidszorg en geen toegang tot het rechtssysteem, weet hoe meedogenloos het is.

5. Criminaliteit gaat terug op ‘crimen’: de schreeuw van verontwaardiging die tegelijk een aanklacht is en smeekt om een oordeel. Corruptie gaat terug op ‘corrumpere’: vernietigen, verspillen (en lijkt daarin veelzeggend op ‘consumptie’). Corruptie vernietigt en verspilt, inderdaad. Corruptie smoort de schreeuw van verontwaardiging en gooit de aanklacht op een stil moment bij het groot vuil.

6. Criminaliteit en corruptie zijn nooit eenvoudig en kunnen alleen begrepen worden in relatie tot complexe, verwarde en verwarrende situaties. Wie ze niet allereerst wil begrijpen, kan ze niet verslaan door middel van een oordeel. Dat begrijpen en beoordelen in steeds wisselende, complexe omstandigheden, is een kwestie van ethiek. Ethiek vraagt om veelzijdigheid en gevoeligheid. Ethiek werkt niet door geboden en verboden, maar door richtlijnen; niet door een vooringenomen standpunt, maar een houding. Training daarin is mogelijk, door literatuur.

7. De politiek, uitgevonden ver voordat het kapitalisme bestond, constateert (traag en verbaasd) dat ze daardoor is overvleugeld. De middeleeuwen kenden een strijd tussen politiek en kerk. Nu zou de strijd moeten gaan tussen het politieke en economisch-technologische systeem, met als inzet wie de macht heeft te beslissen hoe de wereld eruit gaat zien. De politiek moet die strijd nog ontdekken. Op plaatselijk, regionaal, nationaal en mondiaal niveau staat ze bijna geheel in dienst van het totalitaire kapitalisme, en helpt ze dat te overleven. De politiek zal daardoor in de komende eeuw niet zomaar een wapen hebben tegen de systematische criminalisering en de corruptie die wordt aangejaagd door het mondiale kapitalisme.

8. De media bieden geen wapen tegen de komende maatschappelijke corruptie. Te veel ervan gebruiken zelf misdadige middelen om aan informatie te komen, en manipuleren nieuws om een morele trompet te kunnen blazen die mensen oproept anderen te slachtofferen of te ‘heroïseren’. Niet gehinderd door een zelfstandige, ethische positie, jagen de media een maximale zucht naar moralisme aan. Hoe meer van dat laatste, des te minder ethiek.

9. Moralisme werkt door een strikte grens tussen goed en kwaad, los van context, en maakt spektakel mogelijk. Goed en kwaad worden er niet inhoudelijk door gedefinieerd, maar in termen van winnaars-verliezers, mensen-onmensen, schuldigen-onschuldigen, zuiveren-viezen. De corrupte en gecriminaliseerde samenleving die ons wacht, zal moralistisch zijn, omdat moralisme leidt tot veroordeling op basis van onbegrip. Moralisme bestendigt gemakkelijk conflict daardoor; en conflict geeft spektakel. Spektakel dient het totalitaire kapitalisme, omdat het analyse, kennis en medeleven kortsluit.

10. Waar Hitler, Stalin, Mao en Pol Pot de macht totalitair en beheersbaar maakten door die te verankeren in hun persoon, slaagt het kapitalisme erin totalitair te heersen als non-persoon. Het heeft geen gezicht en geen lichaam, en kan dus niet vermoord of vergiftigd worden. Zijn zwakke plek is, alsnog, dat het in symbiose leeft – met ons, producenten/consumenten. Op dat basale niveau ligt ook de mogelijkheid tot een werkelijk politieke reactie.

11. Een politieke schijnbeweging is de recente heropleving van extreemrechts in Europa. Het bestaat voor een substantieel deel uit criminelen, meestal kleine. Het werkt op basis van de dreiging met geweld of de uitvoering daarvan. Het heeft direct of indirect contact met de georganiseerde misdaad. Het kent zonder uitzondering een duistere financiële huishouding. Het vecht de financieel-economische status quo niet aan en streeft geen werkelijke sociale verandering na (omwille van achtergestelden, bijvoorbeeld). Het wil de macht, meestal in een persoon, en alles wat die persoon ter wille is, of dat nu crimineel is of corrupt, deugt.

12. Extreemlinks kent vooralsnog geen vergelijkbare heropleving. Indien het die kende, dan zou extreemlinks waarschijnlijk de kwalijke kracht van criminaliteit bagatelliseren en de vernietigende kracht van corruptie onderschatten. Het zou te eenvoudig denken een nieuwe wereld te kunnen maken.

13. Omdat de politiek de strijd tegen criminaliteit en corruptie niet adequaat genoeg kan voeren, wordt die op andere velden gevoerd: die van religie, recht, literatuur en kunst. Momenteel staan die mondiaal al onder druk. In Rusland is iedereen die zich richt tegen corruptie en criminaliteit het doelwit van geheime diensten en knokploegen; elk beroep op de rechter is er ‘onzeker’ omdat het juridisch apparaat is uitgeschakeld, zeker als je aanhanger bent van de islam. In China is iedere gelovige of kunstenaar die zich niet houdt aan de lijn van het systeem een gevaar voor de staat, en hij wordt ofwel gek verklaard, ofwel geëlimineerd, ofwel opgesloten, al dan niet beschuldigd van belastingontduiking. In de VS dienen de media als platform vanwaaruit iedereen kan worden aangevallen; het juridische systeem wordt bedreigd door vergaande privatisering. In Brazilië maakt corruptie het bestaan van de maatschappij mogelijk, en het militaire gevecht tegen criminele krachten in de favelas is een ‘noodzaak’, omdat de georganiseerde criminaliteit de politie heeft gekocht en de elite de rechterlijke macht. Voor alle extreemrechtse partijen in Europa zijn de grondwet, het juridische systeem, religie en kunst favoriete doelwitten, omdat ze elke onafhankelijke tegenstem willen smoren (als het moet met geweld, uiteindelijk liefst met geweld).

14. Literatuur maakt zowel de verhalen die verteld moeten worden, vanwege de heersende macht, als de verhalen die niet verteld mogen worden, en waarvan de onderdrukten, slachtoffers en overlevenden bidden dat ze alsnog verteld worden. Dat is een reden waarom literatuur een wapen is tegen criminaliteit en corruptie. Beide vereisen een zwijgen over wat is gebeurd. Literatuur kan niet zwijgen; zal niet zwijgen. Het verlangen en de taak van literatuur is ‘alles te zeggen’, zoals Derrida het definieerde. Alles. Dat maakt literatuur tot het meest complexe, meest veelzijdige artefact. Daardoor is ze irritant en bedreigend voor degenen die niet alles willen horen. Daardoor is ze een onuitputtelijke bron van hoop.

15. Literatuur helpt om ethisch weerbaar te zijn en te kunnen standhouden in tijden van systematische corruptie en criminalisering. De reden is dat literatuur ons traint in ‘alles’: een allesomvattende gevoeligheid. Literatuur wordt daarmee niet gereduceerd tot ethisch vehikel. Literatuur werkt ethisch omdat ze ons esthetisch kan raken, zelfs indien wij dat niet willen. Literatuur staat voor alomvattende ‘ver-zinning’: verbeelding, verbazing, verdraaiing, verfraaiing, vergeving, verhoging, verlaging, vermenging, verstilling, verzaking, verpozing, vervozing, verkenning.

Literatuur helpt om ethisch weerbaar te zijn en te kunnen standhouden in tijden van systematische corruptie en criminalisering

16. Wie alleen mooie literatuur wil, schakelt ‘de’ literatuur uit. Literatuur heeft geen schone handen en is nooit onschuldig. Ze weet wat schuld is, en draagt die soms. Literatuur werkt niet ethisch door een positie van buitenaf, maar door haar positie overal middenin. Zij is door alles aangeraakt, heeft alles aangeraakt, maar is daardoor niet gecorrumpeerd. Ze heeft elke misdaad verzonnen, maar die niet begaan. Daarom kan ze een belangrijk wapen zijn in de eeuw die ons toelacht.

17. Een literair werk kan eigendom zijn van een maker of uitgever. De literatuur is eigendom van niemand, zelfs niet van een natie of een cultuur. De literatuur maalt er niet om van wie ze eigendom is, en dat is haar autonomie. Economische of politieke toe-eigening van een ‘werk’ is mogelijk, maar een dergelijke toe-eigening van ‘de’ literatuur is onmogelijk. Dat is waarom de literatuur een gotspe is voor elke totalitaire macht. Die wil liever ‘on-kunst’ dan kunst die autonoom is.

18. Een maatschappij die (totalitair) economische principes heilig heeft verklaard, moet aanvallen wat het niet snapt (zachtjes wurgen is ook een aanval). Dat zal geen aanval op alle literatuur zijn, maar wel op bepaalde soorten: onnuttige, onbegrijpelijke, niet-winstgevende. Daarmee is de literatuur in haar kern in het geding, want er is alleen maar alle, ofwel ‘de’ literatuur. Dat is: nuttige en onnuttige, winstgevende en verliesgevende, slechte, goede, gemiddelde literatuur, begrijpelijke en onbegrijpelijke, avant-gardistische en klassieke, heilige en ontheiligende, zinnige en onzinnige, pulp en highbrow, bestseller en marge van de marge.

19. Er is geen reden waarom een maatschappij zich niet zou kunnen ‘ontkunsten’ (voorspelde Nietzsche). Secularisatie werd ook eeuwenlang voor onmogelijk gehouden. Een ontmanteling van de kunst betekent niet ‘onttovering’, maar ‘ontzinning’. Ontzinde maatschappijen zijn niet alleen mogelijk, er zijn er al geweest.

20. De humanisten van het eerste uur onderzochten wat correct moest zijn, vochten in het kader daarvan tegen corruptie en verkeerden daardoor soms in levensgevaar. Erasmus las de Latijnse vertaling van de in het Grieks gestelde evangeliën na op fouten en dat kostte hem bijna de kop. Het posthumanisme van de twintigste eeuw is niet een eind van dat humanistische onderzoek, maar de uiterste consequentie ervan. Het onderzoekt de relatie tussen het correcte en incorrecte. De hamvraag is hoe de mens zichzelf, als crimineel en corrupt wezen, als centraal uitgangspunt durft te nemen. Uit het oogpunt van criminelen is die vraag niet relevant. Humaan of inhumaan: als ze hun slag maar kunnen slaan, op kosten van de pijn van anderen. Dat is waarom criminaliteit moet worden bestreden. Toch biedt criminaliteit uitzicht op hoop, omdat ze zelf een aanklacht inhoudt of de schreeuw van onrecht provoceert, die roept om een oordeel. Corruptie daarentegen vernietigt: doet zich voor als schoon, vreest de onthulling, ontkent de aanklacht, en smoort de schreeuw van onrecht. De vijand van humanisten en posthumanisten is niet allereerst criminaliteit, maar corruptie.

21. Literatuur heeft niet één functie, en is niet simpelweg een wapen. Ze kan wel, in de gegeven omstandigheden, als wapen worden gebruikt tegen de reductie van complexiteit, van veelzijdigheid, van nuance en van gevoeligheid. Al die vormen van reductie en verdraaiing maken een door gebeurtenissen voortgejaagd, illusoir ‘nu’ mogelijk; een ‘twittermoment’. Nader besef van een complexe werkelijkheid wordt erdoor kortgesloten. Verslaafd aan de gebeurtenis (de volgende ‘episode’), raken mensen ziende blind voor een systeem dat uitbuiting als kernpunt heeft en toeneemt in sociale, culturele, en juridische ongelijkheid.

We moeten eerst en vooral het vermogen van literatuur verdedigen, bevorderen en gebruiken om ‘alles te zeggen'

22. De basale politieke strijd die ons wacht, is niet primair een kwestie van ‘inhoud’. We moeten eerst en vooral het vermogen van literatuur verdedigen, bevorderen en gebruiken om ‘alles te zeggen’. Dat vraagt veel meer dan de fetisj van diversiteit, want ‘alles zeggen’ impliceert dispariteit in de zin van ongelijkheid: het tezelfdertijd bestaan van incompatibele werelden. Wat op het spel staat, is veelzijdigheid en complexiteit. Dat vraagt paradoxaal genoeg om strijd, een strijd voor een verbrede gevoeligheid en nuance. De vijand is een totalitair systeem. Onverwachte allianties zijn nodig, en een verdediging, waar dat kan, van gedegen onderwijs in kunst en literatuur (kunst en recht, kunst en politiek, kunst en religie). Literatuur en kunst kunnen de mensheid niet redden, dat is een te zware taak. Bovendien, de mensheid hoeft niet te worden gered. De beslissende vraag is wat we willen worden, of misschien meer klemmend: wat we aan het worden zijn. In verband daarmee kunnen kunst en literatuur de kans vergroten dat mensen niet vergaand criminaliseren of corrumperen. Ze versterken een ethisch vermogen dat is gevormd door esthetische gevoeligheid. Het onmenselijke verwerpen is onzinnig als we zelf inhumaan zijn. Het inhumane kennend, begrijpend, beoordelend, kunnen we ervoor kiezen om humaan te durven zijn. Dat is de basale strijd, intern en extern, van deze tijd.

Frans-Willem Korsten is hoogleraar aan de Erasmus School for History, Culture en Communication en aan de Universiteit Leiden; hij werkt aan een internationaal project over ‘precariteit’, en aan de geschiedenis en het gebruik van theatraliteit en dramatisering.