Lever de democratie niet uit aan rancuneuze 'halfbeschaafden'

Door op Tue Oct 16 2007 16:34:06 GMT+0000

Eerlijk gezegd ben ik nogal geschrokken van het pleidooi van David Van Reybrouck om het populisme te neutraliseren door meer 'laagopgeleiden' in het parlement binnen te loodsen. Alsof het bij uitstek laagopgeleiden zijn die gevoelig zijn voor populistische propaganda en alsof je aan die propaganda en de desastreuze gevolgen ervan een eind kan maken door de meest achterlijken onder ons tot volksvertegenwoordiger te bombarderen.

In Nederland is 'populisme' zo langzamerhand een eufemisme geworden voor racisme of, als we het over links populisme hebben, voor xenofobie en nationalisme. Zie naar de propaganda van de SP tegen Poolse werknemers en tegen 'Europa'. Geef die lui toch wat meer ruimte voor hun gebral, dan krijgen we tenminste 'rust in de tent', aldus de regenteske redenering van Van Reybrouck, een redenering die vroeger wel 'repressieve tolerantie' werd genoemd. Maar kunnen we racisme, xenofobie of nationalisme en de invloed ervan op de samenleving echt neutraliseren door méér racisten, méér vreemdelingenhaters en méér nationalisten in de Tweede Kamer te kiezen?

HET BELANG VAN EMANCIPATIE

Eerst iets over Van Reybroucks definitie van 'laagopgeleiden'. Volgens hem zijn dat mensen die 'alleen maar lager of middelbaar onderwijs' hebben genoten en niet over een diploma van hogeschool of universiteit beschikken. Zij laten zich tatoeëren, houden van strandvakanties en commerciële tv, voelen zich niet vertegenwoordigd door een gestudeerde elite. En dus moeten die gediplomeerden maar plaatsmaken, luidt zijn redenering, voor mensen die te stom of te lui zijn om zich te ontwikkelen.

Zoals tegenwoordig in de mode is, kapittelt Van Reybrouck traditioneel 'links', dat het ideaal van 'volksverheffing' heeft opgegeven. Maar in hoeverre zijn, sinds de invoering van de leerplicht en de democratisering van het hoger en wetenschappelijk onderwijs, kennis- en cultuuroverdracht nog de exclusieve taak van politieke partijen? Als iemand met een normaal verstand tegenwoordig geen behoorlijke opleiding heeft, zoals de door Van Reybrouck om die reden geprezen Jan Marijnissen van de SP, is dat echt aan hemzelf te wijten. Wat overigens niets zegt over zijn intelligentie. Mij doet Marijnissen, begonnen als arbeider in een worstfabriek, eerder denken aan mijn schoonvader, het bekende en gewaardeerde Utrechtse communistische gemeenteraadslid Barend Schreuders (1919-2001). Hij had alleen maar lager onderwijs en een paar jaar ambachtschool genoten, maar hij heeft alle mogelijkheden aangegrepen om zichzelf te ontwikkelen: de boekdrukkunst was al uitgevonden toen hij als verwarmingsmonteur aan het werk ging, de film bestond al, evenals de grammofoon en de radio, en later pikte hij ook wel eens iets op van de televisie. Zijn aldus opgedane kennis van maatschappij, politiek en cultuur stelde hij vervolgens in dienst van minder intelligente 'laagopgeleiden' die er hun voordeel mee deden.

Foto: Jimmy Kets Zo ging dat van oudsher in de socialistische beweging. De beroemde marxistische dichteres en latere eredoctor Henriette Roland Holst (1869-1952) behoorde tot de zeer laag opgeleiden. Ze had niet eens een lagere school doorlopen, haar 'vervolgopleiding' was een veredelde cursus in etiquette. Ook zij ontwikkelde zichzelf, om vervolgens avond aan avond in rokerige zaaltjes in verre uithoeken van het land aan afgebeulde arbeiders 'scholing' te komen geven.

Grote bewondering heb ik nog altijd voor volksvertegenwoordigers als de huisschilder J.H. Schaper en de mijnwerker W. Vliegen, die zich er nooit op beroemden dat ze even laag opgeleid waren als collega-arbeiders, maar zich juist ontwikkelden tot capabele parlementariërs en eminente geschiedschrijvers van de sociaaldemocratie. Ook zij stelden hun met grote inspanning verworven kennis ter beschikking van de mensen die zij vertegenwoordigden. Deze figuren werden niet in de Tweede Kamer gekozen omdat ze laagopgeleid waren, maar omdat ze zich aan hun ongeschooldheid hadden ontworsteld en een toonbeeld waren van de emancipatie die ze alle arbeiders en andere laagopgeleiden gunden.

Emancipatie en onwetendheid gaan niet samen. Alleen politieke stromingen die er baat bij hebben het electoraat onwetend te houden (zoals vroeger de confessionele partijen dat met behulp van de kerk deden), zullen hun best doen om domoren in het parlement te krijgen.

AFDALEN IN DE ONDERBUIK

Van Reybrouck denkt wellicht dat zijn idee om laagopgeleiden voor hun maatschappelijke desinteresse en luiheid met een kamerzetel te belonen, een omgekeerd censuskiesrecht, nieuw is. Niets is minder waar. Zijn aanbevelingen worden allang in praktijk gebracht, weliswaar nog niet in de Tweede Kamer, maar wel bij de media. En dan doel ik echt niet alleen op De Telegraaf of op de commerciële radio- en tv-zenders. In 2004 interviewde ik voor NRC Handelsblad Joop Daalmeyer, die toen juist tot netcoördinator bij de publieke omroep was benoemd. Daalmeyer verdedigde de stelling dat 'het rechtse geluid', waarmee hij het rechtspopulistische geluid of 'de onderbuik' bedoelde, op televisie vertegenwoordigd moet zijn, om 'de kloof' tussen de lageropgeleiden en de weldenkende elite te verkleinen. Het was een nogal primitieve reactie op de populistische propaganda van de LPF, de partij van de vermoorde politicus Pim Fortuyn, waarin de publieke omroep en iedere vorm van onafhankelijke journalistiek die niet appelleerde aan de 'onderbuik' verdacht werd gemaakt.

Journalisten die weigerden zich aan tendentieuze berichtgeving te bezondigen, heetten 'politiek correct', terwijl 'politiek incorrect' — lees: racistisch, xenofoob of nationalistisch — tot norm werd verheven. Fortuyn introduceerde de term 'linkse kerk'. Wie het niet met hem eens was, werd uitgemaakt voor lid van die kerk. Het verdedigen van humanistische beginselen als opkomen voor de zwakken in de samenleving, tolerantie en internationale solidariteit werd afgeschilderd als collaboratie met een kosmopolitische elite, tegenwoordig ook wel aangeduid als 'weldenkende mensen' 'hoogopgeleiden' of 'diplomademocraten'. De publieke omroep, maar ook een liberale kwaliteitskrant als NRC Handelsblad, worden door populisten nog steeds stelselmatig gebrandmerkt als propagandaorganen van de 'linkse kerk'. Alleen maar omdat zij zich tot doel stellen onafhankelijke berichtgeving te verzorgen en het publiek op niet-tendentieuze wijze te informeren.

De tragiek van televisiemakers is dat zij hoge kijkcijfers moeten halen, wat beter lukt naarmate zij plattere programma's uitzenden. Net zoals Tweede Kamerleden stemmen moeten trekken, wat beter lukt naarmate zij het parlement effectiever gebruiken als podium voor platte verkiezingspropaganda. Precies zoals Van Reybrouck nu voorstelt om dat te stimuleren door meer 'laagopgeleiden' tot Tweede Kamerleden te kiezen, dacht Daalmeyer te 'scoren' door meer laagopgeleiden televisiezendtijd te gunnen. En evenals Van Reybrouck gebruikte de netcoördinator de term 'laagopgeleiden 'als synoniem voor 'maatschappelijk teleurgestelden'. Zijn tv-zender moest stem gaan geven aan hun afkeer van asielzoekers en immigranten. Programmamakers dienden het dus vooral niet als hun taak te zien om het volk cultureel te verheffen (of gewoon objectief te informeren). Neen, ze moesten afdalen tot het niveau van de laagopgeleiden. En als die programmamakers dat weigerden, dan moesten ze maar plaatsmaken voor ongediplomeerde beoefenaars van dat vak.

Boze omroepmedewerkers lieten weten dat ze niet van plan waren hieraan mee te werken. Ze schreven een brief aan NRC Handelsblad, waarin ze Daalmeyers opvatting dat de media zich moeten richten op wat kijkers willen zien of horen als een 'volstrekt ouderwetse, verzuilde visie' bestempelden. 'Het is Daalmeyer kennelijk niet duidelijk dat anno 2004 het informeren van het publiek belangrijker is dan het naar de mond te praten.' Onder die briefschrijvers waren er ook een paar die zich opwonden over de minachtende wijze waarop de tv-manager zich over 'rechts' had uitgelaten. 'Waarom,' zo vroeg iemand zich af, 'wordt rechts toch altijd voor dom versleten en links automatisch geassocieerd met intellect en cultuur?'

Het is hetzelfde vooroordeel dat Van Reybrouck koestert. Hij heeft het niet over ontwikkelde mensen met rechtse opvattingen (want die bestaan heus ook wel), maar over zich te kort gedaan voelende kansarme stakkerds met de commerciële tv-zenders als voornaamste referentiekader. Beiden heren duiden dergelijke 'white trash' — in Nederland vooral te vinden onder de aanhang van wijlen Pim Fortuyn en tegenwoordig die van Geert Wilders — aan als maatschappelijk teleurgestelden die schelden op buitenlanders. Daalmeyer nodigde hen uit dat op televisie te komen doen, 'zolang ze maar niet racistisch worden.' Dat is bijna precies hetzelfde als wat van Van Reybrouck wil, maar dan in het parlement: 'Van absurde beleidsvoorstellen en forse taal hoeft niemand bang te zijn. Het populisme mag zo anti-elitair en anti-establishment zijn als het maar wil, zolang het maar niet antiparlementair en antidemocratisch is.'

DE TELEURGESTELDEN ALS DOELGROEP

Wat me verontrust in dergelijke oproepen tot 'Lebensraum' voor populisten, is de wens dat 'maatschappelijk teleurgestelden' een specifieke doelgroep van media en politici zouden moeten vormen. 'Maatschappelijk teleurgestelden' is namelijk een door opiniepeilers en andere marktonderzoekers gehanteerde categorie, waarmee expliciet gedoeld wordt op mensen met intolerante en xenofobe opvattingen. Ik ben van mening dat van geen enkele journalist, programmamaker of politicus gevraagd mag worden zulke opvattingen uit te dragen of te propageren. Bij mij gaan net alarmbellen rinkelen als ik hoor dat een politicus of een medium laaggeschoolde maatschappelijk teleurgestelden als doelgroep uitkiest. Het is een sociale categorie die niet voor niets centraal staat in het ook door Van Reybrouck aangehaalde essay van Menno ter Braak, 'Het nationaal-socialisme als rancuneleer'. Natuurlijk is het nationaalsocialisme niet de enige politieke stroming die het van zich tekortgedaan voelende, weinig ontwikkelde burgers moest hebben. En als ik Ter Braaks analyse van het verschijnsel overneem, wil ik daarmee niet betogen dat ik de aanhang van Pim Fortuyn en Geert Wilders als potentiële nazi's beschouw. Waar het mij om gaat is Ter Braaks typering van 'maatschappelijke teleurgestelden': 'De rancuneuze mens denkt recht te hebben op cultuur en beschouwt het ontbreken ervan bij hemzelf als een onrecht waarvan men de wortels niet weet op te sporen. De teleurgestelde weet alleen, dat hij het meerdere bezit van de ander niet verdragen kan, dat het hem hels maakt een ander bevoorrecht te zien; hij wrokt, omdat hij in de wrok althans de lust beleeft der permanente ontevredenheid.'

In plaats van die ontevredenheid weg te nemen door een beter cultuuraanbod op televisie, of door verstandige analyses en debatten in het parlement, bepleiten mensen als Van Reybrouck juist het voeden van de wrok. Ter Braak concludeerde dat de maatschappelijk teleurgestelden uit de wereld der 'halfbeschaving' komen — door hem omschreven als een cultuur die in menig opzicht doet denken aan die van de huidige commerciële omroepen. Als middelen om halfbeschaafden te mobiliseren noemde hij het voortdurend prediken van de tegenstelling tussen 'intellectuele elite' en 'massa' en het voorschotelen van simplismen — precies wat een populist als Wilders vandaag doet en wat Van Reybrouck net iets te makkelijk overneemt.

De logica van de maatschappelijk teleurgestelden manifesteerde zich volgens Ter Braak 'niet op de ouderwetse wijze in de discussie, maar in het bevel en de propaganda; (...) objectiviteit moet men niet zoeken in de gefundeerde argumentatie en de verantwoordelijkheid voor de feiten, maar in de leugen en de simplistische reconstructie van het wereldgebeuren, zonodig dwars tegen algemeen erkende feiten in'.

Ik vind het niet aanbevelenswaardig om het parlement, dat in een democratie niet alleen een wetgevende taak heeft maar ook de plicht om de regering te controleren, uit 'halfbeschaafden' te laten bestaan. Mijn voorkeur gaat uit naar beschaafde volksvertegenwoordigers. En nogmaals: daar zijn geen opleidingen of diploma's voor nodig, maar wel burgers die bereid zijn na te denken, ook al is 'weldenkend' in Nederland tegenwoordig een scheldwoord. Als men van de weldenkenden iets mag verwachten als antwoord op 'de onderbuik', meen ik met Menno Ter Braak, dan is het wel 'dat zij zich geen ogenblik door de façade en de uitnodigende Turkse trom laten imponeren, dat zij ieder ogenblik paraat zijn om vervalsingen te ontmaskeren en bulderende frasen in "gewone" woorden te herhalen.' In Nederland is het nu zover gekomen dat 'de onderbuik' in de Tweede Kamer ongelimiteerd de trom mag roeren om de halfbeschaafden op te hitsen tegen Marokkaanse immigranten en dat een politiefunctionaris zich genoopt heeft gevoeld om het parlement op de grondwet te wijzen en tot de orde te roepen.

Een politiechef die het parlement tot de orde roept! Dat hoort toch niet in een democratie, zoiets gebeurt toch alleen in een politiestaat? Inderdaad, maar dat krijg je ervan als je — zoals Van Reybrouck ambieert — de democratie en de rechtsstaat uitlevert aan halfbeschaafden die niet weten waar die begrippen voor staan.

Elsbeth Etty werkt als columniste en literair recensente (o.m. voor NRC Handelsblad). Ze is ook bijzonder hoogleraar literaire kritiek aan de Vrije Universiteit Amsterdam.