Kunstkritiek, een leven

Door Wouter Hillaert, op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

James Joyce zou ooit geschreven hebben dat "als de kunst van een toneelschrijver volmaakt is, de criticus overbodig is". En vervang 'toneelschrijver' daarbij gerust door 'dichter', 'cineast', 'kunstenaar', 'muzikant', 'podiummaker' en zelfs 'charmezanger', de hele goegemeente waartegen wij ons in dit kunstkritische boekje willen verhouden. Wat een groot geluk voor ons dat die goegemeente maar bij hoge uitzondering een werk waarmaakt dat aan Joyce's ideale norm voldoet. Zou je denken, als je het zomaar eens was met good old James. Maar dat zijn wij niet, dat is zowat ons vak. Zelfs al zou alle kunst volmaakte kunst zijn, dan nog willen wij ons het recht blijven voorbehouden om onze (toegegeven: veel minder volmaakte) kritiekjes verder te bedrijven. Waarom?

Die vraag kwam ons onlangs flink tegen, in een flukse reactie van theatermaker Ruud Gielens op het artikel dat Caroline Fransens in het vorige nummer van rekto:verso over zijn Gevecht mé ne neger en honden schreef. Fransens betoogde dat de genoemde voorstelling de kans had laten liggen om een eigentijds perspectief te ontwikkelen tegenover de westerse of zelfs neokoloniale blik waarvan Koltés' oorspronkelijke tekst getuigt. Het beeld van Afrika dat uit Gevecht naar voren kwam, vond Fransens dan ook gedateerd, clichématig en nefast voor elke mogelijkheid tot dialoog. "Loos exotisme!" fulmineert Gielens in een tegenaanval die u kan nalezen in de re:spons-rubriek van dit nummer. "Yes!" vinden wij. We zien graag kunstenaars uit hun kot komen om ons eens een goeie trap voor onze kunstkritische kont terug te geven.

Maar Ruud Gielens schopt niet zomaar omdat zijn tenen te lang zouden zijn. Wat hij impliciet aanklaagt, is de neiging die hij bij (jonge) kunstcritici herkent om zich over kunstobjecten 'ideologisch' uit te spreken. Of 'politiek correct', nog erger. Daarmee gaan recensenten en andere tweedehands-stemmen volgens Gielens (en anderen) ver buiten hun boekje. Zij moeten kunstproducten bovenal beoordelen op hun artistieke waarde, of toch minstens op hun intrinsieke uitgangspunten. En ja, daar valt veel voor te zeggen. Dat er bijvoorbeeld zelden een één-op-één-relatie bestaat tussen kunst en werkelijkheid. En dat in elke kunstkritiek het product centraal moet staan, in plaats van de criticus die erover schrijft. Dik akkoord. Maar er valt ook heel wat tegen te zeggen.

Kunst is een openbaar goed waarmee een kunstenaar zijn persoonlijke visie en creativiteit communiceert aan een publiek. Zijn artistieke product functioneert niet alleen binnen een maatschappelijke context, ze is er ook levensnoodzakelijk voor. Of dat is toch vaak het pasklare antwoord van kunstenaars zélf op de vraag naar de relevantie van hun creatie. Kunst doet uitspraken over 'het leven', meestal zelfs over 'het leven hier vandaag' (volgens alweer diezelfde kunstenaars). En dus valt 'artistiek' nooit louter samen met esthetiek. Kunst is ideologisch. Misschien bedoelt een maker haar niet altijd zo, maar in perceptie — en perceptie is van een artistiek product de alfa en de omega — wordt ze dat uiteindelijk wél. Kunst, zelfs als ze verschijnt in haar meest volmaakte vorm, doet zelf aan beeldvorming en getuigt zelf van een wereldbeeld.

Waarom zou de kunstkritiek daar dan niet de consequenties van mogen proberen onderzoeken? En waarom zou een kunstcriticus die welbepaalde uitspraken over de werkelijkheid niet mogen toetsen aan een eigen persoonlijke visie van diezelfde werkelijkheid? Hij doet dat alvast volstrekt in de lijn van het opvallende discours waarmee tegenwoordig — door kunstenaars zélf — alle interpretatieverantwoordelijkheid bij de toeschouwer gelegd wordt. "Wat onze voorstelling betekent, is zijn zaak. Wij hebben niks willen opdringen!" Het is dus ook onze rechtmatige zaak, die van kunstcritici, om af en toe eens buiten de lijntjes van de maker te kleuren en zijn product onder de loep te nemen vanuit een individuele blik. Een open blik, die zich niet zomaar de oogkleppen laat opzetten door 'de artistieke bedoelingen'. Een blik die wel gefundeerd moet blijven.

Daar willen wij met rekto:verso voor staan. En daar staat ook volgens ons Fransens' artikel voor, en wij erachter. Omdat we vinden dat over beeldvorming in theater (en kunst in het algemeen) bepaalde oordelen geveld mogen worden. Omdat we vinden dat ook de criticus een bepaald geëngageerd standpunt mag hebben. Omdat hij net als kunst functioneert in een maatschappij. En omdat we niet zomaar willen buigen voor de verdacht negatieve lading die de term 'politiek correct' tegenwoordig heeft gekregen. (Ikzelf interpreteer die scheld-tendens vooral als een reactionaire schaduwoperatie van de schelders, niet van diegene op wie gescholden wordt. Ik vind 'lekker politiek incorrect' in vele gevallen gewoon een alibi om te verstoppen dat je niet genoeg bezig geweest bent met bepaalde nuances van de problematiek die je 'lekker incorrect' behandelt.). Wordt ongetwijfeld vervolgd.

Omdat wij dus niet geloven in een kunst die louter artistiek buiten het leven staat, vindt u verder in dit boekje alvast drie bijdragen die deze visie — meer of minder ideologisch — graag voor u in praktijk brengen. Petra Van Brabandt reageert filosofisch tegen het inhoudelijke nihilisme in Quarantaine van De Koe. Tom Rummens betoogt dat de films van Michael Haneke elke geloofwaardige grond missen om echt te kunnen raken. En Thibaut Verhoeven noemt de laatste tentoonstelling van het SMAK holle spektakelkunst, omdat ze afgedreven is van Jan Hoets idee over kunst in de dagdagelijkse werkelijkheid. Telkens vertrekken die visies gefundeerd vanuit het artistieke product. Alleen, ze stoppen er niet. En daar gaat het ons om.

Ook de andere artikels in dit vierde nummer pogen — op andere manieren — iets dieper te gaan dan wat u zoal in uw krant leest. Jan Op de Beeck verklaart zijn liefde aan Robert Pete Williams, Tom Rummens trok met de steun van het Fonds Pascal Decroos naar Parijs en hield er de Franse receptie van STAN tegen het licht en ene Wouter Hillaert legt twee recente interpretaties van de theatrale hype Fosse op de snijtafel. Verder jaagt Tim de Mey zich behoorlijk op over het valse authenticiteitsbegrip in de klassieke muziek en gaat Tom Van Imschoot in de kontro:verso-rubriek op zoek naar uw leeservaring. Ten slotte reageren Ruud Gielens, Anne Provoost, Annelies Vanbelle en Petra Van Brabandt elk op hun manier op een artikel dat zij in een vorige rekto:verso lazen. Dus welaan, beste lezer, kies wat u leest en geloof het of niet. Reageer. Want de toestand is kritiek.