Kunstenaarsboeken

Door op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

Terwijl sommige doemdenkers het einde van het boek aankondigen, is het in de hedendaagse kunst alomtegenwoordig. Uit een aantal recente publicaties blijkt dat beeldende kunstenaars de talrijke mogelijkheden van het eeuwenoude medium (her)ontdekken. Niet alleen de traditie van het boek, maar ook die van het naoorlogse kunstenaarsboek wordt op een spitsvondige manier gecombineerd met recente inzichten en opvattingen. Luidt deze belangstelling van beeldende kunstenaars voor het boek de zwanenzang ervan in of vormt ze net een garantie voor het voortbestaan?

Veertig jaar geleden, op 2 december 1969, werd de tentoonstelling Marcel Broodthaers à la Deblioudebliou/S geopend in de Antwerpse galerie Wide White Space. De bizarre titel was gebaseerd op het feit dat WWS in het Engels ongeveer klinkt als _'_doubleyoudoubleyou-es'. De iets drogere ondertitel van de presentatie luidde Exposition littéraire autour de Mallarmé. De genodigden betraden een witte ruimte waarvan de vloer volledig zwart geschilderd was. Uit een bandopnemer klonk de stem van Marcel Broodthaers die het gedicht Un coup de dés jamais n'abolira le hasard van Stéphane Mallarmé declameerde. Aan de linkerwand hingen vier donkerblauwe, Amerikaanse politiehemden met een handgeschreven versie in wit krijt van hetzelfde gedicht en een zwart herenkostuum zonder tekst. Vier plastic platen (zogenaamde 'poèmes industriels') op de muur tegenover de ingang toonden het silhouet van de legendarische pijp van René Magritte, al dan niet omgeven met losse letters.

NOUVEAU! NOUVEAU?

Aan de rechtermuur van de galerieruimte was een witte plank bevestigd met daarop 12 langwerpige platen van 32 op <st1:metricconverter productid="50 cm">50 cm</st1:metricconverter> in geanodiseerd aluminium. Daarop stonden, telkens in een verschillende compositie, zwarte horizontale balkjes en lijntjes. Elders in de ruimte kon men een gebundelde versie van deze composities bekijken, gedrukt op transparant mechanografisch papier. De liefhebbers konden zich ook een papieren 'catalogusversie' aanschaffen. Voor de aluminium platen en de boeken had Broodthaers de oorspronkelijke tekstregels van Mallarmé's Un coup de dés jamais n'abolira le hasard uit 1879 (voor het eerst afzonderlijk gepubliceerd in 1914) vervangen door zwarte blokjes van verschillende hoogte en breedte. Jaren voordien had Magritte de jonge dichter attent gemaakt op dit revolutionaire gedicht, vermeldt Broodthaers in een open brief die uitgedeeld wordt tijdens de vernissage. En hij gaat verder: 'Donc, j'oubliai, je méditai,… aujourd'hui, je fais cette Image. Je dis Adieu. Longe période vécue. Adieu à tous, hommes de lettres décédés. Artistes morts. Nouveau! Nouveau? Excepté. Une constellation.'

Broodthaers' 'constellatie' parasiteert, persifleert én permuteert. Door de originele bladspiegel van het experimentele gedicht te reproduceren en te transformeren tot een geometrische compositie koppelde hij de roots van de poëtische avant-garde (Un coup de dés wordt beschouwd als het allereerste voorbeeld van visuele poëzie) aan die van de picturale abstractie. De cover van Broodthaers' boek is een exacte remake van het klassieke roodzwarte Gallimardomslag uit 1914, met als cruciale wijziging de vervanging van de ondertitel poème door image. Deze conceptuele crossover symboliseert in zekere zin Broodthaers' stap van het woord naar het beeld. En dus ook zijn definitieve afscheid van de poëzie. (Enkele jaren voordien had de dichter al delen van zijn eerder conventionele dichtbundel Pense-bête gemaskeerd met geometrische stukjes gekleurd papier, vooraleer het restant aan onverkochte exemplaren in gips te gieten en als sculptuur tentoon te stellen.)

Broodthaers' hommage aan de pionier van de moderne poëzie staat vandaag bekend als een van de meest baanbrekende kunstenaarspublicaties uit de jaren 1960 en 1970. Het ontbreekt dan ook in geen enkel overzicht van de canonieke kunstenaarsboeken uit de 20ste eeuw. De herwerking van Mallarmé's gedicht is een vroeg voorbeeld van wat meer dan tien jaar later, ten tijde van het postmodernisme, opnieuw modieus zal worden onder de noemer van pastiche en citaat. Op het moment dat de actuele kunstscène volop bezig is met het ondermijnen van de klassiek-moderne artistieke conventies —1969 is het jaar van een aantal spraakmakende tentoonstellingen waarin conceptuele kunst, arte povera en landart het publieke domein betreden — komt Broodthaers voor de dag met een haast anachronistisch ogende publicatie die in diverse opzichten terugblikt naar de roots van de moderne kunst. Net zoals Mallarmé's gedicht in zekere zin het einde inluidde van het monopolie van de conventionele, lineaire tekst, markeert Broodthaers' remake het moment waarop de avant-garde zélf geschiedenis wordt en bloot komt te staan voor diverse vormen van — al dan niet artistieke — recyclage door een naoorlogse 'neo-avant-garde'.

PROJET POUR UN LIVRE

Ondertussen is Broodthaers zelf kunstgeschiedenis geworden en bijgezet in de canon van de neo-avant-garde van de jaren 1960 en 1970. Meer dan dertig jaar na zijn publicatie maakt Un coup de dés jamais n'abolira le hasard. Image deel uit van de grote Broodthaers-retrospectieve in het Brusselse Paleis voor Schone Kunsten (Marcel Broodthaers. L'homme de lettres et la conquête de l'espace, 10.3-10.6.2001). Bij de vernissage van de tentoonstelling blijkt de catalogus nog niet klaar. Bij de sluiting evenmin. Omwille van een impasse omtrent de beeldrechten voor de reproducties van de werken van Broodthaers werd de omvangrijke publicatie, volledig op punt gezet door curator Corinne Diserens, op de lange baan geschoven en vervolgens vergeten. Tot voor kort. Tijdens zijn zoektocht in de archieven van Bozar stoot kunstenaar Nico Dockx op het ongepubliceerde boek en stelt voor het uit te geven in het kader van zijn deelname aan Prijs Jonge Belgische Schilderkunst. Maar deze laattijdige uitgave blijkt in de eerste plaats een artistieke toe-eigening. Samen met Helena Sidiropoulos zet Dockx zich aan de compromisloze publicatie van de gedoemde monografie, waarbij net de lacunes (het ontbreken van de afbeeldingen en de afwezigheid van een afgewerkte omslag) een actieve rol spelen in het concept en de vormgeving. Back from the grave ontpopt Projet pour un livre. Projet pour un film van Dockx en Sidiropoulos zich tot een tijdscapsule, die haar geheimen pas na diverse manipulaties vrijgeeft.

Het naakte, want cover- en rugloze, boekblok van 332 bladzijden bevindt zich in een cassette (die zowel van buiten als binnenin met teksten bedrukt is), en beide passen in een groen gezeefdrukte kartonnen archiefdoos waarin eveneens teksten staan en waarop aan de buitenkant een detail van een palmboom te ontwaren valt. De reproducties van werken en documenten van Broodthaers werden systematisch vervangen door zwarte vlakken, die op hun beurt een echo vormen van de 'gebarreerde' tekstregels van Un coup de dés. Vooraan en achteraan werden aan het bestaande corpus van de catalogus tekstfragmenten toegevoegd, waardoor er een web van interpretaties en relaties omheen het boek en zijn inhoud geweven wordt. In het colofon staan de oorspronkelijke credits in het grijs, met daartussen de nieuwe credits van de 'relecture' en 'réécriture' in zwart. Projet pour un livre. Projet pour un film is gelaagd als een lasagna. Een ongepubliceerde tentoonstellingscatalogus uit 2001 over een pionier van het kunstenaarsboek uit de late jaren 1960 kent een tweede leven als kunstenaarsboek in 2009; een betere demonstratie van de artistieke activering van het archief is moeilijk denkbaar.

Het publicatieproject van Dockx en Sidiropoulos is echter geen geïsoleerd geval. Enkele recente kunstenaarspublicaties maken duidelijk dat het boek als artistiek medium een comeback kent. De cultuurhistorische en fysiek-formele aspecten van het boekmedium lijken sinds enkele jaren opnieuw een grote aantrekkingskracht uit te oefenen op beeldende kunstenaars. En net als de Broodthaersiaanse toe-eigening van Dockx & Sidiropoulos zijn er in de hedendaagse publicatiepraktijk diverse echo's en sporen van de historische neo-avant-garde terug te vinden. De publicaties van kunstenaars als Joëlle Tuerlinckx en Richard Venlet getuigen bijvoorbeeld al sinds de late jaren 1990 van kennis van en inzicht in de kunst van de jaren 1960 en 1970. Ook de vier monumentale kunstenaarsboeken (Denkmal I-IV) die Jan De Cock tussen 2004 en 2008 realiseerde, vormen snijpunten van avant-garde, archief en, in het geval van De Cock, architectuur.

Het boek is inderdaad een publieke ruimte met een specifieke architectuur die kunstenaars kan aanzetten tot site-specifieke interventies. Begin 2009 verscheen een derde deel van de kunsttheoretische publicatie (Sic), gewijd aan 'esthétiques de la situation'. Voor elke publicatie wordt een kunstenaar uitgenodigd een visuele bijdrage te leveren aan de buitenzijde. Vaast Colson verkoos echter in te grijpen in de structuur van het boek zelf. Elke bladzijde (inclusief de cover) van elk exemplaar van de volledige oplage werd door hem voorzien van een grafische ingreep in blauw en roze krijt en een tekststempel ('between top and turning back on se repose'). Colson verklaart zijn bijzonder arbeidsintensieve werkwijze als volgt: 'Ik heb de boekjes op zo'n manier laten opmaken dat ik de rug ervan kon kappen, om vervolgens elke verso kant te gebruiken als mal voor de eerstvolgende recto kant; pagina 2 is de mal voor pagina 3, pagina 4 is de mal voor pagina 5 enz. Nadien wordt het boek opnieuw geassembleerd met nietjes en wordt de rug er terug aangeplakt. Het is een soort van expeditie doorheen het boek.' Colson's grondige 'expeditie' doorheen de 110 bladzijden is geen louter conceptuele reflectie maar een fysieke actie die het boek letterlijk én figuurlijk transformeert tot kunstwerk.

Papier is geduldig; het leent zich bijvoorbeeld ook uitstekend voor de documentatie van tijdelijke samenwerkingen en projecten. Een aanzienlijk deel van de conceptuele kunstenaarspublicaties uit de jaren 1960 en 1970 bestaat uit tekstuele en visuele documentatie van efemere acties en projecten. Het specifieke karakter van de boekcontext kan zelfs inspireren tot de doelbewuste 'creatie' van documenten voor publicatie in boekvorm. Tijdens een verblijf van een week in de poshy villa Casa Lina te Arenas (Spanje) maakten Colson en Dennis Tyfus tientallen tekeningen, snapshots en collages met het oog op een boekje dat na de feiten zou verschijnen. In september 2009 rolde A ella gusta la casalina (Dame mas casalina!) Como le encanta la casalina van de persen: een uitzinnig beeldenboekje dat zich laat lezen als de kruising van een surrealistisch cadavre exquis en een white trash vakantiealbum.

MAGAZINES / MULTIPLES

Kunstenaarstijdschriften die als platform fungeren voor artistieke ingrepen en realisaties zijn een typisch fenomeen van de jaren 1960. De meest in het oog springende projecten uit die periode zijn de Amerikaanse initiatieven Aspen ('the magazine in a box' waarvan 10 nummers verschenen tussen 1965 en 1971) , S.M.S. (Shit Must Stop; 6 portfolio's in 1968) en 0 to 9 (6 nummers uitgegeven tussen 1967 en 1969). Wat al deze tegendraadse 'magazines' met elkaar deelden was het feit dat ze een tijdelijke conditie creëerden voor beeldende kunstenaars om artistieke projecten te realiseren in twee of drie dimensies. De Fluxus-uitgaven van George Maciunas uit de vroege jaren 1960 hadden hiervoor het pad geëffend. Een tijdlang fungeerden deze en andere 'democratische' publicatieplatformen als alternatief voor het conventionele galeriesysteem, dat gecorrumpeerd bleek door de speculatiedrift van het kapitalisme. De artistieke praktijk van de laatste jaren lijkt opnieuw oog te krijgen voor de alternatieve presentatiekanalen en publicatieprojecten van de neo-avant-garde. Kunstenaarspagina's in tentoonstellingscatalogi zijn de norm geworden en meer en meer kunstenaars gaan bewust om met de pagina of de katern als drager van artistieke interventies.

Enkele recente initiatieven knopen expliciet aan bij de avant-gardetraditie van de 'papieren tentoonstelling'. Zo publiceerde Cakehouse (een organisatie van de kunstenaars Lieven Segers en Michèle Mattyn) recentelijk de editie Piece of Cake. Kunstenaar Yannick val Gesto werd aangezocht om een tiental collega's te selecteren die een bijdrage zouden leveren tot de publicatie. Het resultaat is een wilde bundel van negen losse kunstenaarskaternen die op diverse manieren 'gelezen' kunnen worden: in opgeplooide A4 toestand, of in diverse stadia van ontplooiing. De kunstenaarskaternen fungeren als miniboekjes maar ook als poster. Teksten, tekeningen en al dan niet gevonden fotomateriaal treden met elkaar in interactie. Segers' herkenbare handgeschreven antitypografie zorgt voor een folder rond het geheel, die tegelijk ook fungeert als affiche. Piece of Cake werd op 1000 exemplaren gedrukt en gratis verspreid. Niet toevallig vond de releaseparty plaats in de vrijplaats Scheld'apen, waar tussen 2002 en 2005 het onvolprezen kunstenaarsmagazine Rotkop het licht zag.

A4 is een initiatief van de jonge kunstenaar Lode Geens. Het eerste nummer van dit 'multiple magazine' verscheen in 2007 met medewerking van de studentenraad van de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten Antwerpen. Enkele weken geleden werd de derde editie voorgesteld in het MuHKA. Elk nummer bestaat uit zeven multiples van evenveel kunstenaars, in een oplage van 60 exemplaren. Alle technieken en procedés zijn daarbij toegelaten, zolang het resultaat het voorgeschreven A4-formaat niet overschrijdt. Geens benadert zowel meer gevestigde namen (zoals Guy Rombouts, Ria Pacquée, Walter Swennen en Danny Devos) als succesvolle jonge kunstenaars (zoals Vaast Colson, Dennis Tyfus, Kati Heck en Benjamin Verdonck), waardoor zijn publicatie diverse generaties overstijgt. Voor een luttel bedrag wordt de koper de eigenaar van een draagbare tentoonstelling met werk van hoog niveau en in uiteenlopende media als collage, foto, object, zeefdruk, sticker, fotokopie, cd. Elk nummer gaat vergezeld van een tegendraadse tekst door Hans Theys.

PICTURA & POESIS

De historische roots van het hedendaagse kunstenaarsboek situeren zich in het interbellum, een periode waarin artistieke collaboraties tussen beeldende kunstenaars en dichters schering en inslag waren. Een parel ontsproten aan zo'n synergie is natuurlijk Bezette Stad van Paul Van Ostaijen en Oscar Jespers (1921). De 'ritmiese' typografie van de dichter en de abstracte houtsneden en het coverontwerp van de beeldhouwer vormen een mijlpaal in de geschiedenis van het avant-gardeboek. Meer recent kan verwezen worden naar Een Verpakte Gedachte (1967), het product van een nauwe samenwerking tussen dichter Roland Jooris, schilder Raoul De Keyser en typograaf Antoon De Clerck. Het resultaat is een bijzonder poppy dichtbundel met losse gedichten op dik karton, opgeborgen in een kleurrijk gezeefdrukte kartonnen doos naar een ontwerp van De Keyser. Ook Zayin (1992), een bundel met zeefdrukken van Luc Tuymans en gedichten van Wilfried Adams hoort thuis in de categorie van de artistieke collaboratie tussen schrijver en schilder. Publicaties als deze situeren zich sowieso in de periferie van het fenomeen kunstenaarsboek, maar wanneer de rol van de beeldende kunstenaar die van pure illustrator overstijgt en zijn artistieke verantwoordelijkheid voor het boek even groot (of groter) is dan die van de auteur, kan er wel degelijk gesproken worden van een subgenre van het kunstenaarsboek.

Enkele weken geleden werd in het SMAK Anita voorgesteld, ontsproten aan de artistieke interactie tussen schilder Vincent Geyskens en schrijver Bernard Dewulf. Het stevig gekartonneerde boek van 170 bladzijden met het royale vierkante formaat van een old school lp manifesteert zich zelfbewust als een fysiek object. De rozige letters van de titel refereren aan Geyskens' collages met bits & pieces uit blootbladen die een roze draad vormen doorheen het filmisch opgevatte boek. Deze verknipte en verkleefde beelden suggereren een Frankensteinachtige porn queen, terwijl andere delen van het boek bijna volstrekt abstract zijn en een subtiel spel evoceren van vlekken, vlakken en texturen. De teksten van Dewulf zijn haast even versleuteld als de beelden van Geyskens en bijna onzichtbaar geïntegreerd in het boek; je moet ze gaan zoeken in de plooi van de dubbele pagina, of reconstrueren uit een verstoorde, want 'bewogen' fotokopie. 

Klassieker en kleinschaliger is het boekje dat eveneens dit najaar verscheen naar aanleiding van Nick Andrews' solotentoonstelling in De Zwarte Panter. Deze galerie heeft sinds de vroege jaren 1970 een stevige reputatie opgebouwd met grafische edities en bibliofiele boeken ontsproten aan de synergie van schrijvers en schilders. Het is mooi dat deze eerbiedwaardige traditie opgepikt wordt door jonge kunstenaars en auteurs. Voor het boek Wandering Eye werkte Andrews samen met Jeroen Olyslaegers. Het resultaat is een fictief reisverslag waarbij de nerveuze zwart-wit schetsen van Andrews, ontstaan tijdens trips in de VS en in China, in dialoog treden met de al even impressionistische mijmeringen van Olyslaegers. Het kleine, in oudroze linnen gebonden boekje roept qua look & feel associaties op met een archaïsch schetsboekje. Het is deze, haast anachronistisch aandoende intimiteit, die dit kleinood zijn kracht geeft.

Misschien garanderen deze en andere recente reïncarnaties van het kunstenaarsboek het voortbestaan van het boek tout court. Voorlopig lijkt er nog geen vuiltje aan de lucht, maar naar alle waarschijnlijkheid zullen boeken de komende jaren geleidelijk naar de marges van de maatschappij geduwd worden. De snelheid, de capaciteit en de flexibiliteit van de digitaal opgeslagen en verspreide informatie bieden nu eenmaal gigantische voordelen. Technologie die teloorgaat wordt echter tegendraads. Het trage, taaie, low tech boek zal zich, net als de olieverf, de vinylplaat en de analoge fotoprint, moeten schikken naar de digitale realiteit. Het zal zich langzaam maar zeker nestelen in de armen van de Kunst, het walhalla der voorbijgestreefde media. n

Deze tekst werd geschreven in november 2009.

  • Noot: Titel van een kunstenaarspublicatie van Mark Verstockt (Mercatorfonds, Antwerpen, 1971). Voor een beschrijving van dit 'boek', de definities van 'kunstenaarsboek' en een historiek van het genre in België, zie mijn essay Paper Events. Archeologie & actualiteit van het kunstenaarsboek (in België), in: Johan Swinnen (red..), Anders zichtbaar. Zingeving en humanisering in de beeldcultuur, VUB Press, Brussel, 2010.

Bibliografie

Nick Andrews & Jeroen Olyslaegers, Wandering Eye, Antwerpen: De Vrienden van de Zwarte Panter, 2009. (400 ex.)

Cakehouse & Yannick Val Gesto, Piece of Cake. A Cakehouse + Scheldapen edition, Antwerpen, 2009 (met bijdragen van Jonas Ohlsson, Yannick Val Gesto & Shawna Teugels, Joke Desmet & Sine van Menxel, Lieven Segers, Gilles Baeyens, Nel Aerts, Rufus Mich, Gerard Herman, Frederik Linzen & Joelle Baetens) (1000 ex.)

Vaast Colson, Between top and turning back on se repose, interventie in (Sic). Livre III. Esthétiques de la situation, Bruxelles, 2009. (300 ex)

Vaast Colson & Dennis Tyfus, A ella gusta la casalina (Dame mas casalina!) Como le encanta la casalina, Clean Press 1, Ultra Eczema 74, z.p., 2009.

Nico Dockx & Helena Sidiropoulos, Projet pour un livre. Projet pour un film, RA (Printed Matter) Antwerpen: CURIOUS, 2009. (500 ex.)

Lode Geens (red.), A4 Multiple Magazine (3), Antwerpen, 2009, 60 ex. (met originele bijdragen van Paul Casaer, Damien De Lepeleire, Ria Pacquée, Walter Swennen, Benjamin Verdonck, Rinus Van De Velde, Freek Wambacq en een tekst van Hans Theys)

Vincent Geyskens & Bernard Dewulf, Anita, VDH-books, s.l., 2009.