Kunst in tijden van terreur: een gesprek met Thierry de Duve

Door Tom Van Imschoot, Isolde Vanhee, op Sun May 15 2016 06:42:02 GMT+0000

Wanneer wordt kunst politiek? En is daar een dringende reden toe in tijden van angst en terreur? Alle redenen zijn in elk geval goed om met Thierry de Duve te praten, eminent kenner van Marcel Duchamp en ingewerkt in de historische paradoxen die de hedendaagse kunst nog altijd kenmerken. Resultaat is een les in nederigheid over de hoge hoop om de wereld te veranderen. ‘Zag je ooit iemand knielen voor een Madonna van Bellini?’

Thierry de Duve (1944, Sint-Truiden), zoon van Belgisch Nobelprijswinnaar Christian de Duve, denkt graag na over grote vragen in kunst en esthetica vanuit de antwoorden die kunstwerken hem zelf toewerpen. Tegenwoordig woont en werkt hij in New York, waar hij recent de rangen van Hunter College vervoegde. Maar zijn avontuurlijke pad heeft hem langs tal van kunstscholen en universiteiten gevoerd, van de Sorbonne over MIT tot CalArts en verder. In 1972 had hij ook zelf al de École de Recherche Graphique in Brussel opgericht. Misschien zag je in 2000 trouwens de expo Kijk! 100 jaar hedendaagse kunst die hij in BOZAR cureerde?

71_Vanhee_VanImschoot_deDuve_700.jpg

Zestien jaar later spreken we nog altijd van hedendaagse kunst, maar de wereld waarin is lelijk veranderd. Van optimisme bij de geboorte van een nieuwe eeuw ging het naar angst voor een onleefbare en barbaarse toekomst. Politieke, economische en religieuze conflicten verdelen de wereld zozeer dat de kunsten teruggeblazen lijken naar een rol in de marge, als ze zichzelf daar al niet parkeren door in die zijlijn mooi mee te spelen. Toch hamert de Duve als historicus en theoreticus op het belang van de autonomie van de kunst. Hij benadrukt dat je in je artistieke oordeel ‘het esthetische van een werk kunt scheiden van het ideologische’, zelfs bij een religieuze of politieke inhoud.

Maar de historicus is ook criticus. Wanneer we de Duve onze vragen voorleggen over de plaats van de kunst in de huidige politieke sfeer van angst, opgejaagd door terreur, antwoordt hij met een tekst over Call With Information, een expo uit 2015 van Suzanne McClelland over ‘domestic terrorism’. Hij brak er zich een jaar lang het hoofd over. Andermaal zag hij zich genoodzaakt om de verhouding tussen kunst, politiek en religie te herijken. ‘We moeten in de kunst kritisch afstand nemen van de religieuze idee die alle terroristen met elkaar delen om de wereld te redden.’

Waarom verwijst u spontaan naar een Amerikaanse tentoonstelling over binnenlands terrorisme, als u gevraagd wordt naar uw kijk op angst?

Wat alle terroristen verenigt, is hun geloof dat ze de wereld kunnen redden.

‘Mijn confrontatie met de tentoonstelling van Suzanne McClelland viel samen met de aanslag op Charlie Hebdo. Dat bracht me op een spoor. Haar reden om het over binnenlands terrorisme uit de jaren 1970 te hebben, verschilde erg van wat ikzelf intrigerend vond aan haar schilderijen, posters en assemblages. Zij vertrok van de gedachte dat geweld inherent is aan wat het betekent om Amerikaans te zijn, vandaar de inhoudelijke focus. Ik was echter meer geïnteresseerd in hoe ze zichzelf blootstelde aan kritiek door het politiek nogal gevoelige onderscheid tussen abstracte schilderkunst en conceptuele kunst in haar werk op te breken. Maar toen kwam die tweede aanslag in Parijs met 130 doden, net toen ik mijn stuk over haar werk klaar had, en realiseerde ik me dat Frankrijk en België nu ook hun binnenlandse terroristen hadden. Plots kreeg haar werk een universele dimensie. Daarvoor zou ik het niet hebben durven te zeggen, schrijven of denken, maar wat alle terroristen verenigt, is hun geloof dat ze de wereld kunnen redden. Het is altijd, zoals bij die fanatieke islamisten, religieus gemotiveerd. Wat verlangt religie anders dan de wereld te redden, vermengd met de overtuiging dat alleen het eigen geloofssysteem daartoe in staat is, terwijl alle andere geloofssystemen verdoemd zijn?’

Zeggen we soms ook niet dat kunst de wereld kan redden?

‘Dat is het pijnlijke punt, ja. De utopische overtuiging dat kunst de wereld kan redden als de politiek faalt, bestaat al sinds de verlichting en blijft nog verder leven. Onschadelijke impressionisten zoals Seurat en Pissarro waren overtuigde anarchisten. Binnen de modernistische traditie kunnen collages en zelfs abstracte kunst politiek zijn omdat hun voorstelling alvast symbolisch breekt met een harmonieuze eenheid. Ze vertrekken van de overtuiging dat kunst op symbolische, en dus onschadelijke wijze de wereld verandert.’

71_Vanhee_VanImschoot_deDuveSuzanneMcClellandCallwithInformation2015_700.jpg

Wat is daar dan zo pijnlijk aan?

‘Het grote probleem met ons idee van “politieke kunst” of met de vraag wanneer kunst politiek wordt, is dat we altijd veronderstellen dat het om linkse politiek gaat.’

Het grote probleem met ons idee van “politieke kunst” is dat we altijd veronderstellen dat het om linkse politiek gaat

Waarom is die associatie tussen politieke kunst en linkse politiek problematisch?

‘De tijden zijn veranderd. We kunnen niet langer zo naïef zijn. Sinds de Italiaanse futuristen en de Russische constructivisten, De Stijl in Nederland en België, en van Bauhaus tot aan de abstract-expressionistische generatie van Barnett Newman, was er sprake van een utopisch modernisme dat geloofde dat kunst progressief was en ook politiek het verschil kon maken. Maar als kunst de wereld verandert, is dat hooguit beperkt en enkel binnen een symbolische ruimte: precies de ruimte waarbinnen kunst haar autonomie heeft. Niet daarbuiten.’

Wanneer is dat besef gegroeid, dat kunst geen politiek verschil kan maken?

‘Het was de generatie die volgde op die van Barnett Newman, die haar twijfels begon te krijgen bij de schilderkunst, omdat ze snel koopwaar werd voor privéverzamelaars die er hun muren mee volhingen. Uit die twijfel ontstond de conceptuele kunst, mede onder invloed van de algemene politisering van de jeugd door de Vietnamoorlog, de seksuele revolutie en de studentenrevolte die culmineerde in Mei ‘68. Het was een tijd waarin men dacht dat alles politiek was. Seks, de familie en ook kunst. Kunst in het bijzonder hield de belofte van vrijheid in. En tegelijk kon ook alles kunst zijn.’

Klinkt geweldig en nog steeds geweldig naïef.

‘De negatieve kant was in elk geval dat iets wat claimde niet politiek te zijn, het daardoor des te meer werd. Als je autonomie claimde voor de kunst, was dat dus een politieke uitspraak, maar je bevond je al snel in het foute kamp, conservatief en reactionair. Conceptuele kunst leek juister te zijn, omdat het zich niet zo makkelijk tot koopwaar liet herleiden. Maar veertig jaar later is het dat evengoed geworden.’

**De hedendaagse markt heeft dus de linkse politieke illusie doorprikt.**Hoe herkennen we vandaag dan politieke kunst?

‘Heel eenvoudig, in de eerste plaats aan de politieke inhoud. Neem McClelland. Traditioneel zou je gezegd hebben: door de vorm waarmee ze het onderwerp aanpakt. Maar nu denk ik vooral: door het onderwerp zelf en door de context van de expositie. Dat was voor het modernisme ook al zo. De Executie van Maximiliaan van Manet is een politiek schilderij, terwijl zijn Olympia dat niet is. Er zijn natuurlijk feministische lezingen van dat werk die er een politiek schilderij van maken, maar ik denk niet dat Manet de Olympia als een politiek werk zag.’

71_Vanhee_VanImschoot_deDuve_2_700.jpg

Bepaalt de intentie van de kunstenaar dan de politieke lading, of kan het publiek een werk politiek maken?

‘Dat laatste kan altijd. Maar ik bedoel iets anders. Manet was erg kritisch voor Napoleon III omdat hij Maximiliaan, de keizer van Mexico – die de Fransen daar nota bene zelf hadden geïnstalleerd – in de steek had gelaten in zijn strijd tegen de revolutionaire juaristen. Daarom koos hij dat onderwerp. Meer dan links of rechts, bekritiseerde hij in zijn Executie het gebrek aan moraal in de politiek. Voordien was een dergelijke kritiek minder evident. Wellicht is enkel Goya, en misschien ook Velázquez, een kunstenaar die ironisch en kritisch was voor de koning, terwijl hij een hofschilder was. Dat soort ironie zal je bij bijvoorbeeld Van Dyck niet vinden.’

**Ziet u vandaag een even kritische houding tegenover het nieuwe soevereine principe van de markt?**Wil de kritiek van kunstenaars geloofwaardig zijn, dan moeten zij zich toch distantiëren van machthebbers, instituten en autoriteiten?

‘Het is maar de vraag of dat geen zoveelste illusie of fantasie zal blijken.’

Dat de markt nu meer bepaalt dan de politiek, maakt het ook lastiger, nee? Dat vijandprobleem had de politieke revolte van de jaren 1960 nog niet.

‘Ach, ik zou juist beweren dat de studentenrevoltes het bewustzijn uitdroegen van de politieke natuur van het kapitalistische systeem. Ze wilden de economie als ideologie ontmaskeren. En dat was zeker niet nieuw. Karl Marx zag dat al in 1848.’

Alleen gebeurde die kritische positionering toen nog in een politieke sfeer die er gevoelig voor was. Vandaag geeft de markt geen moer om kritiek.

‘Je verwijst naar de instorting van de publieke sfeer en de teloorgang van het publieke debat onder druk van het kapitalisme. Habermas drukte daar al zijn angst voor uit, maar ik denk dat het complexer ligt dan dat. Je ziet inderdaad meerdere publieke instituties die in de kaart spelen van de private sector en hun ziel aan de duivel verkopen. Denk aan de grove vergissing van MoMA om vorig jaar een expo rond Björk te organiseren. Hetzelfde geldt voor de tentoonstelling The Forever Now, waarin achter elke kunstenaar overduidelijk bepaalde galeries verscholen zaten. Tegelijk zie je dat galeries zoals David Zwirner de Black Paintings van Ad Reinhardt tonen met een museale kwaliteit. Galeries verkopen aan privéverzamelaars, maar ze zijn publiek in die zin dat iedereen er zonder ticket kan binnenstappen.’

Akkoord, maar met kritisch debat heeft dat niet veel meer te maken. Of nemen kunstenaars zelf een meer kritische rol op?

De trieste waarheid is wellicht dat de rol van de criticus op de kunstmarkt uitgespeeld is

‘Ik ken geen enkele goeie kunstenaar die niet zeer geletterd en belezen is, alleen werkt zijn denken vaak heel anders dan dat van een criticus. De trieste waarheid is wellicht dat de rol van de criticus op de kunstmarkt uitgespeeld is. Of ben ik nu al te pessimistisch? Harrison en Cynthia White hebben beschreven hoe in de tweede helft van negentiende eeuw het salonsysteem vervangen werd door het “dealer-critic-system”. De combinatie van privédealers en kritisch discours lanceerde de carrière van een kunstenaar. Vandaag is dat systeem in crisis. De dealers zijn er nog, maar de critici hebben aan impact ingeboet en verliezen hun job. Er worden nog altijd heel goede kritieken geschreven, maar je krijgt de indruk dat niemand ze nog leest.’

Zou het kunnen dat de instorting van de kritische sfeer, waarvan de teloorgang van de kunstcriticus slechts een teken is, voor meer beklemming en angst zorgt?

‘Ik weet niet of we vandaag angstiger zijn. Ik was nog maar een kind na de Tweede Wereldoorlog, de dagen van het existentialisme, toen filosofen en kunstenaars het concept van de angst centraal plaatsen. De toekomst was van ons en we waren ons weinig bewust van de trauma’s van het onmiddellijke verleden. Maar je kan moeilijk beweren dat wat vandaag gebeurt, erger is dan wat de nazi’s deden. Tegelijk is het wel duidelijk dat de wereld vandaag een gevaarlijke plek is. En als Trump dan surft op een programma dat de angst van de massa exploiteert, kan dat politiek zeer gevaarlijk zijn.’

71_Vanhee_VanImschoot_deDuve_3_700.jpg

Vandaar de verhoogde urgentie voor kunst om kritisch positie in te nemen, toch? Of komen we dan per ongeluk weer uit bij de idee dat ze de wereld moet redden?

‘Zo verschrikkelijk complex is het inderdaad. We nood hebben nood aan een ruimer perspectief. We moeten volgens mij veel verder teruggaan dan de verlichting om de juiste kritische afstand te krijgen tegenover de gedeelde claim van religie en kunst dat ze de wereld kunnen redden. Ik zou zelfs zeggen dat we helemaal terug moeten naar de eerste verschijningsvormen van kunst en religie, toen mensen hun doden begroeven en decoreerden met rode oker. Dat is een esthetisch gebaar. Die 250 jaar sinds de Franse Revolutie, toen kunst en religie gescheiden raakten, zijn zo verwaarloosbaar kort in vergelijking met de 40.000 jaar dat religie en kunst nauw verweven waren.’

Ziet u in het hedendaagse terrorisme een trigger voor het definitief afvoeren van de idee dat kunst de wereld kan redden?

‘De meest brutale waarheid over het nieuwe terrorisme van de fanatieke islam was de uitspraak van Stockhausen dat 9/11 een kunstwerk was. Schandalig, zeker. Maar de esthetiek van die aanslag was perfect. Twee torens, twee vliegtuigen die uit een tegenovergestelde richting kwamen, gescheiden door enkele minuten, bij een azuurblauwe hemel. Het was georkestreerd als een kunstwerk.’

En daarin leest u een breuk met het religieuze redden van de wereld?

‘Als ik naga wat we vandaag als kunst benoemen, met name het esthetische aspect ervan, dan is dat inderdaad fundamenteel non-religieus. Neem nu de Madonna van Bellini. We weten in welke religieuze verlossingsgeschiedenis dat beeld cultureel past: de belofte van de redding van de wereld. Esthetisch verzet het werk zich echter tegen elke instrumentalisering. Wat Bellini een groot kunstenaar maakt, is niet de dienst die hij bewijst aan de religie, maar de menselijkheid van de maagd, haar fragiliteit, haar sterfelijkheid. Of neem een Afrikaanse sculptuur. Wat ons ontroert, is de vormelijke inventie en de humaniteit.’

Dus als je kunst van religie wil scheiden, moet je naar haar esthetische autonomie kijken?

‘Ja. Zag je in een museum ooit al iemand knielen voor de Madonna van Bellini? Je ziet dat nooit, omdat de kunst zich doorheen de autonomie van het esthetische afscheidt van de religieuze inhoud. Het esthetische laat je toe die scheiding mentaal te maken. Het modernisme weigerde die autonomie te zien en droeg de messianistische functie van religie over op kunst. Neem de schilderijen en geschriften van Mondriaan. Die tonen een messianistisch idee om de wereld te redden. Eens onze puristische architectuur de wereld veroverd zal hebben, zal de mens beter af zijn. Toch kun je een schilderij van Mondriaan ook esthetisch bekijken en het scheiden van zijn theorieën.’

Waarom blijven we die koppeling van kunst aan het redden van de wereld dan nog altijd maken, zeker in tijden van angst?

Kunst is het enige op deze planeet dat geen functie heeft

‘Het probleem is dat religie altijd weer via de achterdeur binnenglipt. Je kunt kunst en religie niet zomaar wegdenken omdat je dat beslist hebt. Dan wordt dat nog geen realiteit. Het communisme bestempelde religie als opium voor het volk en ontpopte zich prompt tot een superreligie met idolen als Stalin en Mao. Het gaat hier om iets complex. De scheiding tussen kunst en religie is moeilijk vol te houden omdat ze een filosofie veronderstelt bij de kunstenaar over hoe kunst functioneert. En dat is paradoxaal, want kunst is het enige op deze planeet dat geen functie heeft. Een kunstenaar of criticus zijn, betekent dat je je volle aandacht richt op dat mysterieuze ding en ervan overtuigd bent dat het een mysterie is, maar dat dat mysterie niet religieus is.’

Stanley Cavell stelde ooit dat kunst misschien wel elitair is, maar dat het geheim voor iedereen toegankelijk is.

‘Dat is zeker ook mijn positie. Je kan niemand dwingen om een gesofisticeerde cultuur boven een simpele te verkiezen, maar kunst zou er moeten zijn voor iedereen die de inspanning wil doen.’

Tom Van Imschoot en Isolde Vanhee zijn allebei redacteur van rekto:verso en docent aan LUCA School of Arts.