Knikkeren in de woestijn

Door Bernard Dewulf, op Mon Oct 31 2011 14:43:57 GMT+0000

Autoriteit kan men hebben en zijn. Gezag kan men alleen hebben. Vandaar, dus, dat men gezaghebbend kan zijn. Dat is niet altijd hetzelfde als een autoriteit.

Autoriteit heeft minstens twee betekenissen – volgens de gezaghebbende Van Dale zelfs vijf – die wel eens van elkaar onderscheiden worden door het enkelvoud en het meervoud. Autoriteiten zijn niet per se hetzelfde als een autoriteit. De eerste zijn veeleer ‘wettig’, de tweede is gewettigd op grond van kennis en invloed.

Men kan spreken met zowel gezag als autoriteit. Dat is, denk ik, hetzelfde. Hoewel, niet helemaal. Autoriteit kan men bijvoorbeeld niet dragen, gezag wel. Dan wordt men gezagdrager. Met gezag kan men in onze taal – op gezag van alweer Van Dale – sowieso net iets meer dan met autoriteit: het getrouw zijn of het ondermijnen bijvoorbeeld.

Autoriteit lijkt eenzamer, althans als woord.

48_Dewulf.jpgHet adjectief van gezag is, laten we zeggen, gezaghebbend. Dat van autoriteit is autoritair. Dat is wat vreemd. Stel dat ik enige autoriteit heb in het gezin, alleen al omdat ik nu eenmaal het gezinshoofd ben, dan ben ik daarom nog niet autoritair. Evenmin, uiteraard, mag ik mezelf dan zomaar een autoriteit noemen. Hoewel waarschijnlijk niemand een dermate volledige dossierkennis over het kroost heeft als ik. Behalve, uiteraard, de Moeder.

In deze, zullen we maar besluiten, ben ik een vice-autoriteit.

Al deze voorbereidende semantische spielerei is er slechts om de wat vervelende gelegenheidsvraag te ontwijken: ben ik, afgezien van mijn historische gezag als vader, ooit een autoriteit geweest? Of, in welke omstandigheid dan ook, gezaghebbend dan wel gezagdragend?

Ik geloof het niet.

Of het moet op de speelplaats geweest zijn, een leven geleden, op het vlak van knikkers. En ook wel bikkels.

Of mogelijk ook nog als kapitein van het basketbalteam. In de apenjaren.

Daarna was het afgelopen, tenzij sporadisch in de eigenliefde van de beginnende erotische verbeelding.

Misschien heeft dit alles, van de weeromstuit, wel te maken met een nog tragischer kwestie: om de een of andere, onachterhaalbare reden ben ik gezagsgetrouw in de wereld gebracht.

‘Gezagsgetrouw’, zegt Van Dale, betekent: ‘trouw aan het gestelde gezag, dit respecterend’.

Het kan ook ‘gehoorzaam’ heten. Van nature ben ik, vrees ik, nogal gehoorzaam. Stel een gezag in en ik erken het. Althans, in aanvang.

Er zijn mij geen onderzoeken bekend naar de oorzaken van gezagsgetrouwheid. Is het nature of culture? Zoals wel vaker zal het een beetje van beide zijn – al ligt mijn geval zeker niet aan een te autoritaire of tirannieke of spartaanse opvoeding.

Uiteraard laat ik het nu dramatischer klinken dan het is.

Het overgrote deel van de mensheid is, alles wel beschouwd, van een verbijsterende gehoorzaamheid. De voorbeelden strekken van de gruwelen van nazi-Duitsland tot de grollen van candid camera.

Ik ben geen uitzondering, maar de kwestie houdt me wel eens bezig. Bijna dagelijks immers probeer ik niet te gehoorzamen aan een van ergens ingeblazen gezeglijkheid.

Ik probeer het uit te leggen.

Trek twee lijnen en ik blijf erbinnen. Maak een kikker hoofdredacteur en ik luister lachwekkend lang naar zijn gekwaak. Stop een windhond in een uniform en ik word braaf. Trek een wit schort aan en ik beef. Leid het fietspad af naar de afgrond en ik volg het.

Enzovoort.

Geef mij een deadline en ik sterf op tijd.

Plaats een stopteken in mijn tuin en ik houd halt.

Enzovoort.

Uiteraard maak ik er nu een karikatuur van. Het gaat niet om een soort schichtige onderdanigheid, evenmin is het zomaar een chronische lafheid. En recalcitrantie en verontwaardiging zijn mij niet vreemd. Maar ergens, meer in de theorie dan in de praktijk, zit een automatisch respect voor autoriteit er diep in. Van de witte lijnen tot het witte schort.

Ontzag voor gezag.

Meer dan als een angst voelt het als een behoefte. Misschien is het wel een noodzaak. Om te overleven. Verzet betekent niet over de lijn gaan. Verzet speelt zich af binnen de lijnen, waar altijd de melancholie van het afgrondelijke en het onvermijdelijke heerst, door voortdurend het gezag van wat dan ook te ondervragen.

Tot op zeker hoogte is dat, alle verhoudingen in acht genomen, verwant aan de socratische ironie.

Volg de lijnen en stel tegelijk hun richting en dwang ter discussie. Respecteer het witte schort en ontdoe het tegelijk van zijn knopen.

Of misschien zijn dat allemaal maar hersenspinsels pro domo van de bange kamermens. Die op een fatale dag raar genoeg verdwaald in de woestijn een eenrichtingsbord tegenkomt, vertwijfeld gaat zitten in het oneindige zand en hoopt dat hij niet zal afgaan op zijn instinct in de keuze tussen doorgaan, terugkeren en blijven zitten.

Bernard Dewulf is schrijver.