Klassieke muziek zkt minder klassiek publiek

Door Wouter Hillaert, op Sat Feb 13 2016 08:17:43 GMT+0000

‘Iedereen klassiek!’ Het laat zich makkelijker scanderen dan in de praktijk brengen. Klassieke muziek krijgt vaak het verwijt de kunst van een elite te zijn. Of moeten we juist spreken van een bedreigde minderheid? Hoe dan ook wordt tegenwoordig geld noch moeite gespaard om deze hoge kunst aan de gewone man te brengen. Waar ligt de grens tussen noodzakelijke transformatie en platte zelfontkenning? Wat is de kunst van populariseren? Een gesprek met vier professionele ambassadeurs van klassieke muziek.

Grappig is het wel. Of zelfs ronduit ironisch. Tweeënhalf uur voer je een gesprek over de al dan niet elitaire aard van klassieke muziek, en waar die dan aan kan liggen. Je hebt er vier mensen voor verenigd met zicht op de zaak. Hendrik Storme is artistiek directeur van het Klarafestival, dat elk jaar een scherpe programmering ophangt aan even scherpe maatschappelijke thema’s, en experimenteert met alternatieve concertformats. Chantal Pattyn is de vrouw die van Klara een radiozender maakte waarvan sommige verstokte klassieke luisteraars vinden dat er nu te veel jazz gedraaid wordt. Jeroen Vanacker leidt het Concertgebouw in Brugge, waar hij zweert bij een veelkleurig programma en een sterk uitgebouwde publiekswerking. En Jan Vandenhouwe is hoofddramaturg van de Ruhrtriënnale, die streeft naar de wederzijdse omhelzing van klassiek en, wel ja, iedereen. Een omhelzing kan soms op een worsteling lijken.

Je voert dat gesprek in een kader dat de clichés van de hoge kunst pijnlijk bevestigt: in een chique salon, op de rode pluche, met houten parket, tussen statige schilderijen. Het salon heet de Warande, riant gelegen onder de modeste kantoren van het Klarafestival, in de bewaakte zone van de Amerikaanse ambassade in Brussel. En dan word je op het eind, na zoveel discussie over waarden en oubolligheid, ineens als schoolkinderen aangemaand om de club te verlaten, omdat de echte klanten arriveren voor hun causerieën op de noen: de Vlaamse haute finance, de ware bourgeoisie, de machtigen van de hoofdstad. Een reality check, zeg maar. Wat heet dan ‘elitair’? Juist met die vraag waren we ons gesprek begonnen …

Nog steeds leeft de perceptie dat klassieke muziek elitair is. Is dat zo? En is dat dan een probleem?

Vandenhouwe: ‘Voor mij is klassieke muziek alleen “elitair” in de betekenis van “uitgelezen”: zo uitzonderlijk goed dat het de eigen tijd overstijgt. Waarom wordt Bach nog uitgevoerd? Omdat hij beter is dan zijn tijdgenoten. Was hij elitair? Als klassieke muziek al elitair is, dan is dat omdat ze een bepaalde uitzonderlijke kwaliteit heeft. Daarom steken we er juist zoveel energie in om ze naar een breder publiek te brengen. Zeker vandaag, waar alles om de cijfers draait, is klassieke muziek een kleine wereld waar dat niet geldt. Die uitzonderingssituatie zou je “elitair” kunnen noemen, maar dan als kracht: het is een van de laatste domeinen waar nog echt over kwaliteit gesproken kan worden.’

Storme: ‘Bach was de beste van zijn tijd, en in dat opzicht misschien elitair, maar tegelijk is Bach enorm populair. Programmeer Bach en je zaal zit vol.’

Vanacker: ‘Er wordt vaak gezegd dat klassieke muziek, en zeker opera, duur is. Dat klopt, al blijft dat relatief en wordt er enorm veel moeite gedaan om die strikt economische drempel naar beneden te halen. Er zijn natuurlijk wel financiële eigenheden aan klassieke muziek: laat een symfonisch orkest of een koor een week repeteren en de kosten swingen de pan uit. Daar kun je niet omheen. Dankzij overheidssteun bied je toch een haalbare prijs voor zoveel mogelijk mensen.’

Pattyn: ‘Tegenover Londen en New York is klassiek in Vlaanderen zelfs spotgoedkoop. In de Wiener Staatsoper betaal je 250 euro.’

Vanacker: Socio-economisch gesproken zie ik ook een heel brede vertegenwoordiging van de bevolking in onze zalen. De tijd van bontjassen, goudgerinkel en bejaarde bourgeoisie is stilaan voorbij. Het publiek is doorgaans wel ouder, maar dat heeft niets met elitarisme te maken.’

De tijd van bontjassen, goudgerinkel en bejaarde bourgeoisie is stilaan voorbij

Vandenhouwe: ‘Je zit gewoon met een generatie die tijd heeft om naar een concert te gaan.’

Storme: ‘Tijd en kennis. En vooral dat laatste is een heel groot probleem. De historische en muzikale basiskennis kalft af.’

En dus wordt klassiek voor jongeren ontoegankelijk?

Storme: ‘Vraag nu aan jongeren: wie is Mozart? Je staat versteld van de antwoorden. Mozart wie? Dat maakt klassieke muziek vanzelf elitair, omdat ze mensen “buitensluit” die de kennis ontberen om er toegang toe te krijgen in intellectueel-esthetische zin. Zo leidt het inclusieve, nivellerende onderwijs onbedoeld tot nieuwe vormen van exclusiviteit. Als je niet weet dat Beethoven heeft bestaan, dan lijkt een festival met Beethoven-symfonieën inderdaad elitair.’

Vandenhouwe: ‘Het onderwijs faalt vooral in het doorgeven van een algemene brede cultuur, terwijl je Beethoven eigenlijk niet los kan zien van de verlichting. Essentieel aan westerse klassieke muziek is nu eenmaal dat ze een steeds veranderende tijdsgeest uitdrukt. Ook zonder die kennis kan je een aria uit de Klara Top 100 mooi vinden, maar bezoekers van klassieke concerten zijn juist meerwaardezoekers die zich graag verdiepen. In het Concertgebouw worden inleidingen massaal bijgewoond. Maar als wij bij het popmuziek-programma van de Ruhrtriënnale een flinterdun programmaboek aanbieden, laten mensen het nog links liggen.’

70_Gyselinck-Hillaert_klassiek(c) Ivo Janssen_700.jpg

Vanacker: ‘Dat is een teken van de tijd, geloof ik. Denk aan wat Alessandro Baricco schrijft in De barbaren. De huidige generatie zou er meer een zijn van de oppervlakte, het surfen, het vluchtige, de beweging, in plaats van in de diepte te willen duiken. Vandaag komt daar nog een geëxplodeerd vrijetijdsaanbod bij, ook online. Je kan gewoon niet meer op alles diep ingaan. Je ziet dus een tendens richting veelheid en breedte, weg van focus en diepte.’

Storme: ‘Juist voor klassieke muziek is die evolutie problematisch. Het concept “klassieke muziek” is in het leven geroepen door de vroege negentiende-eeuwse burgerij, die zich tegenover zowel de verarmende aristocratie als het gewone volk wou profileren door haar scholing te demonstreren. En dus vond ze haar gedroomde uitdaging in de moeilijkheid van bijvoorbeeld de late Beethoven: die vergt vorming, verdieping, concentratie, geduld en kennis om de schoonheid ervan te ontginnen. Daar hebben we vandaag onze integrale concertetiquette aan te danken. Luisteren doe je in stilte, bijna als een gebed, in de tempel van de concertzaal, naar muziek als een heilige tekst. Hoe meer de samenleving seculariseert, hoe sacraler we omgaan met de kunst van het verleden. Zeker in de klassieke muziek.’

Het ligt dus niet alleen aan het onderwijs, maar ook aan de muziekbeleving zelf?

Storme: ‘De paradox is dat de omgang met klassieke muziek elitairder werd, naarmate ze meer mensen bereikte. Want eigenlijk bestaat de concertzaal nog maar sinds de negentiende eeuw. Tot dan was klassieke muziek louter een privéaangelegenheid voor de aristocratie, en diende ze als achtergrondmuziek, om op te dansen of bij te bidden. Ook Bach. De aura van heiligheid werd er pas later over gedrapeerd. En die blijft ons tot op vandaag parten spelen. Grote orkesten blijven vasthouden aan een negentiende-eeuwse traditie van uitvoeren en programmeren, die elke verbinding met onze tijd mist. Gewoon al hoe ze op het podium zitten! Waarom die ruimtelijke scheiding tussen uitvoerders en publiek? En waarom blijven we klassiek “klassiek” noemen? Als theater vertrekt van historische teksten, heet dat toch ook niet “klassiek theater”?’

Grote orkesten blijven vasthouden aan een negentiende-eeuwse traditie

Pattyn: ‘Bij opnames vraag ik me vaak af: wie weet er nog waarom zo’n concertprogramma er zo uitziet? Waarom altijd dezelfde formats: eerst een ouverture, dan een concerto en op het eind onverbeterlijk een symfonie? Waarom moet dat per se?’

Vandenhouwe: ‘Dat zijn vaak eerder pragmatische dan inhoudelijke keuzes: de bezetting verandert en dus moet er een pauze zijn. Of: we werken met een ster-solist, dus er moet een concerto in.’

Storme: ‘Maar waar zitten dan de kritische stoorzenders? Die ontbreken compleet. De nostalgische benadering kabbelt maar voort. En intussen vergrijst het publiek, en dunt het uit.’

Pattyn: ‘Gelukkig is er dans. Ontzettend veel mensen hebben weinig evidente klassieke muziek leren kennen via Anne Teresa De Keersmaeker. Noem maar op: Ligeti, Bartók, Sciarrino of Grisey’s Vortex temporum. Zelfs veel kenners hadden dat stuk spectralistische muziek nooit gehoord.’

Waarom heeft hedendaagse kunstmuziek het zo moeilijk in de traditionele concertzalen?

Vandenhouwe: ‘In geen andere kunstvorm hebben kunstenaars zich aan het begin van de vorige eeuw zo expliciet afgekeerd van het grote publiek, uit protest tegen de opkomende massacultuur. De Duitse filosoof Adorno zei: “De dag dat iedereen de muziek van Schönberg mooi vindt, is er iets mis met de wereld.” En dat leeft nog steeds. Veel hedendaagse muziek wordt gecreëerd op gespecialiseerde festivals met een heel academisch kader. Als ze die ivoren toren verlaat, dan geloof ik echt dat je er veel meer mensen naartoe krijgt. De muziek van Stockhausen kan bijvoorbeeld jonge electro-liefhebbers aanspreken.’

Vanacker: ‘Een essentieel verschil tussen klassieke muziek en andere kunstvormen is dat niet de scheppende kunstenaars in het centrum van de belangstelling staan, maar de uitvoerders. In klassieke muziek zijn de componisten ook zelden tijdgenoten van hun publiek, waardoor de match tussen beide veel kleiner is. De beperkte aanwezigheid van nieuwe muziek in concertprogramma’s is een fundamenteel probleem. In dat opzicht is hedendaagse muziek elitair: er komt bijna geen publiek op af.’

De beperkte aanwezigheid van nieuwe muziek in concertprogramma’s is een fundamenteel probleem

Storme: ‘Maar juist omdat klassieke muziek zich voornamelijk op het verleden richt, is de uitvoering zo belangrijk. Dat is de vertaalslag naar onze tijd, ook bij oud repertoire. Alleen is het net in die presentatie dat klassiek nog altijd schromelijk tekortschiet. En dat terwijl muziek misschien wel de meest levendige kunst is van allemaal, omdat ze alleen kan bestaan bij gratie van de live uitvoering. Een schilderij kan je wel anders ophangen, maar het schilderij zelf blijft onveranderd. Voor klassieke muziek zijn er duizend mogelijkheden om het uit te voeren.’

Pattyn: ‘Met het Klarafestival bied jij daar wel goeie antwoorden op, vind ik. Je trekt volle zalen met het fenomeen Lang Lang, maar op diezelfde avond hoort het publiek ook een nieuwe creatie van wijlen Luc Brewaeys, onze beste Belgische componist. Met alleen hedendaagse muziek vul je niet de hele Henri le Boeuf-zaal. De meeste mensen willen vooral bevestigd worden in hun smaak.’

Werkt het traditionele programma dan als een soort glijmiddel voor die weerbarstige hedendaagse muziek?

Storme: ‘Oneerbiedig noemen we dat soms “de sandwichmethode”, maar dat is maar één van onze vele strategieën.’

Vanacker: ‘Een strategie die voor het Concertgebouw heel goed werkt, zijn concerten die we ophangen aan een aantrekkelijk abstract thema. Ik denk aan ons festival Surround: muziek beleven te midden van de klank, dat trekt enorm aan. Dan krijg je op vier avonden plots duizend man voor hardcore nieuwe muziek, dat zou anders nooit lukken. Daarnaast blijft het telkens weer de uitdaging om die link met de maatschappij te leggen. Klassieke muziek heeft geen tekst, of het is religieuze tekst, in een taal die je niet meer begrijpt. Hoe geef je daar dan toch urgentie aan? Wij doen dat nu met het thema migratie. In zijn programma Mare Nostrum laat Jordi Savall zien hoe dat hele diverse gebied van de Middellandse Zee toch één culturele eenheid vormt. En tot welke prachtige kunst dat heeft geleid. Dus ook in een abstracte kunst als klassieke muziek geloof ik dat er erg veel betekenis te vinden is, waarrond je gemeenschappen bijeen kan brengen. Het gaat erom verhalen te vertellen die het strikt muzikale overstijgen.’

Vandenhouwe: ‘Ja, als programmator ben je een soort curator. Ik moet denken aan wat Philippe Herreweghe me zei na Accattone, de theatervoorstelling van Johan Simons met muziek van Bach: “Ik dirigeer nu al decennia dezelfde cantates van Bach, ik wil niet dat dat routine wordt.” Als hij Bach dirigeert in een zaal als het Parijse Théâtre des Champs-Elysées, dan is dat steeds vaker voor wat half ingedommelde bejaarden. Niemand luistert naar de tekst, het is routine geworden, in het beste geval een ritueel. Philippe zegt dat zelf: “In elk van die meesterlijke cantates zit ook een deel waar je hoort: hier is Bach gewoon bandwerk aan het doen.” Maar door Pasolini’s verhaal in Accattone te verweven met de sterkste delen uit diverse cantates van Bach, als een soort passie, kreeg die oude muziek opnieuw haar radicale betekenis terug. Het klopte weer.’

Waarom schrapt Herreweghe die saaie delen uit Bachs cantates dan niet gewoon?

Vandenhouwe: ‘Vandaag overweegt hij dat ernstig. Na Accattone zei hij: “Ik wil gaan testen of ik rond bepaalde thema’s geen cantateprogramma kan maken met alleen de goeie stukken.”’

Pattyn: ‘Het is toch eigenlijk ongelofelijk dat zelfs Herreweghe daar niet aan durft te raken? Die heilige eerbied! Luc Devoldere stelt in zijn essaybundel Tegen de kruideniers enkele scherpe vragen over de traditie: wat willen we bewaren, wat willen we doorgeven? Dat mag geen automatisme zijn, daar moet over gediscussieerd worden. Anders leeft het niet.’

Liszt speelde concerten als een levende jukebox: mensen mochten hem hun favoriete stukken toeroepen

Vandenhouwe: ‘En werd die muziek van Bach indertijd zo heilig behandeld? Natuurlijk niet. In de negentiende eeuw waren concertprogramma’s een soort bonte avond. Liszt speelde concerten als een levende jukebox: mensen mochten hem hun favoriete stukken toeroepen. Je zou het nu eens moeten proberen. Het begon vooral te veranderen ten tijde van Gustav Mahler: ineens moest het donker zijn in de zaal, mocht men niet meer applaudisseren tussen de delen, enzovoort.’

Pattyn: ‘Een mooi voorbeeld is ook de Mattheuspassie van René Jacobs. Christus is nog nooit zo vrolijk gestorven aan zijn kruis! Heel veel mensen waren in shock, omdat hij ze uitvoerde als een opera. Niet in de paastijd, maar in september. Sommigen liepen boos de zaal uit.’

70_Gyselinck-Hillaert_klassiek_© Lukas Verstraete_700.jpg

Dat het publiek boos wordt, is dat een goed teken?

Storme: ‘Op z’n minst open je dan toch het debat, en ook dat is de verantwoordelijkheid van een programmator: voor scherpe en kritische lezingen durven te gaan, zonder vrijblijvendheid.’

Pattyn: ‘Het hangt er wel van af welk publiek je voor je hebt. Mensen die in BOZAR naar René Jacobs gaan, kennen René Jacobs al. Daarnaast heb je evenementen als Klara in deSingel: klassieke muziek in alle maten en vormen, de hele Singel bomvol, mensen met kartonnen bordjes alsof Adele in het Sportpaleis speelt: “Zoek ticket”. Daar komen mensen op af die het repertoire nog niet kennen. De concerten zijn ook korter, daar schamen we ons echt niet voor. Ook voor Iedereen Klassiek trekken we ons van de etiquette en het gebruikelijke snobisme niets aan: mensen kunnen meezingen, we koppelen klassiek aan games, maar we laten ook Arvo Pärt horen. Een hele dag ga je voluit voor de interactieve of spirituele ervaring. Ik werd in Brugge op straat bedankt door mensen die de dag van hun leven hadden meegemaakt. Ze waren nooit eerder in het Concertgebouw geweest.’

Storme: ‘Van zodra je de muziek uit de zalen naar buiten brengt, in de stad, in nachtclubs, in de openbaarheid, dan ontheilig je ze en beleef je ze minder sacraal, minder stijf.’

Vanacker: ‘Een probleem met out of the box-formules is weldat je er vaak een kleiner publiek mee bedient. Meer dan vierhonderd mensen kan zo’n format niet aan. Natuurlijk beleef je een symfonie optimaal als je tussen het orkest kan zitten, Iván Fischer doet dat elke zoveel weken in Berlijn en Boedapest. Maar je krijgt nooit duizend man op dat podium. Dan rijzen er meteen serieuze vragen over het businessmodel. Als huis moet je daar zwaar in investeren.’

En zie je van die investering ook de juiste return?

Storme: ‘Die return is voor mij vooral van spirituele aard. Klassieke muziek verbindt je op een emotioneel, esthetisch en intellectueel niveau met het verleden. Juist die verbinding zijn veel mensen kwijt. Het overkomt mij nog altijd vaak: je zit in de zaal, je luistert samen met honderden anderen naar fantastisch werk, en je ervaart een soort verbinding in spirituele zin. Horizontaal: met elkaar, met de uitvoerders, maar ook in de diepte: met ons verleden, onze cultuur. Het voelt als spiritueel thuiskomen, zonder dat je er religie voor nodig hebt.’

Als het geen beschavende missie is die jullie drijft, is het dan wel een pedagogische?

Pattyn: ‘Ik word niet graag in die hoek geduwd, maar tegelijk is de missie van Klara bijna expliciet beschavend: het klassieke repertoire naar een breed publiek brengen, maar dan wel met heel veel fringe rond, heel veel andere muziek. Veel andere cultuur ook. In onze baseline komt het woord “klassiek” al niet meer voor. “Blijf verwonderd”, zeggen we. Van een zender voor klassieke muziek is Klara geëvolueerd naar een brede cultuurzender.En dat heeft ook een intercultureel kantje. Het is goed om te beseffen dat het Westen niet de enige cultuur is met een klassieke muziektraditie. Ook in de Arabische wereld en in de Indische muziek is er een klassieke traditie. Waarom mixen we die “klassieke muzieken” niet gewoon?’

Storme: ‘Ook met het Klarafestivalstreef ik daarnaar, bijvoorbeeld door op de volgende editie een Palestijnse componist muzikaal te laten inbreken in de Johannespassie. Hij heeft twee muzikale reflecties gecomponeerd die geïnspireerd zijn door het soefisme en die over lijden en medelijden gaan. Daar ligt voor ons nog een grote uitdaging: hoe kunnen we de westerse cultuur verzoenen met andere culturen, zonder onze eigen traditie te verloochenen, maar ook zonder uit te gaan van een eigen westerse superioriteit?’

Vanacker: ‘Je moet wel blijven durven zeggen dat iets belangrijk is: “Dit is goed, dit moet je gehoord hebben.” Daar zit misschien een stuk elitarisme in, paternalisme misschien zelfs, maar als programmator moet je toch iets durven te verdedigen, ergens voor staan?’

Er spreekt toch een soort bekeringsdrang uit die eigen is aan de cultuursector.

Vanacker: ‘Maar dat geldt toch ook voor pakweg gastronomie? Het zou doodzonde zijn, mocht je enkel de Vlaamse keuken kennen, en dan ook alleen frieten met stoverij, vol-au-vent en stoemp met worst. Lekker, daar niet van. Maar zo gaat de rijkdom van vele soorten smaken en texturen wel aan jou voorbij. Hetzelfde geldt voor kunst. Het gaat om aandacht creëren voor de veelheid en de diversiteit. Scarlatti is fantastische muziek, maar van de barok is bij het grote publiek slechts een schamele Drievuldigheid overgebleven: Bach, Händel en Vivaldi. Het is toch compleet ondenkbaar dat die honderdvijftig jaar barok maar tien interessante kunstenaars zou hebben voortgebracht?Als programmator moet je een gids durven te zijn. Je neemt mensen mee op een zoektocht.’

Het onderwijs helpt niet, en ook politici vinden kunst compleet onbelangrijk

Pattyn: ‘Ja, we zijn allemaal ambassadeurs. Als Bart Stouten vijf minuten op tv komt om iets over Bach te vertellen, dan heeft dat een massaal effect. Maar we staan er wel meer en meer alleen voor. Het onderwijs helpt niet, en ook politici vinden kunst compleet onbelangrijk. Je ziet ze amper op concerten, op tentoonstellingen, in het theater. Kunst is in de ogen van politici vooral een noodzakelijk kwaad dat geen enkele stem oplevert.’

Storme: ‘Voor veel politici lijkt kunstsubsidiëring weggesmeten geld, maar ze onderschatten heel erg het bereik en de impact van cultuur op een publiek. Op het Klarafestival zit elk concert altijd vol. Jeroen leidt een groot huis: ook daar zit het vrijwel altijd vol. Er is een groot publiek voor wat we doen. En toch blijven velen zeggen dat klassieke muziek een probleem heeft met zijn publieksbereik. Dat klopt niet.’

Pattyn: ‘Ik zie toch echt wel een probleem, Hendrik. Volgens een recent muziekonderzoek van de VRT wordt klassieke muziek nu evenveel gehaat als de Vlaamse schlager, ik vond dat echt onwaarschijnlijk. Nog een ander duidelijk signaal: Klara is steeds moeilijker te ontvangen op de FM-band. We worden weggedrongen door zenders met een veel krachtiger signaal. Veel tastbaarder kan een probleem met “publieksbereik” niet zijn.’

70_Gyselinck-Hillaert_klassiek_Pieter Jan Leusink dirigeert The Bach Choir & Orchestra of the Netherlands (c) Bokkie Vink_700.jpg

Welke rol kan radio dan spelen binnen die popularisering van klassieke muziek?

Pattyn: ‘Kijk, klassieke muziek alleen zal niet volstaan, als we een ander publiek willen aantrekken. Niet klassieke muziek is de eerste reden waarom mensen naar Klara luisteren, daar is onderzoek naar gedaan. Mensen luisteren voor de rust. Het heeft dus meer te maken met emotie dan met intellect. En daarom hebben we bij Klara nu een dagprogrammering volgens bioritme, met ’s ochtends vooral rustige muziek. Na het ontbijt splitsen we mensen nog geen symfonische orkesten in de maag. Die kunnen heel mooi zijn, maar ook geweldig op je systeem werken als je slecht geslapen hebt. In de namiddag brengen we het klassieke repertoire, in de beste uitvoeringen. Ook daar mag geen irritatiefactor in zitten. Ons publiek is nu gemiddeld ouder dan vijfenveertig jaar. Veel mensen leren klassieke muziek pas op een oudere leeftijd kennen, als ook in hun levens de rust terugkeert – of als ze net bij uitstek naar rust verlangen.’

Vandenhouwe: ‘Maar een van de eigenschappen van klassieke muziek is toch juist dat het wel schuurt? Dat het de irritatie opzoekt?’

Pattyn: ‘Nee, als je alleen maar naar klassieke muziek luistert, word je extreem moody, heel melancholisch, zeer onrustig. Dat kan voor mij echt niet. Als ik Vlaanderen zijn rust wil gunnen, kan ik bepaalde muziek niet uitzenden. Dat probeer ik dan op te lossen met een fijne mix van muziekgenres. Denk aan het programma Django met Heidi Leenaerts: dat is wat klassiek, wat jazz, je hoort een ud-speler passeren … Dat gaat erin als zoete koek, en mensen doen de ene ontdekking na de andere. Maar ’s avonds kan wel alles op Klara. Dan hebben luisteraars hun vaste afspraak met echt bijzondere muziek, zoals Private view, de eerste opera van Annelies Van Parys, hardcore hedendaags, geweldige muziek. En dat in een sfeer van besparingen! Ik ben dwars over de Reyerslaan moeten gaan liggen, want het scheelde geen haar of de nachtradio ging aan om 22u met voorgekauwde playlists met klassiek light. Serieus, we gaan toch niet gaan slapen om 22u? Juist dan moet er ruimte zijn voor een goeie late night programmering: hedendaagse jazz, hedendaagse muziek, wereldmuziek.’

Dus Klara is overdag Classic FM en ’s avonds …

Pattyn: ‘Nee, het is helemaal geen Classic FM overdag. Vergelijk onze playlists, dat is een wereld van verschil. Ik leid een openbare zender, ik moet andere dingen doen. En daarom: “Klara, blijf verwonderd”. In mijn waarden voor Klara staan “inzicht” en “ontdekking” met stip genoteerd, goed voor slow radio. Maar bovenaan staat “genot”. Echt waar, ik vind dat mensen moeten genieten van klassieke muziek. De meeste reacties die we op Klara krijgen, vertellen precies dat. Ze zijn vooral emotioneel.’

En vinden we dat goed?

Pattyn: ‘Ik heb daar geen enkel probleem mee.’

Vanacker: ‘Dat is oké, maar er moet altijd een balans blijven tussen hoofd en hart.’

**Pattyn: ‘**Ik heb Klara ooit het wellness center van de radio genoemd. Sans gêne. Vroeger kreeg je ’s ochtends nog bij elk stuk historische, soms bijna musicologische duiding.’

Vandenhouwe: ‘In Duitsland is dat nog steeds zo. Krijg je bij het ontbijt lange citaten uit brieven tussen de componist en zijn uitgever, zulke dingen.’

Pattyn: ‘Niet dat die uitleg op Klara uit den boze is, maar dan liever in de namiddag of ’s avonds. Neen, met wellness is niets mis. Daarom is ook het klankbeeld van Klara helemaal anders gemoduleerd. Bij andere zenders is de klank enorm gepimpt en gecomprimeerd, dat knalt echt uit de boxen. Bij klassiek doen we dat minimaal. Ook dat is wellness. Mensen zoeken dat echt op bij ons.’

Een festival zoals het Klarafestival heeft natuurlijk een andere opdracht.

Storme: ‘Zelf ben ik minder geïnteresseerd in het bieden van schoonheid, in de zin van ontspanning. We moeten in de muziekwereld verder mikken dan op ontspanning alleen.’

Pattyn: ‘Oké, maar toen jij je programmering voor het Klarafestival kwam uitleggen bij de Klara-redactie, zei een van mijn beste samenstellers: “Maar dat gaan wij toch niet een hele dag uitzenden, zeker?” Dan denk ik: twee weken per jaar moet dat wel kunnen. En dan wordt er eventjes zwaar geleden op Klara. Want als wij de hele namiddag de ene Passie na de andere uitzenden, en dan nog een lamento en een Stabat Mater ertussen, dan storten wij ons 2% marktaandeel in Vlaanderen collectief in een depressie! Ik ben nu eenmaal met een ander medium bezig. Niet 14, maar 365 dagen per jaar. Dan gelden er andere criteria.’

Storme: ‘Onze concertprogramma’s zijn veeleer gericht op het rechtstreekse emotionele contact in de zaal. Rechtstreekse emotie. Ook de uitvoerders die we zoeken, zetten in op heel emotionele, theatrale, overtuigende, publieksgerichte benaderingen. Schoonheid is één ding, maar ik wil mijn publiek ook duidelijk maken waarom wij vandaag nog Stabat Maters en Passies nodig hebben. Mij gaat het om dat gevoel van spiritueel thuiskomen, van diepere waarden die we nog allemaal delen. Op radio valt dat soms moeilijk. Als ik Goebaidoelina programmeer, met een werk voor contrabas en fluit, dan is dat voor radio natuurlijk geen cadeau. Maar daarom hebben we ook zo iemand als Chantal, die daar altijd oplossingen voor vindt.’

Pattyn: ‘Ik ben de Harvey Keitel uit Pulp Fiction: de problem solver. “Open the trunk, there’s the corpse, let’s get rid of the corpse!”’

Waar ligt voor jullie de grens: wanneer gaat de popularisering te ver?

Vanacker: ‘De commerciële logica mag het gewoon niet overnemen. Het moet een en-enverhaal blijven: soms zelfbedruipend, wie weet zelfs winstgevend, maar tegelijk ook met investeringen in de toekomst, de durf om risico’s te nemen, jong talent te programmeren. Die balans is cruciaal.’

Pattyn: ‘Klara kan niet elke dag de Top 100 programmeren, maar twee dagen per jaar moet dat kunnen. Let wel: met uitsluitend topuitvoeringen. Die dagen verdriedubbelt ons marktaandeel. Zelfs de minister-president zat te tweeten over de Top 100!’

Vanacker: ‘Ja, de kritiek op initiatieven als de Top 100 is vaak een symbolenoorlog. Zo’n Top 100 maakt deel uit van verbredende strategieën, naast veel specifiekere, meer risicovolle concertprogramma’s. Cruciaal zijn de noties openheid en inclusiviteit: niet alleen meer mensen naar klassieke concerten krijgen, maar ook bij het klassieke publiek openheid creëren voor nieuw repertoire. Voor een smalle top van publiek dat ook bereid is hedendaags klassiek te beluisteren, heb je een enorm brede basis nodig. We hebben er dus alle belang bij om die basis zo breed mogelijk te maken.’

Dus klassieke muziek is nog lang niet dood en begraven?

Vanacker: ‘Nee, we moeten vooral opletten om niet steevast in het defensief te gaan. De dood van klassiek is al zo vaak aangekondigd, en we trappen in de val om dat dan zelf nog eens te gaan herhalen. Het is een plaat die blijft hangen, terwijl de publiekscijfers juist leren dat er vandaag een veel groter publiek voor klassiek bestaat dan vroeger. Er zijn meer organisatoren, een groter aanbod en een publiek dat in stijgende lijn gaat. We hebben ook enkele ijzersterke wapens: er is de kwaliteit van onverwoestbare kunst, er zijn topuitvoerders en er is de creativiteit en de ambitie om die kunst naar een publiek te brengen. Ik ben niet negatief.’

De publiekscijfers leren dat er vandaag een veel groter publiek voor klassiek bestaat dan vroeger

Pattyn: ‘Ik ben gematigd negatief. Als het over digitalisering gaat, blijf ik binnen de VRT op mijn honger zitten. Wil Klara overleven, dan moet het ook op dat vlak verbreden: naast radio en events ook een digitaal aanbod ontwikkelen. Gelukkig staat dat nu wel ingeschreven in de beheersovereenkomst.’

Heeft de digitalisering de klassieke muziek even ingrijpend veranderd als pop?

Vandenhouwe: ‘Het is opvallend dat binnen de cd-verkoop enkel klassiek het vrij goed blijft doen. Bij een cd krijg je nu eenmaal ook nog de nodige duiding. Spotify biedt dat niet. Je kan zeggen: op internet is alles te vinden. Maar hoe vind je je weg? Je hebt hoe dan ook gidsen nodig.’

Storme: ‘Dat is net het belang van cureren: autoriteit durven op te nemen. Juist in een tijd waarin alles zo beweegt, is er ook nood aan stilstaan. Maar waar dan bij stilstaan? Klassieke muziek is een oerwoud, daar raak je in je eentje niet door. En dus is onze missie: voorstellen doen.’

Vandenhouwe: ‘Die autoriteit moet niet autoritair zijn. In mijn ogen is het een vorm van vriendschap. Ook met je vrienden spreek je over wat je graag gezien hebt, over muziek die je fantastisch vindt. Je gidst elkaar. Ook programmeren is gidsen door een onoverzichtelijk landschap met een zeer divers repertoire, en daarbinnen ook nog eens met zeer uiteenlopende uitvoeringen. Begin er maar aan.’

Wannes Gyselinck is dramaturg en docent op het KASK in Gent. Wouter Hillaert is freelance cultuurjournalist. Beiden zijn kernredacteur van rekto:verso.