Kinderangst

Door Virginie Platteau, op Fri Sep 19 2014 13:56:08 GMT+0000

Denken over de kindertijd spreekt tot de verbeelding. Het is die enorm intense, sterk bepalende, maar toch relatief korte periode waaraan we de diepste herinneringen bewaren. In het beste geval zijn die gedrenkt in zoete nostalgie naar die tijd van geborgenheid, speelse vrijheid en zorgeloosheid. Maar als we de stroom van recente publicaties mogen geloven, is die onbezorgde kindertijd definitief passé, in elke betekenis van het woord. Onze houding tegenover het nageslacht is op zijn zachtst dubbelzinnig te noemen.

In een tijd dat kinderpsychiaters ook mediafiguren zijn, is de staat van het kind geproblematiseerd. Enerzijds worden ze overbeschermd en in alles geëxcuseerd vanwege hun kind-zijn, anderzijds staan ze onder enorme druk om zo snel mogelijk volwassen te zijn of toch optimaal de verwachtingen van de maatschappij in te lossen. Wordt het geen tijd dat we kinderen teruggeven wat hun toebehoort? Een kindertijd die naam waardig.

‘Childhood is not a place for children’ (Blake Morrison)

Elke generatie beklaagt zich op gezette tijden over de jeugd van tegenwoordig. Een andere gemeenplaats luidt dat een samenleving de jongeren heeft die ze verdient. Die ze zelf heeft opgevoed, vooral. Regelmatig verschijnen er studies en handleidingen over opvoedingsstrategieën en de al dan niet nefaste gevolgen ervan voor de aankomende jeugd. Daarmee is het vertrouwen in het intuïtieve grootbrengen naar godsvrucht en vermogen aardig bekoeld bij al wie voor opvoeding instaat. ‘It takes a community to raise a child’ is een graag aangehaalde boutade, maar in de praktijk moeten ouders het wel grotendeels in hun eentje opknappen, al helemaal als ze alleenstaand zijn. Je wordt verondersteld consequent een samenhangend pedagogisch model te volgen dat je kind op elk vlak de beste kans op slagen biedt, en het toelaat om zich maximaal te ontplooien. Al kan dat laatste beter vertaald worden als ‘maximaal aangepast te zijn aan de eisen van de huidige maatschappij’, eerder dan persoonlijke talenten en interesses te ontwikkelen.

63_Platteau_Kinderangst_© Thomas Huyghe700.jpg

Ook in pedagogische en onderwijsdomeinen is het economische discours volledig doorgedrongen. Opvoeding is een investering in de toekomst, die liefst nu al rendeert doordat de prestaties van je kind jouw status bepalen. Het vergelijken begint bij de bevalling (‘Hoelang duurde die?’, ‘En hoeveel weegt de kleine?’ …) en gaat verder in elke ontwikkelingsfase (‘Stapt ze nog niet?’, ‘Volgens de curve zou hij nu toch al tandjes moeten hebben.’ …). Aspecten waarop niemand invloed heeft, en die gewoon de eigenheid van het kind uitmaken. Naast de eigen aard bepaalt de opvoeding grotendeels de ontwikkeling en uiteindelijke persoonlijkheid. Wat nature naliet, kan door nurture rechtgetrokken worden. Of tenietgedaan.

Bourdieus theorie van culturele reproductie stelt dat sociale klassenverschillen in zogenaamd cultureel kapitaal al beginnen in de vroege kindertijd, en door de jaren heen accumuleren. Niemand heeft dat beter begrepen dan de (veelal Aziatische) zogenaamde Tiger Mums: moeders die hun kroost managen in het optimaal verwezenlijken van hun aanleg, door met ijzeren discipline en volharding te werken aan hun opleiding en opvoeding. Compromisloos perfectie eisen – in ritmische gymnastiek, wiskunde of vioolspelen, het maakt niet uit – en geen tijd verspillen met halfzachte emotionele toestanden. De perfecte voorbereiding op de bikkelharde wereld out there, die net zo is. Je kan niet vroeg genoeg gemodelleerd worden tot de perfecte, gedisciplineerde deelnemer aan het prestatiesysteem – hoe jonger, hoe beter. Boeken met (onder)titels als The Fetus Is a Genius: Education Begins before Birth of Even Age Zero Is Too Late liegen er niet om. Dat er met name in Japan een verontrustende stijging is van het aantal kinderen dat te kampen heeft met stressgerelateerde volwassenenkwalen zoals verhoogde cholesterol, maagzweren, haaruitval en depressie, daarover hoor je dan weer veel minder.

De tolerantie daalt tegenover kinderen in het algemeen, en zeker ten opzichte van wie niet past in dat prestatiemodel. Steeds meer kinderen die vroeger als ‘lastig’, ‘wat trager’ of net ‘zeer begaafd’ werden beschouwd, krijgen nu een label dat hun duidelijk maakt dat ze ‘anders’ zijn, en dus extra zorg, therapie of medicatie nodig hebben om te voldoen aan de eisen van de huidige maatschappij en aan de streefdoelen van het onderwijs. Uiteraard hebben systemen van extra zorg op school, logo-, psycho- en kinesitherapie voor veel kinderen een verschil gemaakt en helpen ze ook daadwerkelijk wanneer de zorg goed afgestemd is op het leer- of ontwikkelingsprobleem. Maar wie vandaag een willekeurige klas binnenstapt, zou wel de indruk kunnen krijgen dat er meer kinderen zijn met een pasje, een speciaal etiket of aangepaste zorg, dan het aantal kinderen dat gewoon meegaat in het standaardsysteem. Zijn kinderen steeds minder aangepast aan het onderwijs, of zullen we die redenering omdraaien?

Teacher, leave them kids alone

Neil Postman stelde in de jaren 1980 dat het behoud van de kindertijd grotendeels afhangt van hoe en wanneer we kinderen voorzien van informatie en sequentieel leren, wat typisch is voor een geletterde samenleving. Wat het verschil maakte tussen de volwassene en het kind, was ook de mate waarin iemand op de hoogte werd gesteld van de ‘mysteries van het leven’. Met name over hoe de wereld in elkaar zit, hoe mensen met elkaar omgaan en communiceren, wat relaties en seksualiteit betreft, hoe je voorwerpen, machines, formules, denkmodellen … hanteert. Om in al die zaken ingewijd te worden, had je een mentor, een leraar met (levens)ervaring, die zijn kennis en kunde doorgaf op het moment dat het kind daar rijp genoeg voor werd geacht. Maar vandaag moet de leraar een coach zijn: iemand die louter zachte begeleiding voorziet voor het leerproces (dat idealiter gestuurd wordt vanuit intrinsieke motivatie), en een leeromgeving ter beschikking stelt waarin de leerling gestimuleerd kan worden. Paradoxaal genoeg zijn het precies de technologieën van (digitale) geletterdheid die er nu voor zorgen dat de kindertijd als het ware verdwijnt. Er is nog amper sprake van sequentieel leren; alle informatie is permanent en overal beschikbaar: je zoekt het maar op en je zoekt het maar uit.

Kinderen worden tegenwoordig ook in alles betrokken. Hun mening telt in het bepalen van het menu, kledij, de vakantiebestemming … Wat hen impliciet ook met een verantwoordelijkheid opzadelt (‘Je hebt zelf mogen kiezen, dus zorg nu maar dat je het leuk vindt en er dankbaar voor bent!’), ook wanneer het gaat om keuzes die zo’n kind nog niet kan inschatten. Het slopen van de onbezorgde kindertijd gaat vaak langs sluipwegen.

We proberen zo hard te verhinderen dat kinderen ongelukkig zouden zijn, dat we hen beletten zelf manieren te vinden om gelukkig te worden

We moeten onze kinderen positief benaderen, dus worden ze vaak en veelvuldig bevestigd, ook voor gewoon aangenaam gedrag dat eigenlijk normaal is (‘Je bent flink aan het eten, dikke duim!’, ‘Bravo, hoor, zo goed spelen met je zusje!’ …). Psychiaters waarschuwen voor de gevoelens van mislukking, faalangst en depressie die deze zogenaamde applausgeneratie te wachten staat op het moment dat het publiek wegvalt, of wanneer de confrontatie met het eigen menselijke tekort onafwendbaar is. We proberen zo hard te verhinderen dat kinderen ongelukkig zouden zijn, dat we hen beletten zelf manieren te vinden om gelukkig te worden. Je zal nog zelden droevige boeken of films zien in de lijn van Annie of Alleen op de wereld, en het meisje met de zwavelstokjes is geen Disneyprinses …

Nooit eerder hield de samenleving in al haar aspecten zozeer rekening met kinderen. Uiteraard is dat positief, maar zijn we niet stilaan doorgeslagen naar een overdreven betutteling en onderschatting van de veerkracht, de creativiteit en de weerbaarheid van kinderen? Een valhelm voor peuters die leren lopen. Een elektrisch verwarmingstoestel voor vochtige billendoekjes. Zalf die korstvorming moet tegengaan, want stel je voor dat het lichaam zichzelf herstelt door een korstje op de kapotte knie te laten komen! Wie kinderen vooral als een afzetmarkt beschouwt, is vindingrijk in het verzinnen van dergelijke overbodigheden die één primair gevoel aanspreken: angst. In talloze verschijningsvormen: angst en onzekerheid om te falen als ouder en je kind te traumatiseren of het niet het allerbeste te geven. Angst voor conflict en emoties door zoonlief niet in alles tegemoet te komen. De onzekerheid hun liefde niet onvoorwaardelijk te verdienen en ze te moeten afkopen door verwenning. Statusangst in het constante vergelijken met andere ouders en hun kroost. Verlatingsangst. Schrik om de controle te verliezen, om zoon of dochter een eigen, andere persoon te laten zijn, om als ouder overbodig te worden. Angst en schuldgevoel, dat extraatje dat bij elke kersverse moeder geboren wordt samen met haar baby.

The child is father of the man

Kinderen hebben niet permanent een valhelm of verstikkende watten nodig, maar een veilige, rustige, verborgen plek om zich terug te trekken in hun eigen verbeelding, een plek voor verveling en doelloos spel of gekrabbel dat hun fantasie aanspreekt, liefst met volwassenen uit het zicht, maar in de buurt. Maar dat loslaten, de essentie van opvoeden die al begint bij het doorknippen van de navelstreng, vergt vertrouwen. Precies daar lijkt het ons steeds meer aan te ontbreken: vertrouwen in de boze buitenwereld, vertrouwen in het kind en in onszelf binnen het rolmodel van bekwame ouder/opvoeder/volwassene. Uit dat wantrouwen komt de drang tot controle, en eisen van ouders die een webcam in de crèche willen, tien sms-berichten per dag sturen naar hun tienerzoon of elke dag een update willen van het kamp op de blog van de jeugdbeweging, met veel foto’s. En dan meteen kwaad de leiding mailen als dochterlief er niet helemaal gelukkig bijloopt tijdens het bosspel …

De talloze tijdschriften, blogs en internetfora voor jonge ouders draaien in feite rond één vraag: ‘Doe ik het goed?’ Wat is goed ouderschap? De trend naar een meer relaxte, ‘good enough parenting’-houding maakt opgang, tot opluchting van velen. Tom Hodgkinson was een van de vroege pleitbezorgers met zijn boek The Idle Parent, en ook socioloog Frank Furedi haalt dat aan in Paranoid Parenting. Tegelijk klinkt het niet altijd even overtuigend, het lijkt er soms meer om te doen onszelf gerust te stellen dat we ‘good enough’ zijn, dan echt te ontspruiten aan een innerlijk vertrouwen dat het wel goed komt, zolang kinderen maar ruimte, grenzen en onvoorwaardelijk veel liefde krijgen. Zelfs dat laatste lijkt niet meer evident, terwijl het net de essentie van de ouder-kind-band is. Je kan publiekelijk een geboortecontract laten vastleggen, waarbij je belooft aan je kind om goede ouders te zijn. Welke schade geclaimd kan worden bij contractbreuk, is niet geweten. Alsof de zegening van het ouderschap een zelfgekozen, moedig en zwaar engagement is. En of het dat is.

We cultiveren en romantiseren de kindertijd in die mate dat er voor de ‘kids’ zelf geen lol meer aan is

Zegt onze vaak overspannen houding tegenover kinderen iets over de volwassenen die hen opvoeden en tot voorbeeld moeten strekken? Enerzijds cultiveren en romantiseren we de kindertijd in die mate dat er voor de ‘kids’ zelf geen lol meer aan is, omdat we al onze eigen ambities en gemiste kansen of kleine trauma’s op hen projecteren. Bovendien wil elke generatie het beter doen dan de eigen ouders, waarbij ‘beter’ vaak geïnterpreteerd wordt in materiële termen, soms met emotionele verwaarlozing tot gevolg. Daartegenover staat dat berichten van mishandeling, verwaarlozing, misbruik … aanhouden, ook bij ons. We lijken kinderen hun tijd te misgunnen, ze kunnen niet snel genoeg groot zijn en overal in betrokken worden, of voorbereid en behoed worden tegen elk mogelijk gevaar. Waarmee we hun zelfvertrouwen, het plezier en avontuur van het ontdekken ondermijnen.

Het vormt vandaag een belangrijke uitdaging om de kindertijd in ere te herstellen. Het is niet alleen de kwetsbaarheid, de onschuld en verwondering, de ontwapening van het kind die die tijd zo fascinerend maken en ons vaak heerlijk ten prooi laten vallen aan nostalgie en zoete sentimenten tegenover die kleine wezens. Het is evenzeer de onvoorspelbaarheid van het grut, hun onaangepastheid, het feit dat ze ons spiegelen en met onszelf confronteren, en tegelijk zo wezenlijk anders zijn dan we hoopten of (epi)genetisch kunnen vaststellen. Het is wellicht dezelfde angst en overspannenheid tegenover ‘het kind in onszelf’ – zoals het dan romantisch heet – die onze houding kan verklaren. Dat zachte, onvoorspelbare en kwetsbare facet van onszelf dat een leven lang groeit en zich vormt, en nukkig, opstandig en vertederend kan zijn, op de meest ongepaste momenten.

Overigens is niets zo makkelijk als een mening hebben over opvoeding, en niets zo pittig als daadwerkelijk opvoeden.

Virginie Platteau is moeder van drie dochters en redacteur vanrekto:verso.