Karate kid

Door Bert Van Raemdonck, op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

Foute films zijn leuk omdat ze fout zijn. Vaak zijn het net die films die, als je ze op het juiste moment in je leven te zien krijgt, het meeste indruk op je maken. Zo'n film was voor mij The Karate Kid.

The Karate Kid (John G. Avildsen, 1984) heeft een lidwoord in de titel. Dat wist ik niet, want zo lang als ik mij kan herinneren, wordt de film door iedereen gewoon Karate Kid genoemd. Vijf videotheken moest ik afschuimen om een kopie te vinden. In de eerste vier werd ik keihard uitgelachen toen ik met een schaapachtige blik vroeg of ze misschien eventueel alstublieft The Karate Kid in huis hadden. In de vijfde videotheek antwoordde de man achter de balie: 'Natuuuuurlijk! Rek 94, rij 3.' Wat volgde was een moment van herkenning en samenzwering. Twee volwassen mannen zweefden in gedachten met een gestrekt been door de lucht en pleurden de andere aanwezigen in de videotheek met oosterse flair tegen de grond. Ik ben er absoluut zeker van dat die gast uit Videoland Lochristi de film heeft herbekeken, toen ik de tape twee dagen later breed grijnzend terugbracht.

Regisseur John G. Avildsen genoot een kwarteeuw geleden enige bekendheid omdat hij in 1976 de wereld verblijd had met de film Rocky, een instant klassieker die de carrière van Sylvester Stallone definitief lanceerde. Rocky was een boksfilm waarin menige neus-, kaak- en oogkasfractuur op spectaculaire manier in beeld werd gebracht, maar het was ook zoveel meer dan dat. Ondanks alle bombastische heroïek was het op een bepaalde manier ook een welhaast intimistisch portret van de tweederangsbokser Rocky Balboa, die iets voelde voor Adrian, het verlegen meisje uit de dierenwinkel, en die in de oude Mickey de leermeester vond die hij in zijn stuurloze leven ontbeerde.

In de eerste jaren na Rocky maakte Avildsen enkele films die zo goed als onopgemerkt bleven, maar in 1984 sloeg de Amerikaan — no pun intended — genadeloos terug met het fenomenale verhaal over Daniel LaRusso, The Karate Kid. Zoals Rocky Balboa een aan lager wal geraakte 'Italian Stallion' was, zo is de jonge Daniel (rol van Ralph Macchio) een halve latino die probeert te berusten in het feit dat hij samen met zijn moeder in een klein appartement woont. Wanneer ze naar Californië verhuizen, wordt de evenwel uiterst charmante maar vooral ook heel erg arme en onbeholpen Daniel in zijn nieuwe school al snel kop van jut. Toch bloeit er iets moois tussen hem en de stinkend rijke Ali Mills, waardoor alle elementen voor een pijnlijke vechtscène (waarin Daniel uiteraard het onderspit moet delven) aanwezig zijn. Ali's al even goed boerende ex-vriendje is immers een agressief baasje dat in de karateclub van de Cobra Kaïs leert om geen genade te hebben voor watjes en mietjes die geen lid zijn van het groepje heethoofden waartoe hij zelf behoort. Maar dan leert Daniel zijn Japanse buurman kennen, de mysterieuze Mr. Miyagi (Pat Morita). Het personage van Mr. Miyagi verenigt alle clichés die over de wat oudere Japanse medemens bestaan: hij snoeit bonsaiboompjes, spreekt Engels zoals Jerommeke dat zou doen, brouwt geurige thee om kwaaltjes te verjagen en verkeert permanent in een humeur van totale zen, waardoor hij de ene Dalai Lama-achtige wijsheid na de andere mompelt. Al snel ontpopt hij zich tot een alwetende goeroe voor de leergierige Daniel-san, en wanneer de alweer bont en blauw geslagen jonge snaak ontdekt dat zijn leermeester een aardig potje karate in de benen heeft, smeekt hij Mr. Miyagi om hem in de geheimen van de vechtsport in te wijden. Ach, waarom niet, zie je de sympathieke wijsneus denken.

Een klein onderzoekje bij leeftijdsgenoten heeft uitgewezen dat zowat iedereen die The Karate Kid in zijn jonge jaren heeft gezien, na al die jaren nog minstens drie scènes uit het verdere verloop van de film gedetailleerd kan navertellen. De eerste is die waarin Mr. Miyagi aan de nietsvermoedende Daniel-san de opdracht geeft om een tiental oude auto's op te blinken ('wax on, wax off'), waardoor Daniel, die veel liever wil leren hoe je best iemand zijn knie kunt breken, steeds meer ontredderd geraakt. De tweede — eigenlijk een detail dat op de montagetafel wellicht nog ter discussie heeft gestaan — is die waarin de leraar samen met zijn leerling probeert om met Japanse eetstokjes een vlieg uit de lucht te plukken. Mr. Myagi bekent dat het hem nog nooit in zijn leven gelukt is, maar twee seconden later zit Daniel met een spartelend beest tussen zijn eetgerei. 'Beginner's luck', gromt de oude meester. De derde memorabele scène is uiteraard de apotheose van de film, wanneer Daniel op het karatetornooi zegeviert, ondanks het feit dat een van zijn benen tijdens de halve finale door een schuimbekkende Cobra Kaï vakkundig tot americain préparé was gemept. Om het ultieme punt te scoren gaat Daniel als een kraanvogel met de armen in de lucht en twee slappe handjes op één been staan, om dan ineens pats boem klets geweldig uit te schieten. Iedereen juicht, Miyagi glundert, kampioen zijn is plezant.
Wanneer de credits een zucht later over het scherm rollen, merk je dat je op het puntje van je stoel zit. Niemand die aan de afloop had getwijfeld, en zeker niemand die de film al acht keer heeft gezien, maar The Karate Kid blijft doen wat hij moet doen: meeslepen en aanzetten tot dromen. Hij schudt het zevenjarige kind in jezelf wakker, zelfs al is je ware leeftijd intussen een veelvoud daarvan. Vreemd is overigens dat ik nu pas begrijp dat de film (onder meer) voor een publiek van kinderen is gemaakt. In mijn herinnering bevatte hij tien keer meer vechtscènes dan het er in werkelijkheid zijn: ik geloof niet dat er van de 126 minuten dat de film duurt acht worden gevochten. Toch vonden ze in het begin van de eighties ook al dat kinderen in de bioscoop veel te veel geweld te zien kregen. Maar toen wisten ze natuurlijk nog niet dat de gemiddelde Kabouter-Plopfilm tegenwoordig een ware demonstratie van martial arts tentoonspreidt.

Geen kwaad woord over The Karate Kid dus, al blinkt de film uit in iets waar ik in feite een hekel aan heb, met name een onwaarschijnlijke eenduidigheid. Alles wordt in het werk gesteld om goed en kwaad zo ver mogelijk uit elkaar te houden. Daniel vecht in het wit, zijn verderfelijke vijanden in het zwart. Daniel rijdt met een fiets, de andere karateka's met ronkende brommers. Daniel wil de vechtsport leren om zich te verdedigen, de anderen om aan te vallen. En de hoofdrol wordt dan wel vertolkt door Ralph Macchio, maar die zag er meer uit als een engel dan als een macho, terwijl zijn tegenstanders hard hun best deden om er uit te zien alsof ze elke avond een emmertje bloed leegdronken. Echt helemaal ridicuul is dat de Cobra Kaïs op het einde zowat knielen uit respect voor de jeugdige winnaar, zodat het end wel héél erg happy is. En halverwege de film moet je een bijzonder cheesy passage doorstaan, waarin Mr. Miyagi zich lazarus drinkt om de verjaardag van zijn op het kraambed gestorven vrouw te herdenken.

Het Disney-gehalte van The Karate Kid is dus een flink pak groter dan dat van Rocky. In die eerste succesfilm van Avildsen is de sfeer een stuk bedrukter, en vooral: Rocky Balboa wint de match op het einde van de film niet eens! Niet dat iemand zich daar iets van herinnert: toen USA Today er eens een onderzoek naar deed, bleek dat het merendeel van de mensen die de film ooit hadden gezien, er achteraf van overtuigd was dat Rocky zijn ultieme match wel degelijk had gewonnen.

Maar toch kies ik dus zonder te twijfelen resoluut voor The Karate Kid. Omdat hij je veel meer zin doet krijgen om uit je sofa te komen en de wereld op zijn kop te gaan zetten. Omdat tussen het duo Daniel/Miyagi zoveel meer chemie knettert dan tussen de tandem Rocky/Mickey. Omdat de 'Bildung' die in The Karate Kid wordt voorgesteld zoveel meer tot de verbeelding spreekt dan die in Rocky: om als jong gastje een vent te willen worden, moet je volgens mij meer moeite doen dan wanneer je als slechte bokser een goede bokser wil worden. Ik heb nooit lopen touwtjespringen zoals Rocky dat deed, maar wel een miljard keer de kraanvogelsprong geoefend. Je weet maar nooit, dacht ik, dat ze mij eens attaqueren. 'Kiaaaaaaaaaaaaaa!', zou ik krijsen, en als een lenige ninja mijn belagers een voor een vernederen, waarna bosjes meisjes zich rond mijn nek zouden verzamelen. The Karate Kid spoort je op een schaamteloos ongenuanceerde manier aan om je dromen werkelijkheid te laten worden. Het is een pleidooi om blind in je kinderlijke zelf te blijven geloven, en tussendoor fluistert het je nog in het oor dat je maar beter een beetje lief kunt zijn voor je mama, want het mens werkt zich och arme alle dagen te pletter. De androgyne karatejongen was jeugdig, charmant, witty en schattig, maar ook sterk, moedig en onoverwinnelijk. Wie de boodschap uit deze film uit het land van hope and glory als een tikkeltje rechts wil omschrijven, moet vooral doen wat hij niet laten kan. Mij zal het voor een keer echt worst wezen. Deze oeramerikaanse film met de oerklassieke rags to riches-structuur was namelijk de beste film die een kind in 1984 kon bekijken. Om van 2006 nog maar te zwijgen.