Kap Bambino: ‘Devotion’

Door Tom Rummens, op Tue May 08 2012 20:03:03 GMT+0000

Kap Bambino is een nauwelijks definieerbare splinterbom, die me onmiddellijk bij de lurven vatte. Hoe kan het ook anders? Met die uiterst bevreemdende en verschroeiende mengeling van alles wat rauw is. En vooral ook met hun onnavolgbaar opzwepende performance.

Orion Bouvier, die met zijn verwilderde blik, haardos en snor zo weggelopen lijkt te zijn uit een jaren zeventiger Franse gangsterfilm, posteert zich achter zijn knoppentafel alsof het een cirkelzaag betreft. Onversaagd en vastberaden slingert hij de meest gewelddadige 8-bits-noise het publiek in. En vergis je daarbij niet, want ook al is er geen gitaar op het podium aanwezig: rocken doet het – de vergelijking met The Stooges wordt vaker gemaakt en is niet onterecht. De rest van het podium is voor Caroline Martial, de duivel uit het doosje: zangeres kan je haar eigenlijk bezwaarlijk noemen, ze schreeuwt en gilt en rolt over het podium als een vuurbal die na een al te lange tijd van hitsig wachten eindelijk ontsnappen kan.

Opzwepend en overweldigend, dat is Kap Bambino in alles. Maar wat is het dat deze muziek zo absoluut maakt? Hoe kan muziek zo dwingend en onontkoombaar worden? De vraag drong zich aan me op toen ik Kap Bambino een tweede keer live aan het werk zag, dit keer in een veel kleinere zaal, een optreden dat ik me herinner als niet minder dan een ritueel. Is het de muur van geluid? Het hysterisch atonale gezang en gegil van Martial? Is het de beat, die vaak zolang hapert en een gespleten soort opwinding veroorzaakt alvorens finaal los te breken?

Bij het beluisteren van Devotion (2012), hun vierde en misschien ook wel meest fascinerende album, wordt een en ander duidelijk. Bijvoorbeeld dat onder al die auditieve overdaad ook zoveel eenzaamheid en weemoed schuilgaat. Devotion – en in retrospectief ook heel wat tracks uit het vroegere werk van Kap Bambino – lijkt wel één langgerekte poging om uit tristesse, hulpeloosheid en diepgewortelde ontgoocheling te ontsnappen. We mogen dan allemaal wel verdomd eenzaam zijn, maar in de muziek (en met name in de liveshows) van Kap Bambino zijn we toch maar mooi samen.

0’00”:  Zoals wel vaker het geval is bij Kap Bambino tracks, lijk je er middenin te vallen. Middenin de intro dan toch. Een onheilspellend klinkend diep wavegeluid ondersteunt een hoog toontje – irritant en onvermoeibaar, het lijkt wel een bromvlieg.

0’23”:  Caroline Martial – de stem zoals zo vaak zwaar vervormd – zet haar lyrics in. Maar dit blijft een introductie van wat komen gaat. ‘Saying! Go! / battering / shut! / Many years done / obviously the same’.

0’48”:  Een diep en brommend geluid dat zich aanvankelijk nog onderin de intussen aangezwollen geluidsmuur verschuilde, klimt nu gestaag op en kondigt iets aan. Het vertrek van de helletocht is nu definitief ingezet. Maar de bromvlieg is er nog steeds.

1’00”:  Een vet aangezette snaredrum geeft het tempo aan en fungeert als metronoom.

1’06”:  De boel ontploft, verdwenen is de vlieg. De start is genomen, we bevinden ons in een kolkende massa. Een nieuw synthgeluid zet een van de centrale riedeltjes van Devotion in. Los van de rest klinkt het als een ordinaire techno, maar de opgebouwde en onderliggende spanning maakt dit zoveel dieper. Om van het door reverb overladen getier van Martial nog maar te zwijgen: go!

1’16”:  De beat wordt even gebroken, de synthetische riedel nog iets zwaarder aangezet. We stijgen verder op.

1’30”:  De riedel verdwijnt even, Martial vervolgt haar woedende en met veel reverb overladen geschreeuw. ‘Test all your limits / puking in battering / no one is dancing / shut!’

1’55”:  Er wordt iets ingezet wat je een refrein zou kunnen noemen. Het geluid wordt nog bombastischer, de lyrics brengen alles en iedereen samen: ‘We are / we are united / we are / we are the last devotion / we live we live / for nothing else / apart / stay stuck in the dark / just live our suicide / and stay out of the trade.’ Welkom in de sekte die Kap Bambino heet. De tekst herhaalt zich, da capo ad infinito.2’56”:  De herhaling slaat tilt, het verval zet in.

3’02”:  Met hoorbaar sardonisch genoegen doet Bouvier vanachter de knoppen het hele ritueel instorten. De beat verdwijnt genadeloos, de wall of sound verbrijzelt.

3’12”:  Binnen de kortste keren blijft alleen een irritante piep die alle kanten opstuitert nog over. Alsof de vlieg al die tijd niet echt verdwenen was, maar gewoon tegen de hete lamp gevlogen, en nu haar onnavolgbare laatste vlucht door de kamer beschrijft.

3’33”:  Om ten slotte spartelend te eindigen, op de grond, tussen het gruis.

Het credo van Kap Bambino is eenvoudig en doeltreffend. Als ze een nummer opnemen, doen ze dat van de eerste keer: er is geen tweede take. Als ze het nummer live spelen, lijkt het steeds de laatste keer te zijn. Alsof hun leven er vanaf hangt – en daarmee dat van het publiek, dat deel uitmaakt van het ritueel, of ze nu met 100 of met 10 000 zijn. Kap Bambino – en zeker ook dit laatste album – is muziek zoals muziek moet zijn: door en door oprecht, onontkoombaar en excessief.

Devotion, quoi.

In elk nummer dissecteren we een recente song. Muziekkritiek op de vierkante millimeter.

Tom Rummens is podiumprogrammator bij de Brakke Grond (Amsterdam).