Kan ik hier ook in culturo’s betalen?

Door Wouter Hillaert, op Wed Nov 25 2015 14:09:56 GMT+0000

De verbeelding aan de macht? Ook in de cultuursector zwaait toch vooral de euro de plak. Gek hoe vaak hij het laatste woord heeft. Voorstel: we steken koning euro naar de kroon met een aanvullende munt, ‘de culturo’. Die is niet geslagen op het altaar van de vrijemarkteconomie, wel op de idee van onderlinge waardering. Hij brengt financiële en andere ongelijkheden in de kunsten weer in balans. Kostprijs: nul euro.

‘Er is te weinig geld.’ Het is de ace van ons postideologische tijdperk geworden, zeker bij beleidsmakers en andere gekroonde hoofden. Als er voor een of andere (non-)keuze geen argumenten meer zijn, rest hen nog altijd de financiële rechtvaardiging. Want als het budget spreekt, moet de rest zwijgen. Dat er te weinig geld is, is natuurlijk een waarheid als een koe, tenminste als we ze begrijpen als: er is te weinig verschillend geld. Zo hard hebben we ons denken laten indammen door de euro dat we ons simpelweg niet meer kunnen voorstellen dat het lanceren van nieuwe ruil- en waardesystemen perfect wettelijk is.

In Bristol lanceerden ze bijvoorbeeld de Bristol Pound (£B), een complementaire munt die er speciaal op gericht is de lokale economie te versterken. Alleen plaatselijke handelaars en diensten kunnen ermee betaald worden. Bristol int ook belastingen in zijn lokale munt, en keert er zelfs het loon van zijn burgemeester in uit. Het zorgt voor meer economische autonomie bij alweer een eurocrisis of een plotse prijsschommeling in de mondiale grondstoffenhandel. De Bristol Pound stimuleert de lokale werkgelegenheid en duurzaamheid. Hij herstelt, kortom, een aantal evenwichten. Hij versterkt potentiële kwetsbaarheden binnen het systeem.

Mattheus en de dokwerkers

Valt zo’n herverdelende ingreep ook te bedenken voor de cultuursector? Want ook hier geldt: hoe groter je buidel, hoe zwaarder je gewicht in artistieke gesprekken, in de politieke lobby, in zowat elke onderhandeling over samenwerking. Bovenaan de ladder staan de grote instituten: met hun miljoenensubsidies, hun ruime personeelsbestand en hun grote stedelijke uitstraling genieten ze volop van Mattheuseffecten en andere ‘too big to fail’-voordelen. Al blijven ook zij ondergefinancierd voor wat ze verzetten, zowel in Vlaanderen als in Nederland werden ze bij de besparingen van de afgelopen jaren meer ontzien dan andere spelers.

Ben je klein of werk je solo, dan is het in de kunsten behelpen

Halfweg de ladder staan de middelgrote organisaties: zij zouden met te veel zijn, en moeten daarom al een paar jaar inbinden. In Nederland gingen heel wat productiehuizen op de schop, in Vlaanderen kondigde ook minister Sven Gatz aan dat er vooral in dit segment gewied dient te worden. Maar het grootst is de financiële malaise op de onderste sporten: bij de instromers, de losse kunstenaars, de projectgesubsidieerde organisaties. Bij de laatste Vlaamse projectenronde kregen slechts twee op de vijf spelers met een dubbel positieve beoordeling ook daadwerkelijk subsidies. Beeldend kunstenaars vangen bij musea zelden een vergoeding voor hun diensten, de helft leeft ver onder het bestaansminimum. Kortom: ben je klein of werk je solo, dan is het in de kunsten behelpen. Zakelijk leider Carl Gydé van kunstencentrum Campo vatte het ooit zo samen: ‘Individuele kunstenaars lijken wel de nieuwe dokwerkers van onze samenleving.’

69_Hillaert_culturos_© Jef Staut.jpg

Zo reproduceert het kunstenveld als van nature de mechanismen die ook buiten de kunsten spelen: besparingen worden naar beneden doorgeschoven, terwijl de herverdeling van onderen naar boven loopt. De kloof groeit, en daar zijn vooral de meest kwetsbaren het slachtoffer van. Vaak zien we dat als een politiek probleem: de overheid zou maar wat meer moeite moeten doen om de onevenwichten te compenseren. Maar ministers reageren dan zoals ze nu eenmaal gebekt zijn: ‘Er is te weinig geld.’ Het probleem ligt evenwel dieper: ongelijkheid zit ingebakken in de euro, als competitieve munt met een interestfilosofie. Belgisch econoom en monetair expert Bernard Lietaer: ‘Rente geeft geld een programma: ze stimuleert het kortetermijndenken en de concentratie van rijkdom. Rente zorgt ervoor dat mensen gaan wedijveren, en bestraft diegenen die daar niet in slagen. Dat demotiveert mensen om samen te werken. Daarom ben ik zo sterk gekant tegen een monopolie van een competitieve munt. Een tegengewicht is noodzakelijk.’

Een circulaire driehoek

Laten we daarom de culturo introduceren. Het is geen complementaire munt in de strikte zin, wel een waardemiddel waarmee de cultuurminister zonder veel extra uitgaven toch een gelaagd herverdelingsbeleid kan waarmaken in en rond de kunsten. Kortweg stelt de culturo minder machtige partijen in het kunstenveld in staat om meer aandacht te claimen voor hun noden en eigenheden. In de euro-economie hebben die partijen weinig verhaal: omdat het hen ontbreekt aan geld, hebben ze vaak ook minder in de pap te brokken. Individuele kunstenaars hebben zich te schikken, minderheden voelen zich niet altijd serieus genomen, sociaal zwakkeren staan ook in de kunsten aan de zijlijn. De culturo sterkt hun verhaal in gesprek met meer vermogende partijen, zoals organisaties met een jaarsubsidie. Hij vormt de pasmunt voor meer gelijkwaardige transacties, gebaseerd op meer onderling begrip en meer immateriële kwaliteit.

De culturo vormt de pasmunt voor meer gelijkwaardige transacties

Hoe dat in zijn werk gaat? De basiseconomie van de culturo is geen regelloos veld waarin iedereen aan iedereen kan betalen, en spelers met veel geld nog meer geld kunnen bijcreëren. Het is een meer gesloten systeem, met duidelijke afspraken over wie culturo’s doorgeeft aan wie. Deze munt circuleert in een vaste driehoek tussen 1) de overheid, belichaamd door de cultuurminister, 2) ‘de culturo-bezitters’: die groepen die binnen het subtiele machtsspel van de kunsten extra versterkt dienen, en 3) de kunstenorganisaties met werkingssubsidies:

69_Hillaert_culturos.JPG

De minister speelt de rol van Nationale Bank of Culturo-fonds: hij of zij verstrekt elk jaar in januari een lading culturo’s aan minder slagkrachtige partijen, en haalt ze in december weer op bij structureel gesubsidieerde theaterhuizen, orkesten, musea, kunstencentra … Tussenin speelt zich met dat kapitaal een herverdelende economie af tussen culturo-bezitters en organisaties. Wie vandaag schaarste ervaart aan euro’s, krijgt in dit systeem beschikking over een bepaald vermogen aan culturo’s. En wie vandaag meer euro’s heeft, moet op zoek naar culturo’s. Zo krijg je ineens een meer evenwichtige wisselwerking.

Wie die culturo-bezitters zijn, kan de cultuurminister per jaar of per subsidieperiode zelf bepalen, al dan niet in overleg met de sector zelf. Wie wil de minister meer slagkracht geven binnen de artistieke handel? Kiest hij/zij bijvoorbeeld voor de groep van individuele artiesten, dan zouden die elk een vast kapitaal van pakweg 10.000 culturo’s kunnen ontvangen, die ze naar eigen goeddunken kunnen inzetten in hun relaties met kunstenorganisaties. Of wil de minister dat er meer studenten of mensen in armoede van cultuur gaan genieten? Dan kunnen de culturo’s ook naar studenten- of armoedeverenigingen gaan. Droomt het beleid van meer etnisch-culturele diversiteit in de kunsten, dan verdeelt hij/zij de culturo’s onder artiesten met een migratieachtergrond en onder belangenverenigingen van nieuwe Belgen of Nederlanders. Ecologie, talentontwikkeling, gender: de mogelijke ‘werven’ voor versterking zijn eindeloos. Want ook dat is de culturo: een handig beleidsinstrument waarmee de minister bepaalde intenties extra hard kan maken. Plots wordt ‘diversiteit’ of ‘publieksverbreding’ meer dan een zoveelste strategische doelstelling in een zoveelste beleidsnota waar toch geen geld voor is.

Waarom zouden kunstenorganisaties daarin meegaan? Simpel: het wordt hen bij wet verplicht. In ruil voor subsidies – middelen van de gemeenschap – eist de overheid van structureel erkende kunstenorganisaties om elk jaar een overeenkomstig aantal culturo’s terug te geven. Die terugbetaling wordt dus een subsidievoorwaarde. Ontvang je als museum, orkest of theater een subsidie van 3 miljoen euro, dan zal je samen met je jaarverslag ook 150.000 culturo’s moeten overmaken aan de staat. Ben je een kleine muziekclub met 150.000 euro subsidies, dan komt dat op 7.500 culturo’s. Vijf procent van je subsidiebedrag in euro’s betaal je terug in culturo’s: een nieuw ruilcontract tussen de subsidiënt en gesubsidieerde kunstenorganisaties.

Samenwerking met waarde

In de praktijk stel ik me voor dat deze verrijkte economie heel andere gesprekken geeft bij afspraken over nieuwe projecten. Stel je voor dat een armoedeorganisatie met een schouwburg het gesprek aangaat over een gezamenlijk cultuurtraject voor hun mensen in armoede. Dankzij haar rugzakje met culturo’s kan ze nu op tafel leggen dat ze de samenwerking liever verder ziet gaan dan goedkope eurotickets. Wil de schouwburg een mooi aantal culturo’s verdienen bij mensen in armoede, dan zien die mensen daarvoor misschien ook graag een paar getuigenissen opgenomen worden in de seizoenbrochure, of een debatavond op de Werelddag van Verzet tegen Armoede, of wat productionele hulp bij de belichting van een eigen socio-cultureel project in de parochiezaal. De schouwburg kan wel of niet op die voorstellen ingaan, maar ze weet wel dat een weigering of een dovemansgesprek bitter weinig culturo’s zal opleveren.

Cruciaal is dat de culturo geen verklede euro is

Of neem een beeldend kunstenaar die in gesprek gaat met een museum dat zijn werk wil tonen. Vandaag bepaalt het museum de voorwaarden: ‘Sorry, we kunnen je geen vergoeding bieden, er is te weinig geld. Onze bijdrage in de zichtbaarheid en het symbolische kapitaal van je werk moet volstaan.’ Veel keuze heeft de kunstenaar zelden: het is de voorwaarden van het museum aanvaarden of ook elders bot vangen met zijn financiële eisen. Met culturo’s in zijn binnenzak krijgt hij nu echter beschikking over een kleinood waar voor dat museum uiteindelijk de verdere subsidiëring van afhangt. Hoeveel heeft de kunstenaar veil voor de kwaliteit van de overeenkomst? Die kwaliteit gaat voor hem misschien veel verder dan een eerlijke vergoeding voor zijn werk. Misschien wil hij ook meer zorg ervaren van het hele personeel, of wil hij samen met collega-kunstenaars ook betrokken worden in de brainstorms voor het nieuwe beleidsplan van het museum. De museumdirecteur kan zijn antwoord zelf bepalen. Maar het is de kunstenaar die beslist hoeveel culturo’s zijn museum aan dat antwoord zal verdienen.

Cruciaal isdus dat de culturo geen verklede euro is. Hij zal de financiële transacties in euro’s niet vervangen, maar die meer waarde en machtsevenwicht geven. Hij valideert immers niet de eigenlijke kost van een dienst of product (dat doet nog altijd de euro), maar wel de appreciatie of de waardering van de culturo-bezitters voor die transactie. Voelt de culturo-bezitter zich volwaardig bejegend, dan kan hij de partnerorganisatie gul belonen met culturo’s. Blijkt de samenwerking een flodder, dan maakt ook hij er zich vanaf met een aalmoes. Zo geeft de culturo terug waarde aan ook niet-financiële aspecten van een samenwerking.

Want voor een jonge hiphopband met Marokkaanse roots die met een concertzaal een participatieproject opzet met jongeren uit de buurt, kan er voor dezelfde europrijs heel veel variatie zitten op de tevredenheid over het project. Hoe oprecht is de samenwerking? Hoe ervaren de betrokken jongeren de opvang en de begeleiding van de club? Met hun culturo’s achter de hand kunnen ze hun wensen en dromen beter hoorbaar maken, en van hun partnerorganisatie meer kwaliteit en diepgang vragen. Minstens op papier emancipeert zo’n dialoog uiteindelijk beide partijen, niet enkel de culturo-bezitters. De wederzijdse voorwaarden voor samenwerking raken meer in balans én krijgen ook weer meer inhoudelijke waarde en betrokkenheid – breder dan louter financiële ruilwaarde in euro.

Een spelletje Multipoly

Introduceer je nieuw geld, dan moet het effect ervanimmers verder gaan dan een louter financiële versterking. Dat is juist de kracht van geld, ook van zijn minder competitieve variant: geld bewerkstelligt ook ethische, democratische, sociale dynamieken – ten goede of ten kwade. Maak daar als minister gebruik van. Installeer rond de toewijzing van culturo’s bijvoorbeeld een jaarlijks representatief sectorparlement dat je kan adviseren over de gewenste verdeling. Daar kunnen onder de mat geschoven debatten over ongelijkheid weer in alle vurigheid losbarsten. En omdat de uitkomst ervan geen negatieve impact kan hebben op ieders eurobudget, kan zo’n debat weer verlopen in een positieve en constructieve sfeer, in plaats van te ontaarden in een verdoken concurrentieslag. Wat willen we samen bevorderen?

Je zou als overheid zelfs veel verder kunnen denken dan de kunstensector. Wat gezegd van de volgende uitbreiding van de basiseconomie van de culturo?

69_Hillaert_culturosb.JPG

Voorwaarde is dan dat de overheid een culturo-belasting heft voor private ondernemingen: elk jaar moeten zij aan de staat een bedrag in culturo’s overmaken dat overeenkomt met 1% van hun omzet. Erg creatief is dat idee trouwens niet. In verschillende Angelsaksische landen wordt van bedrijven nu al verwacht dat ze een deel van hun winst besteden aan maatschappelijk verantwoorde projecten. En als je zo’n belasting dan in culturo’s heft, garandeer je voor artistieke partijen meteen meer autonomie in samenwerkingsprojecten met ondernemingen. Omdat de culturo een munteenheid is in appreciatie, kunnen artistieke spelers hun eigen artistieke waardenkader mee op tafel leggen, in plaats van braaf te moeten meepraten in de moedertaal van bedrijfsleiders: de €-speak van winst, concurrentie en return on investment. Nogmaals, als geld gemunte ideologie is, moet nieuw geld verder gaan dan een nieuwe naam.

Dat geldt ook voor de pure vormgeving van de culturo. We zouden voor papiergeld kunnen kiezen, maar nog authentieker zijn een reeks reproduceerbare kunstwerken (klein maar fijn, handig in handtas en broekzak) die je niet op een rekening kan storten, maar in persoon moet gaan afhalen of afgeven. Dat bevordert het levende rituele contact dat geld in onze virtuele beursmaatschappij verloren heeft. Schrijf voor het ontwerp van dit alternatieve betaalmiddel een wedstrijd uit onder pakweg artiesten onder de dertig jaar, en laat hen het goud van de toekomst verbeelden, met een aantal waardenschalen van 1 tot 1000 culturo’s.

Economie met alchemie

Voor gesubsidieerde organisaties kan zo’n culturo misschien angstaanjagend klinken. Willen zij wel overgeleverd worden aan de mogelijke grillen van minderheidspartijen waar ze nu nog morele en financiële zeggenschap over hebben? Zal de kwaliteit van artistiek werk niet onderhevig worden aan allerlei sociale en ethische principes? Het klopt dat mogelijke perverse effecten nader onderzocht dienen te worden. Ook over de juiste bedragen en ruilwaarden van de culturo moeten zich nog een paar economen en sociologen buigen. En zeker voor de toewijzing van de culturo zijn elementaire spelregels nodig. De culturo moet naar partijen gaan waarvan min of meer objectief te bewijzen valt dat ze een minderheidspositie bekleden, of meer aandacht verdienen. Hij mag binnen die groepen geen nieuwe ongelijkheden of monopolies installeren.

De culturo is een creatieve dam tegen verdere verkloving en versplintering door de euro

Maar organisaties die waarachtig zijn in hun discours over het centrale belang van de kunstenaar en de maatschappelijk meerwaarde van hun werk, hoeven eigenlijk niets te vrezen. Integendeel: zij zullen er alleen maar beter uitkomen. Organisaties die de culturo daarentegen maar niks vinden, hebben nog altijd de keuze om hun vastgestelde quota bij culturo-bezitters te gaan afkopen met goede oude euro’s. Zelfs die onderhandse inkoop zal nog altijd zorgen voor opnieuw een herverdeling van boven naar beneden – zoals het hoort.

Wat kunnen Vlaams minister Sven Gatz en Nederlands minister Jet Bussemaker daar op tegen hebben? Als de culturo voor één achtergestelde minderheid een geschenk is, dan wel voor beleidsmakers. Hij creëert extra beleidsruimte zonder besparingen – vandaag is dat niet minder dan alchemie. Deze alternatieve munt zou van vele ministeriële verklaringen en beloftes ook echt een praktijk kunnen maken. Maar bovenal is de culturo een creatieve dam tegen verdere verkloving en versplintering door de euro, met financiële verschraling aan de onderkant van de ladder tot gevolg. Waar wachten we op? Laat de jacht op de culturo beginnen!

Wouter Hillaert is freelance cultuurjournalist en coördinator van rekto:verso.