John Zorn

Door Mik Torfs, op Tue Oct 16 2007 16:34:06 GMT+0000

Op zijn vijfenvijftigste geldt John Zorn nog steeds als het enfant terrible van de New Yorkse jazzscène; zijn naam wordt gehuldigd als grensverleggend avant-gardist en veelzijdig eclecticus. Hoe komt het dan dat zijn catalogus steeds meer sentimentele filmmuziek, heruitgaven van ouder werk en herkauwde ideeën telt? Onder een zorgvuldig bewaakte reputatie lijkt vooral de logica van de dollar te heersen. De liefhebber betaalt.

Eerder dit jaar maakte de New Yorkse componist en saxofonist John Zorn bekend dat zijn Masada Acoustic Quartet definitief ophoudt te bestaan. Zorns meest gerespecteerde en bejubelde ensemble bestond veertien jaar en reken maar dat de geestelijke vader het onderste uit de kan heeft gehaald voor hij besloot het op te doeken. Het oorspronkelijke Masada-repertoire bestond uit tweehonderd composities waarvan het leeuwendeel in een reeks van tien cd's opgenomen werd door dit kwartet met Zorn op altsax, Dave Douglas op trompet, Greg Cohen op bas en Joey Baron achter de drums. Met dit geslaagde huwelijk tussen freejazz à la Ornette Coleman en traditionele Jiddische melodieën joeg Zorn halverwege de jaren 1990 een frisse wind door het jazzlandschap. De melodieuze muziek werd gebracht in vlijmscherpe uitvoeringen en zodra het kwartet samen op een podium verscheen sloegen de vonken eraf. Nog voor de verbaasde toeschouwer goed en wel met zijn ogen kon knipperen, ontstond vanuit de onderbuik van New York de 'Radical Jewish Culture-beweging', waarin Joodse muzikanten op een hedendaagse manier teruggrijpen naar de wortels van hun cultuur.

Zorn liet zich door het onverwachte succes niet van de wijs brengen en begon het op laconieke wijze te verzilveren. Zijn kwartet bracht acht live cd's uit met hetzelfde repertoire. Tegelijk maakte het Masada String Trio en het Bar Kokhba kamerensemble onder leiding van de pater familias een vijftal opnames met hun interpretatie van deze muziek. In september 2003 werd Mister Zorn vijftig jaar, wat die maand gevierd werd met een dagelijks concert in de Tonic Club in New York. Het Masada-repertoire kwam ruim aan bod en de meeste opnames verschenen op cd. Ondertussen was het tien jaar geleden dat Kristallnacht het levenslicht zag, Zorns eerste muzikale referentie naar zijn Joodse wortels. Dat werd dan weer gevierd met de Masada 10th Anniversary Edition, in vijf volumes. Ook in zijn steeds sneller aangroeiende verzameling filmmuziek verwerkt hij Masada-thema's, die op minstens drie cd's de hoofdbrok uitmaken. Parallel met het Masada Acoustic Quartet gaat Zorn ook aan de slag met Electric Masada, een volledig versterkte band die de Joodse aspiraties van de New Yorker verenigen met zijn andere liefde: metal en trash; twee cd's. Wie houdt de tel bij? Op een bepaald moment moet hij begrepen hebben dat elke bron wel eens opdroogt en in 2004 begon Zorn te schrijven aan het tweede Masada songbook, The Book of Angels. De nieuwe reeks omhelst driehonderd nieuwe composities. De muziek wordt dit keer uitgevoerd door diverse muzikanten in diverse bezettingen — doorgaans Zorn-getrouwen als Marc Ribot, Mark Feldman, Jamie Saft, Masada String Trio, … — en de nog steeds lopende reeks leverde totnogtoe een negental cd's op. Masada omhelst bijzonder mooie en meeslepende composities, maar is net zomin als andere muziek immuun voor een verzadigingspunt. Voor de fans van het eerste uur begint het 'déjà vu-gevoel' genadeloos toe te slaan. Ook vroeger bracht de muzikale duizendpoot Zorn veel cd's uit, maar elk nieuw wapenfeit was een belevenis, en het ontstaan van Masada sloeg menig muziekliefhebber met verstomming. Toen de eerste live cd's begonnen te verschijnen, wekten ze nieuwsgierigheid op naar de spanning die een live performance toevoegt aan de studio-opnames. Ondertussen zingen we elke Masada-melodie van a tot z mee en je moet solo's al gaan analyseren om nog een verschil vast te stellen met eerdere opnames. Zo zijn bijvoorbeeld de drie schijven van het Masada String Trio nagenoeg identiek aan elkaar, zowel wat de keuze van de stukken als de interpretatie ervan betreft. De kwaliteit van elke afzonderlijke Masada-uitgave ligt nog steeds hoog, maar wie vertrouwd is met de muziek ontdekt weinig evolutie of vernieuwing in de stortvloed aan releases. De 10th Anniversary Edition, een reeks waarop door Zorn uitgekozen muzikanten de Masada-thema's interpreteren, lijdt dan weer onder het euvel dat bekend is van covers in pop en rockmuziek: het origineel was beter.

Een hedendaags componist ondanks zichzelf

Dat het uitmelken van een sterk idee nu net bij een onvoorspelbare duizendpoot als John Zorn gebeurt, is pijnlijk om vast te stellen. Masada was altijd slechts één van de talrijke projecten die parallel ontstonden. Dat maakte hem tot een buitengewoon boeiend artiest om te volgen. Zorn maakte zijn publiek deelgenoot aan de muzikale reis die zijn leven is en slaagde erin hen te laten uitkijken naar elke nieuwe kronkel die zijn muzikale brein bedacht. Tot vandaag de dag draagt hij er bijzonder goed zorg voor dat het evenwicht tussen zijn gemakkelijk verteerbare initiatieven en het schokeffect van zijn radicale geluidsexperimenten bewaard blijft. De laatste jaren krijgen we echter meer en meer het gevoel dat deze laatste vooral zijn geloofwaardigheid als beeldenstormer moeten beschermen. Wanneer hij te veel lof oogst voor een initiatief als Masada schreeuwt hij zijn interviewers 'Fucking hardcore rules!' toe. Prompt slaat hij een nieuwe weg in met schreeuwlelijk Mike Patton, een energieke verschijning en schijnbaar ontembare stemkunstenaar waarop men altijd kan rekenen voor een compromisloos potje gekrijs en gegrom. Op die manier streeft Zorn er hardnekkig naar om zijn publiek ervan te overtuigen dat hij zijn wilde haren nog bijlange niet verloren heeft en men nooit vat op hem zal krijgen. De nieuwe pogingen om de geluidsmuur te doorbreken, zoals het monotone Moonchild, missen helaas de inventiviteit van zijn vroegere Game Pieces en de brute kracht van ensembles als Painkiller. De vroege Zorn lijkt ver weg. Als we er met de botte bijl doorgaan zouden we Zorns carrière tot de dag van vandaag kunnen indelen in drie periodes, die min of meer gelijk lopen met de voorbije decennia. Zijn vroege fase onthulde een rijk talent, een nerveuze iconoclast die geen genoegen nam met de bestaande muziekgenres en die het postmodernisme in de muziek hielp definiëren. Zijn zoektochten culmineerden in opnames als Spillane, een lappendeken aan muzikale fragmenten in radicaal verschillende stijlen (jazz, blues, cartoon- en filmmuziek, hardcore,…), soms niet meer dan een paar seconden lang. Die werkwijze betonneerde hij in het oeuvre van de legendarische groep Naked City, die ook surf, lounge en metal aan het reeds brede vocabularium toevoegden in duizelingwekkende live performances. De partituren van de Game Pieces bevatten niet meer dan enkele spelregels die de improviserende muzikanten toelieten om elkaars spel te onderbreken en een andere richting uit te sturen. 'Guerrilla-muziek' noemde de bedenker het, en er gebeurde altijd heel wat spannends zodra de soldaten zich op het slachtveld begaven.

Zorns tweede periode omhelst ruwweg de jaren '90 en bracht onder meer de geboorte van Masada met zich mee. Hij begon ook steeds meer filmmuziek te schrijven, aanvankelijk met zijn bekende mozaïektechniek, later steeds klassieker en eenduidiger van stijl. Dit was de periode waarin hij bewees dat zijn methodes niet enkel intellectualistisch en provocerend waren, maar dat hij ook een buitengewoon begaafd componist en saxofoonspeler (in het Masada-kwartet en tal van gastperformances) was.

De volle impact van deze prestaties op het brede publiek zou pas jaren later volledig voelbaar zijn en is ongetwijfeld mee verantwoordelijk voor het hybride gevoel dat Zorns recente werk nalaat. Vooral vanaf het einde van de jaren '90 begon hij volledig uitgeschreven composities voor kamerensembles en zelfs symfonische orkesten te schrijven. Dat leek het begin van een ernstige derde periode in te luiden. Composities als Aporias (Zorns requiem) en een vroeg voorbeeld als Cat O' Nine Tails kregen positieve recensies in klassieke kringen en vormden een knappe combinatie van intellectuele inspiratie en stimulerende schoonheid. Het bloed kruipt echter waar het niet gaan kan en werd opgepompt door het toenemende cultsucces van zijn Naked City-periode enerzijds en het nog veel grotere succes van Masada en zijn meer lyrische werk anderzijds. In plaats van zich in alle ernst toe te leggen op zijn recent verworven geloofwaardigheid als klassiek componist, begon Zorn zijn succesformules te herkauwen in nieuwe bezettingen en tegelijk oudere muziek te heruitgeven.

Zijn filmmuziek is het meest pijnlijke voorbeeld van een manifestatiedrang die teert op een reputatie en die de vloer aanveegt met kwaliteitsnormen. Zorns eerste scores voelen aan als puzzelstukjes die door een razende tiener op een willekeurige manier in elkaar gelegd werden. Deze muziek past als een handschoen bij de gore Japanse animatiefilms en erotische avant-gardefilmpjes waarvoor ze gemaakt is. De eerste vijf cd's met deze muziek worden instant cultklassiekers. Daarna keert het tij. De componist schrijft voornamelijk muziek voor ernstige documentaires (waaronder het beklijvende Workingman's Death van Michael Glawogger) en films over en van avant-gardekunstenaars. Zijn keuze is dus artistiek verantwoord en integer. De muziek is echter opvallend vrijblijvend en voegt bitter weinig toe aan de beelden waarvoor zij geschreven is. Losgerukt van deze beelden en geperst op cd blijft ze nog minder overeind. Zorn experimenteert met ijle percussieklanken en voorspelbare romantische melodieën of neemt een Masada-thema als uitgangspunt en spint daar een tiental variaties rond. Hij citeert andere tijdperken en culturen en tal van muzikale genres, maar het klinkt eerder als recuperatie dan als interpretatie. Ronduit beschamend wordt het wanneer hij Japanse en andere 'exotische' invloeden op lichtzinnige wijze bewerkt alsof het achtergrondmuziek op een toeristenboot betrof. Deze muziek zou de filmzaal waarvoor ze gemaakt is beter niet verlaten, maar de maker koestert nog steeds zijn oorspronkelijke, ooit prikkelende idee dat zijn publiek het recht heeft om deelachtig te zijn aan elke uiting van zijn creativiteit. En dus verscheen onlangs deel 18 in zijn Filmworks-reeks, routineus geschreven, vlot verteerbare muziek, met in de bijsluiter de weinig genuanceerde en al vaker gebruikte omschrijving: 'This is one of Zorn's Finest Scores'.

De naam John Zorn is een product geworden, een eenmansfabriek. Niemand beseft het beter dan hijzelf en hij heeft er zich in bekwaamd om zich commercieel zo valabel mogelijk te maken en tegelijk een mist van zogenaamde integriteit rond zich op te trekken. Alles wat hij doet straalt die dubbelzinnigheid uit. In 1995 richt hij zijn eigen platenlabel, Tzadik, op. Met dit initiatief verdedigt hij de persoonlijkheid van de artiest: elke noot op deze cd's klinkt zoals de muzikant dat wil zonder tussenkomst van een producer. Een lovenswaardige filosofie, die hem tegelijk de kans biedt om van zichzelf alles uit te brengen wat hem goeddunkt. Om dat verhaal te volgen, moet je wel bereid zijn voor elk van 's mans fantasieën — waarvan er soms meer dan tien per jaar verschijnen en vele niet meer van elkaar te onderscheiden zijn - 21 euro neer te tellen, de gemiddelde prijs van een Tzadik-cd in België. Blijkbaar heeft zijn oertrouwe fanbase daar weinig problemen mee. Zorn kent zijn aanhang bijzonder goed en bespeelt hen op een intelligente manier. Wedden dat het oorspronkelijke Masada-kwartet over enkele jaren een glorieuze reünietournee houdt?