‘It’s a Man’s Man’s Man’s World’

Door op Tue Jun 16 2015 09:57:31 GMT+0000

Lang uitgesponnen solo’s en de occasionele ballad kunnen moeilijk verhelen dat rock in essentie franjeloze uptempomuziek is die naar een climax toewerkt. De seksuele connotatie ligt voor de hand: man neemt vrouw, ook als de songtekst het over iets helemaal anders heeft. Als bassiste bij Sonic Youth stond Kim Gordon meer dan dertig jaar haar mannetje. In haar autobiografie Girl in a Band doet ze uit de doeken hoe.

De term rock werd ooit gemunt voor het hardrockgenre, maar in feite is het gros van de rockmuziek cock rock: muziek van en voor puberende adolescenten en oudere mannen die niet meerderjarig willen worden(of die als volleerde volwassenen af en toe hun jeugdfantasieën over going wild herbeleven: rock als rituele regressie). Rock ensceneert en sublimeert het mannelijke verlangen volgens het bekende freudiaanse script, als een wisselende combinatie van Eros en Thanatos, seksualiteit en agressiviteit. De geëtaleerde libidineuze energie adresseert het vrouwelijk geslacht, de meestal ingetoomde gewelddadigheid richt zich op de mannelijke peers. Hen moet de muziek stevig om de oren meppen, zo niet een mokerslag toedienen. De rockfan is ook uit op een muzikale knock-out: hij wil overweldigd worden. Rock heeft inderdaad een nauwelijks verborgen sadomasochistisch kantje.

Het gros van de rockmuziek is cock rock: muziek van en voor puberende adolescenten en oudere mannen die niet meerderjarig willen worden

Tijdens rockconcerten wordt nog een andere seksuele lading zichtbaar: rockmuziek is manifest heteroseksueel en latent homoseksueel. Fans omarmen elkaar, de muzikanten jutten elkaar op: geen rock zonder male bonding, dixit Kim Gordon in een van haar vroege essays uit de jaren 1980. Ze was erdoor gefascineerd, ze wilde deel uitmaken van de masculiene rock tribe zonder ook de ritueel voorziene plek van groupie chick in te nemen. ‘Before picking up a bass I was just another girl with a fantasy. What would it be like to be right under the pinnacle of energy, beneath two guys crossing their guitars, two thunderfoxes in the throes of self-love and male-bonding? How sick, but what desire could be more ordinary?’, schrijft Gordon als opmaat tot het fragmentarische tourdagboek dat ze in 1987 bijhield, en dat eveneens is opgenomen in Is It My Body? Selected Texts. Ze is dan al zes jaar bassiste bij Sonic Youth. ‘Being a girl bass player is ideal, because the swirl of Sonic Youth music makes me forget about being a girl’, zegt ze daarover. Het is een merkwaardige uitspraak.

Je vrouwelijke geslacht vergeten door tijdelijk te verdwijnen in een muzikale setting die stijf staat van masculiniteit en je daar gelukkig bij voelen: ziekelijk is het niet meteen, maar een alledaags verlangen is het evenmin. Een psychoanalist zou er misschien een uiting van ‘identificatie met de mannelijke agressor’ in herkennen. De vereenzelviging lukt niet helemaal; daarvoor staat Gordon als getogen middenklasser met een nette opvoeding iets te ver af van de doorgaans symbolische, soms reële agressiviteit die de ‘male bonding’ binnen de rock doordesemt. ‘There was a point when I started getting sickened by the violence onstage’, meldt ze in haar tourdagboek. Nog vaker verafschuwt ze de grimmigheid off stage, voor het podium. Tijdens een concert in Zwitserland probeerde iemand herhaaldelijk in haar achterwerk te bijten, in Boston keilde een fan met succes een gebroken drumstick richting haar hoofd. Dat ‘male bonding’ ook ‘male violence’ inhoudt, lijkt haar niettemin te ontgaan. Ook Gordon blijft in haar semineutraal neergeschreven, quasi-antropologische observaties over rockconcerten de gevangene van de romantische mythe dat rock temporeel bevrijdt, een tijdelijke autonome zone creëert.

Mannen markeerden Gordons verlangen, gaven er vorm aan en voorzagen het van objecten, zo leert haar recente autobiografie Girl in a Band. A Memoir. Ze doorzag en doorziet het mechanisme, ze was noch is een passief slachtoffer van het dominante heteroseksuele regime. Tegelijk voelde ze nooit de behoefte om daar consequent tegenin te gaan: aan Kim Gordon heeft het feminisme geen klant.Eerst bewonderde ze Keller, haar kunstzinnige oudere broer wiens excentrieke gedrag haar sterk charmeerde, tot het zo buitenissig werd dat zelfs haar ouders de mogelijkheid van een psychische stoornis niet langer konden negeren. Ze wilde van jongs af aan kunstenares worden, maar wat ze eind jaren 1970 zoal deed in New York, werd haar nogal eens ingefluisterd door de meer dan tien jaar oudere, al enigszins gevestigde Dan Graham. Hij bracht haar in contact met de no wave-scene, die het energieke en agressieve van de punkrock emancipeerde van het drie akkoordenschema, voluit ging voor dissonantie en noise, en het liveoptreden tot een eigenstandige tak van de performancekunst promoveerde. Graham stimuleerde haar om te gaan schrijven over rockmuziek als een volwaardige kunstvorm en bleef ook later haar artistieke en intellectuele mentor.

67_Laermans_Kim Gordon © Chris Morret.jpg

Gordon werd haast toevallig de girl in a band, maar in haar autobiografie zegt ze net iets te vaak dat ze erg opkeek naar Sonic Youth-gitarist en latere echtgenoot Thurston Moore, en zich daarom schikte in diens wisselende mannelijke humeuren. Het boek opent met een beschrijving van het laatste concert dat de groep einde 2011 in Sao Paolo gaf, enkele weken na de officiële bekendmaking van de breuk tussen Gordon en Moore. Middenklassemeisje werd vrouw en vervolgens moeder van een dochter, en ondertussen speelde ze goed dertig jaar lang met haar man in een ondertussen legendarische rockband. Het ergste wat haar overkwam, was niet de split van Sonic Youth, maar het einde van haar huwelijk. De al langer aanslepende affaire van Moore met de twintig jaar jongere Eva Prinz gaf de doorslag. Gordon noemt haar niet bij naam en heeft het ietwat vilein over ‘the woman’. Ze insinueert dat Prinz de star struck groupie is waarvoor Moore alsnog viel. Waarvan akte: Gordon geeft ruiterlijk toe dat er sowieso serieuze sleet op hun huwelijk zat.

Rock is net als pop een muzikale maalstroom die draait op plotse ontdekkingen of aankomende beloftes, zonder dat er werkelijk iets verandert: altoos nieuwe namen bij gelijkblijvende schema’s. Sonic Youth was een uitzondering op de regel.Met zijn vaak geïmiteerde, maar nooit geëvenaarde combinatie van hoekige tempowisselingen en scheef uitwaaierende gitaartsunami’s leek de band alsnog de eeuwige jeugd te bezitten. Het ging meer dan eens crescendo, maar dan met een noisy twist: cock rock gestileerd tot art rock. Conceptrock kan ook als categorisering.Net als de andere no wave-bands benaderde Sonic Youth het rockgenre aanvankelijk als een hybride zone waar hoge en lage cultuur tot een waarlijk populaire kunst zouden kunnen fuseren. Vooral het voorbeeld van Warhols popart inspireerde binnen de no wave-scene de postmoderne droom van een nieuwe bastaardkunst. Sprekend over de beginjaren van Sonic Youth stelt Gordon in een interview met Mike Kelly eerst dat ‘the strength of the band has come from working intuitively and organically’. Enkele lijnen verderop zegt ze iets helemaal anders en heeft ze het over ‘kind of like we were appropriating rock’. Je bestaande beelden of artefacten toe-eigenen, was het waarmerk van de popart en is zowel het begin als het beginsel van alle conceptkunst (dat synoniem voor ‘duchampisme’). Bij menige song van Sonic Youth heb je dan ook het gevoel dat je luistert naar een band die doet alsof hij rockmuziek speelt en heimelijk échte kunst hoopt te maken.

Bij menige song van Sonic Youth heb je het gevoel dat je luistert naar een band die doet alsof hij rockmuziek speelt en heimelijk échte kunst hoopt te maken

Van de no wave-scene erfde Sonic Youth tevens de zelfbewuste performancestijl, die koele afstandelijkheid (vooral bij Lee Ranaldo) paarde aan geëxalteerde Grote Gebaren (die maakte vooral Moore tijdens de wildere passages). Gordon suggereert dat ze hoofdzakelijk werd aangetrokken door de performancekant van de rock en regelmatig het gevoel had dat ze tijdens een optreden zichzelf kon overstijgen, opgaan in het groepsgeheel en verdwijnen in de meegecreëerde sound. Live rock isinderdaad een apart soort van muziektheater, met vaste rollen als die van frontman, en een eerder beperkt scala aan bewegingen en emoties indien je ook nog eens een instrument bespeelt. Gordon was de iconische frontvrouw van Sonic Youth en stond tijdens optredens steevast vooraan in het midden, tussen Ranaldo (rechts van haar) en Moore (links) in. Ze was zich uiteraard bewust van the male gaze en bespeelde die reflexief. ‘The most heightened state of being female is watching people watch you’, schrijft ze in het al gememoreerde tourdagboek, en ze voegt eraan toe: ‘I like being in a weak position and making it strong.’ Afgaande op Girl in a Band beantwoordde Gordon de mannelijke blik vooral met een doordachte kledingkeuze en dito feminiene look. ‘I didn’t want to just look cool, or just look rock and roll: I wanted to look more girl’, meldt ze ergens. Die wens bleef ook de oudere Gordon achtervolgen. Ook toen ze de vijftig al een stuk voorbij was, wilde ze er jong en aantrekkelijk blijven uitzien. De obsessie met haar look of publieke beeld veranderde echter nooit in de wil om haar lichaam via plastische chirurgie te conformeren aan het mannelijke ideaalbeeld. Ze ziet er anno 2015 gewoon als een vrouw van 61 uit, met diepe halsrimpels en een verslappende huid. Ik hoor iemand ‘Cool!’ roepen, maar dat is niet meer dan de zoveelste politiek correcte dooddoener die persoonlijke onverschilligheid, zo niet afwijzing, onder het mom van erkenning verhult.

‘Halfslachtig’ is het woord dat mij het vaakst te binnen schoot tijdens het lezen van Girl in a Band. Gordon doorziet het cock rock-spektakel, wil er haar eigen plaats in hebben, maar plooit er zich ook naar. Binnen Sonic Youth kan ze haar girl-status zowel tijdelijk vergeten als bewust affirmeren.Halverwege het boek wrijft iemand haar in dat ze altijd een braaf middenklassemeisje zal zijn, wat ze uiteraard niet wil. Die sociale identiteit ook echt van zich afschudden, lukt haar echter niet. Gemakkelijk consumentisme is haar gezworen vijand, maar ze wordt ook gedurig gefascineerd door mode en glamour, en poseert uiteindelijk voor fashion shoots. ‘Ik ben nu eenmaal wie ik ben’ is de ultieme dooddoener om de vele ambivalenties te legitimeren. De tautologie doet eerlijk aan: authentieke non-dialectiek overtuigt meer dan retorische heroïek. De autobiografische Gordon is gewoon op een sympathieke manier egocentrisch, zij het ook op een veelzeggende.

67_Laermans_Kim Gordon.jpg

‘Honestly, it was one of the highlights of my career’, meldt Gordon over het blijkbaar magische moment toen ze in 2005, samen met de rest van de crew van Gust Van Sants Last Days, over de rode loper richting Palais stapte tijdens het filmfestival in Nice. Ik wrijf even mijn ogen uit. Deze vrouw is een rockicoon en stond dertig jaar lang met groeiend succes op het podium, en toch vindt ze de vluchtige publieke bijval voor haar bijrolletje in een film over nota bene Kurt Cobain een apotheose. Hoe belangrijk was of is muziek voor Gordon soms? Het is de achilleshiel van Girl in a Band: je verneemt nauwelijks wat over de manier waarop Sonic Youth functioneerde en al helemaal niets over de muziekindustrie. Gordon houdt het bij de droge boodschap dat de bandleden in het begin moesten sappelen om rond te komen, en de vage informatie dat het contract van begin jaren 1990 met major Geffen beduidende gevolgen had voor hoe de groep werd gepromoot.

Gordon doorziet het cock rock-spektakel, wil er haar eigen plaats in hebben, maar plooit er zich ook naar

‘Bands are the ultimate dysfunctional family’, merkt Gordon gevat op in een zinnetje dat tevens nieuwsgierig maakt naar de muzikale huishouding binnen Sonic Youth. Je moet het doen met de summiere mededeling dat sommige nummers op groepsimprovisaties teruggaan, maar dat Thurston Moore en Lee Ranaldo (die haast afwezig is in Girl in a Band) ook geregeld aan kwamen zetten met kant-en-klare songs, die enkel nog een touch of dissonance behoefden om als heuse Sonic Youth-nummers te klinken. Noise als muzikale identiteitspolitiek, ja, als een vorm van branding in het overdrukke en hypercompetitieve rocklandschap? In de korte hoofdstukken naar het einde toe focust Gordon op afzonderlijke platen en nummers, maar het gaat toch vooral over de origine van titels en teksten: de muziek blijft wederom buiten beeld. Naar eigen zeggen hield ze er na enige tijd (!) wel van om te bassen, zonder dat ze de positie van ‘echte muzikante’ wil claimen …

Dertig jaar lang maakte Kim Gordon deel uit van eerst een cultband, vervolgens een levende rocklegende. Ze bekleedde een centrumpositie in de mannelijke wereld van de indierock, en ze liet die zich graag aanleunen. Maar hield en houdt ze ook van rock als muzikaal genre, los van de ‘male bonding’ op en voor het podium tijdens concerten of de immer hernieuwde poging om het genre een fikse dosis kunstzinnigheid toe te dienen? I doubt it. Misschien doet het er ook helemaal niet toe. Misschien heb ik drie decennia lang om de verkeerde redenen naar een nieuwe plaat van Sonic Youth uitgekeken.

Rudi Laermans is gewoon hoogleraar aan het Centrum voor Sociologisch Onderzoek, KU Leuven.

Bibliografie

Kim Gordon, Is It My Body? Selected Texts (edited by Branden W. Joseph). Berlijn: Sternberg Press, 2014, 181 pp.

Kim Gordon, Girl in a Band. A Memoir. Londen: Faber & Faber, 2015.