'Ik zou eens Shakespeare willen zien door Shakespeare'

Door Wouter Hillaert, op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

Als er zoiets bestaat als een cordon artistique, dan ging dat begin mei even aan diggelen na de vraag van redacteur Wouter Hillaert aan Vlaams Belangers Francis Van den Eynde en Geert De Jaeger (Vlaams Belang Gent) om eens samen naar podium te gaan. De heren kozen Opening Night van Toneelgroep Amsterdam en NTGent, naar de gelijknamige film van John Cassavetes uit 1977. Het werd achteraf op het terras van café Den Turk een lang gesprek over ouder worden, experiment in kunst, onze-lieve-vrouwebeeldjes en de zeggenschap van politiek over artiesten. Toneel brengt de mensen samen!

Opening Night is het theaterbedrijf binnenstebuiten gekeerd. Op scène heeft ontwerper Jan Versweyveld een repetitiestudio neergepoot, compleet met technici en costumière. Het is toneel op het toneel, met in de spotlight de gevierde actrice Myrtle (Elsie De Brauw). Zij oefent samen met haar tegenspeler en ex-man Maurice (Jacob Derwig) het stuk De tweede vrouw van schrijfster Sarah (Chris Nietvelt) in, en daar gaan haar zenuwen zo van toeteren dat alleen liters whisky ze nog in het gareel kunnen houden. Als Myrtle na één van de repetities ook nog een jonge fan, de mysterieuze Nancy (Hadewijch Minis), overreden ziet worden op straat, gaat het hek helemaal van de dam. De diva begint zo twijfelen over haar rol en haar leeftijd dat ze in visioenen de dode Nancy oproept. Regisseur Manny (Fedja Van Huêt) jaagt ze met haar kinderlijk gedrag compleet de gordijnen in.
Acteurs en hun complexen, ze worden hier schaamteloos te kijk gezet. Met live video zit regisseur Ivo Van Hove hun spel op de huid als met een loep, en elke blik en geste laat hij meteen uitvergroten op een projectiescherm boven hen. Ook dat deel van het publiek dat als fictionele toeschouwers mee op de scène mag, plakt er met zijn neus op. Twee uur lang zijn de acteurs daaraan overgeleverd. Exits hebben ze niet, tenzij de zaal zelf. Maar ze weren zich met het brio dat je van dit samengestelde topensemble mag verwachten. Opening Night is een genot. En na afloop blijkt dat op de stoep van Den Turk, met zicht op het Gentse stadhuis, ook precies het oordeel van beide heren Vlaams Belangers.
Francis Van den Eynde: 'Ik heb een positieve appreciatie, vermits ik niet de indruk heb dat ik vanavond tijd verloren heb. Dat lijkt zeer eenvoudig, maar dat is toch altijd het eerste criterium.'
Wouter Hillaert: 'Ik heb mij ook niet verveeld.'
Geert De Jaeger: 'Het was misschien wel iets te lang. Ik zou het een halfuur inkorten. Het is precies een beetje de tendens vandaag om steeds langere stukken te brengen, niet?'
Hillaert: 'Dat hangt erg af van het soort voorstelling. Een jeugdtheatervoorstelling is meestal afgelopen op minder dan een uur tijd, maar in grote huizen kan het wel eens langer duren, ja. Je moet het natuurlijk gewoon verkocht krijgen. Voor mij hadden vooral de scènes van het stuk-in-het-stuk niet altijd dezelfde spanning.'
Van den Eynde: 'Dat was natuurlijk een huzarenstukje: acteurs die acteren dat ze acteren. Ik ga niet zeggen dat ze dat niet overtuigend deden, maar het verschil tussen het gewone acteren en het acteren dat ze acteren, had iets duidelijker kunnen zijn. Dat moet wel vreselijk moeilijk zijn.'
Hillaert: 'Maar als er meer verschil geweest was tussen beide lagen, zou je volgens mij wel een heel ironisch stuk-in-het-stuk krijgen, terwijl de hele voorstelling er juist om draait dat het heel dicht bijeen ligt.'
Van den Eynde: 'Dat is juist. In feite heb je twee thema's: toneel en verouderen. Wat ik in dat eerste thema een beetje miste, was een zekere zelfrelativering. De acteurs nemen zichzelf in dit verhaal iets te veel au sérieux. Zo kán het ook niet meer ironisch zijn. Het publiek lacht, maar alleen op het moment dat het iets als belachelijk ervaart, en niet omdat het ironisch is. En dat kan ik doortrekken naar het tweede thema, het conflict met het ouder worden. De reden waarom Myrtle dat stuk-in-het-stuk haat, is dat het over haar gaat. Dat zegt ze ook: "die rol is niks, heeft geen persoonlijkheid". Met ironie en humor zou men dat nog pijnlijker kunnen maken, zonder aan de overtuigingskracht van het verhaal te raken.'
Hillaert: 'Voor mij relativeerden de acteurs zich wél voortdurend, maar dan binnen het fictionele kader. Het stuk gaat toch doorlopend over de onnozele, of liever, begrijpelijke zorgen van een acteur over hoe hij eruit ziet, of over wie de betere rol heeft?'
Van den Eynde: 'Laat ik mij verduidelijken met een vergelijking met het stuk Les poissons rouges van Jean Anouilh. Bij mijn weten is dat in Vlaanderen nog nooit vertoond. Daarin is het hoofdpersonage een gevierd toneelauteur, het zou Anouilh zelf kunnen zijn. En het stuk maakt die man voortdurend belachelijk. Of beter: het relativeert zeer sterk de sfeer waarin hij leeft. Hij blijkt helemaal geen genie, maar een gewone man. Anouilh gaat daar veel verder in dat dit stuk.'
Hillaert: 'Maar dat is toch erg afhankelijk van ieders persoonlijke perceptie? Voor mij werkte het toch heel ironisch dat ze die getormenteerde acteurs en actrices zo geloofwaardig spelen. Het ligt er alleen niet dik op.'
Van den Eynde: 'Het hoeft er ook niet altijd dik op te liggen, anders wordt het een komedie. Dat is op zich niet verkeerd, maar hier zou dat vloeken.'

DE MYTHE VAN VROEGER

Van den Eynde: 'Ik stel mij wel de vraag of dat conflict met zichzelf over ouder worden nu zo dramatisch is. Als ik denk aan Jacques Brel en zijn "Les vieux" — dat is inderdaad desperaat. Pure wanhoop. Ik heb hem dat lied ooit nog zelf zien zingen, hé! In de Ancienne Belgique. Ik moest daar bijna bij schreien: "Zo oud wil ik nooit worden!" Maar dit, is dit nu zo erg? Akkoord, je moet wel eventjes slikken als je plots beseft dat je oud geworden bent. Dat heb jij nog niet ervaren, maar de kleur van mijn baard duidt aan dat dat bij mij wel het geval is. Maar dat is toch niet het einde van de wereld? Je gaat daar niet aan kapot, integendeel. Om het met een kwinkslag te zeggen: hoe ouder je wordt, hoe meer jonge vrouwen je ontmoet. Misschien is verouderen vooral erg voor acteurs en actrices.'
Hillaert: 'Maar vind je dan dat ze er hier zo'n drama van maken? In de oorspronkelijke film is Myrtle veel neurotischer.'
Van den Eynde: 'Misschien val ik eerder over het conflict tussen Myrtle en Nancy. Het is natuurlijk een kwestie van gevoeligheden, maar dat komt mij niet zo geloofwaardig over. Want waar staat Nancy voor? Zij is Myrtles jeugd. Zo interpreteer ik dat toch.'
Hillaert: 'Ja, ok.'
Van den Eynde: 'Meestal gaat men bij het ouder worden niet in conflict met zijn jeugd, maar koestert men er een soort sentimentele heimwee naar. Dan denk ik aan "Testament" van Boudewijn De Groot: "Er is iets dat ik blijf houden, dat zijn de goede jeugdherinneringen. Die neem je mee zolang je verder leeft." Men onderhoudt een bijna mythologisch beeld van zijn jeugd. Maar hier komt dat nergens tot uiting. Er is alleen dat conflict waarin Myrtle haar jeugd doodt. Ze dóódt haar jeugd!'
Hillaert: 'Voor mij rekent ze vooral af met haar neiging om dezelfde te willen blijven als vroeger. Zo aanvaardt ze haar ouderdom. Ze wint dus meer dan dat ze iets vernietigt. Maar wat jij mist, is dat dan de romantiek van de jeugd?'
Van den Eynde: 'Het is meer dan dat. Het is niet de romantiek, maar de mythologie van hoe goed het was om jong te zijn. Het is natuurlijk altijd leuker om jong te zijn dan oud, maar tegelijkertijd ervaar je dat niet zo als je jong bent. Je ziet dat maar veel later in. Zo heb ik een vriend van mijn generatie die nu pas The Beatles begint te appreciëren, omdat dat hem herinnert aan zijn jeugd, terwijl hij daar toen helemaal geen belangstelling voor had. En dat vind je niet terug bij Myrtle.'
Hillaert: 'Ik vind haar rol nochtans veelgelaagd. Je ziet maar weinig stukken die zo'n rijkdom geven aan vrouwelijke hoofdpersonages. Haar strijd met haar rol gaat voor mij ook veel meer over het vrouwelijke clichébeeld dat ze in De tweede vrouw tegenkomt, dan over het feit dat ze er zichzelf in herkent. Ik denk dat ze zelf gewoon veel rijker is dan haar rol, en dat ze er een onbewust feministisch verzet tegen voert. Ook tegen dat typisch mooie, jongere personage.'
Van den Eynde: 'Zou je dat feministisch noemen? Ik vind dat gewoon een vrouwelijke strijd.'
Hillaert: 'Feministisch is misschien een groot woord, omdat het niet zo benoemd wordt. Maar het gaat wel over een strijd tegen een toneel dat vooral voor mannen geschreven is, en tegen … '
Van den Eynde: 'Ja? Dat stuk is toch door een vrouw geschreven? De schrijfster, Sarah, zegt toch dat ze het geschreven heeft om uiting te geven aan haar eigen twijfels? Vandaar dat ze zich ook zo ergert als anderen de tekst veranderen. Maar Sarah begrijpt op een zeker moment, meen ik, wat het probleem van Myrtle precies is. Het zijn de enige twee die elkaar goed begrijpen. De mannen daarentegen snappen er niks van. Die zijn bezig met flauwekul à la "jij bent de mooiste" en "ik hou van jou". Als je even in de schoenen van de vrouw gaat staan, komt die typisch oppervlakkige mannelijke troost toch niet echt overtuigend over.'

TUSSEN DE MENSEN

De Jaeger: 'Ik vond vooral de interactie met het publiek heel goed. Acteurs die van achteren of van opzij opkomen en zo, houdt de mensen wakker. Ze blijven alert.'
Van den Eynde: 'En ook dat idee om het publiek in het decor te zetten! Interfereren met het publiek is natuurlijk niet nieuw, dat doen wij in de politiek ook. Als ik tijdens een toespraak de kans heb om met de micro tussen de mensen te gaan staan, doe ik dat veel liever dan van achter het spreekgestoelte. Ook in de opera zie je dat wel eens. Maar dat tweede zaaltje waar het publiek zit, dat was goed uitgekiend.'
Hillaert: 'Zo krijg je heel verschillende zichtlijnen. Soms kijk je dwars op het podium, en even later weer frontaal. Ze switchen voortdurend ... '
Van den Eynde: 'Ja, dat is een prachtig perspectief. Dat was voor mij wel iets nieuws.'
Hillaert: 'De truc die ze op het einde toepassen, met de camera in de coulissen, is wel al vaker gedaan. Johan Simons deed het al een paar keer, en ook in Duitsland is het vrij populair, bijvoorbeeld bij Castorf in de Volksbühne. Dat zijn dingen die vandaag erg in trek zijn. Maar hier klopt het dramaturgisch heel goed: van een film over theater maken ze een theaterstuk met film in.'
Van den Eynde: 'Dat spel met camera en video voegt er ook echt een extra dimensie aan toe. Al was het maar omdat je veel beter de gelaatsmimiek van de acteurs kan zien. Van op de plaats waar wij zaten — een prachtige plaats trouwens, bedankt! — zie je Myrtle op het einde mooi praten met ik-weet-niet-meer-wie, maar tegelijkertijd zie je haar gezicht in close-up op video. Dat is fenomenaal. Zelfs op de eerste rij konden ze dat niet zo goed zien.'
De Jaeger: 'Ik betrapte mezelf erop dat ik soms meer naar het scherm zat te kijken dan naar de scène. Het is toch interessant om te merken dat we in de huidige, vluchtige maatschappij erg met het audiovisuele bezig zijn. Als Myrtle op het einde aangeschoten het theater binnenkomt, lijkt het bijna reality tv. Die verwevenheid met de dagelijkse realiteit vond ik goed.'
Hillaert: 'Absoluut, en ook als ze bij de première van De tweede vrouw de film tonen van het echte publiek dat die avond is binnengekomen, en nu in de zaal zit. Dat is echt clever. Maar het valt wel op dat ze die meest realistische laag voor zichzelf niet toelaten. Je ziet op scène niet Ivo Van Hove of de werkelijke Elsie De Brauw, terwijl het hele concept daar zo toe uitnodigt. Dat is een beetje spijtig. Uiteindelijk blijft het toch weer veilige fictie.'
Van den Eynde: 'Maar met die close-ups komt hun persoon toch erg dichtbij?'
Hillaert: 'Nee, net door dat filmscherm te gebruiken, wordt het voor mij bijna méér theater, in die zin dat het de kunstmatigheid van alles meer aanduidt. Film is naturalisme, en de hele manier waarop zij over toneel spreken, is ook heel erg naturalistisch. "Ik kan die rol pas spelen als ik ze begrijp, als ik ze incorporeer." Dat is een bijna negentiende-eeuwse visie op acteren. Maar door dat filmscherm erbij te trekken, krijg je een extra standpunt dat van het acteren veel meer "acteren" maakt, en minder een illusie van "zijn".'
Van den Eynde: 'Het gevaar van zo'n scherm is wel dat je aandacht naar verschillende punten tegelijk moet gaan. Als je op een zeker ogenblik met je ene oog naar het scherm aan het kijken bent, en met je andere naar het toneel, dan zijn ze niet goed bezig, hé? Maar hier had ik de indruk dat er een mooi evenwicht in zat. Dat moet nochtans niet eenvoudig zijn.'
Hillaert: 'Ja, want wat kies je op welk moment? Je kan als regisseur kiezen om de camera te richten op de persoon die op dat moment ook op scène de focus krijgt, maar Van Hove doet vaak gewoon het omgekeerde: je ziet de reacties van de anderen. Hij maakt van die statische blik van theater ineens meerdere perspectieven. Dat vond ik juist wel interessant. Ik wil net dat mijn aandacht afgeleid wordt. Daardoor krijg je veel meer aandacht voor je eigen kijken op zich.'

VERSTAANBAARHEID

Hillaert: 'Wat vonden jullie in deze voorstelling eigenlijk terug dat jullie belangrijk vinden aan theater?'
Van den Eynde: 'Wel, wat ik daarnet al zei: ik mag in de eerste plaats niet het gevoel krijgen dat ik tijd verloren heb. Vanavond heb ik er iets aan gehad. Ik heb me niet kreupel gelachen, maar er was vlees in de soep. Een tweede zaak is dat ik gecharmeerd ben door de regie, door de manier waarop ze het brengen. Daar zat heel veel in. Dat is misschien maar techniek, maar elke kunst begint bij techniek. Het maakt het mogelijk om een verhaal op een andere manier te brengen. En dan is er nog de inhoud zelf, die je over iets doet nadenken en tot bepaalde conclusies doet komen. Nu blijf ik bijvoorbeeld nadenken over die oppervlakkige troost die Myrtle van de mannen krijgt. "Hoe dom kunnen wij mannen toch zijn als we geconfronteerd worden met de problemen van een vrouw?"'
De Jaeger: 'Mij sprak vooral het evenwicht tussen het visuele en de tekst aan, te weten dat toneel normaal nogal statisch is met zijn eenheid van tijd en locatie. Hier heb je een goeie mix tussen het theatrale en het hedendaagse, het vluchtige. Ik vond het een echte aanrader. Maar ik zou het dus wel wat inkorten, omdat het publiek op het einde toch altijd een beetje zijn concentratie verliest. Dat is zoals op de schoolbanken, hé? Twee uur en een kwart is echt de limiet.'
Van den Eynde: 'Je hebt gelijk dat het wat langgerekt was, Geert. Maar als het echt te lang was, zou je zeggen: "Verrek, ze zouden hier toch een pauze kunnen inlassen!" Ik heb daar zelfs niet aan gedacht.'
De Jaeger: 'Het is hoe dan ook een van de betere producties van het NTG. Want in het begin had ik zo een beetje mijn scepsis — zoals elke Gentenaar waarschijnlijk.'
Hillaert: 'En op basis van welke voorstellingen?'
De Jaeger: 'Ik heb een heleboel voorstellingen gezien: De asielzoeker, Platform, De rollende road show van Wunderbaum ... Die laatste was één van mijn favorieten, daar in de Oude Vismijn. Ik vond dat visueel heel interessant en verrassend, en het stemde ook tot nadenken. Maar vooral die locatie! De Vismijn is voor de Gentenaar een hele tijd ontoegankelijk geweest, en als je daar dan ineens weer binnen mag, doe je dat bijna als een klein kind. Ook de muziek vond ik heel erg sterk. Ik heb echt de indruk dat de producties die het NTG samen met anderen doet vaak beter zijn dan de eigen voorstellingen, zoals bijvoorbeeld Edward II.'
Hillaert: 'Daar waren ze zelf ook niet zo wild over.'
De Jaeger: 'Als ze in Edward II een pauze ingelast hadden, was ik zeker vertrokken. Ik vind het belangrijk aan toneel dat het tot nadenken stemt, maar ook dat je er een groot deel van begrijpt. Anders kan je er achteraf maar moeilijk over nadenken, hé?'
Hillaert: 'Wel, dat vind ik juist zo goed aan Opening Night. Het toont zijn eigen theatraliteit en legt die uit. Het is tegelijk een inleiding op theater, en theater op zich. Dat vind ik ook belangrijk aan theater in het algemeen, dat een zogezegd elitair medium op zo'n manier benaderd wordt dat het publiek er contact mee krijgt. De grens tussen theater uitleggen en theater mythologiseren is hier dan wel dun, maar het levert in elk geval een goede voorstelling op.'
De Jaeger: 'Ja, dat was Edward II duidelijk niet. Daar begreep je niet veel van.'
Hillaert: 'Maar iets niet begrijpen kan soms toch ook heel genietbaar zijn? Zo is één van mijn favorieten Romeo Castellucci, een Italiaan die theater maakt zonder woorden. Je hebt het raden naar wat hij precies bedoelt, maar je zit wel anderhalf uur op het puntje van je stoel. Het is visueel zo open en fascinerend dat er net méér betekenissen mogelijk worden. Bij Edward II had ik dat evenmin, maar nu speelt bij NTGent Chemisch insect van Peter Verhelst. Dat gaat echt supertraag en je begrijpt er ook weinig van. Toch is het wel een stuk waar je achteraf veel langer over praat dan over eender welke duidelijke voorstelling. Niet duidelijk zijn kan dus ook …'
Van den Eynde: 'Als het boeiend is!'
Hillaert: 'Ja, het moet wel fascinerend zijn.'
De Jaeger: 'Maar om nog eens terug te keren op Opening Night. Wat mij positief opviel, was de uitspraak van de acteurs. Ik heb niets tegen Nederlanders, maar in de beginfase van het vernieuwde NTGent werden veel acteurs uit Nederland aangetrokken, en die hadden een zeer zwaar Amsterdams of Nederlands accent. In De asielzoeker, met Wim Opbrouck als West-Vlaming, was er zo'n groot contrast tussen de acteurs dat het mij toch een beetje ging storen. In deze productie hebben we dat niet kunnen constateren. Is daar aan gewerkt?'
Hillaert: 'Nee hoor, en mij stoort het ook totaal niet. Het belangrijkste is toch dat er goeie acteurs op scène staan? Hier vielen vooral de jongste mensen er wat tussenuit, en dat waren dan twee Vlamingen.'
Van den Eynde: 'Ja, acteurs moeten gewoon goed zijn, dat is wat telt. Als ze iets brengen over de omgeving waarin ze aan het werk zijn, moeten ze er wel iets van weten, maar daarvoor hoeven ze er nog niet geboren te zijn. Verre van.'
Hillaert: 'Ik heb het altijd moeilijk gehad met dat soort kritiek op NTGent. "Ze halen hier het Oranje Leger binnen, terwijl we toch zelf ook goede acteurs hebben!" Dat is zo reactionair.'
De Jaeger: 'Maar het moet wel verstaanbaar zijn.'
Van den Eynde: 'Ik had daar geen problemen mee. Ik ben mijn hele leven orangist geweest, zoals ook Louis Tobback. En deze acteurs vond ik best puik. Dat was echt een prestatie!'
Hillaert: 'Mensen als Fedja van Huêt en Elsie De Brauw zijn natuurlijk ook topacteurs in de Lage Landen. We mogen blij zijn dat we die hier kunnen zien spelen.'

PAUZE

Van den Eynde: 'Geert, kan je die mevrouw nog eens roepen voor een bestelling?'
De Jaeger: 'Je moet hier zelf bestellen aan de toog.'
Van den Eynde: 'Wel, kan je eens ... Ik zal je geld geven. Jij zit er het kortste bij, jij bent de man van dienst. Voor jou een biertje?'
Hillaert: 'Het mag een Ice-tea zijn.'
De Jaeger: 'En voor jou nog een bolleke, Francis?'
Van den Eynde: 'Ja, dat mag voor mij best een bolleke zijn. En pak voor jezelf ook maar iets, hé!'

TROP D'EXPERIMENT

Hillaert: 'Eigenlijk vind ik de grote meerwaarde van Opening Night dat het zijn medium complex benadert en tegelijk toch een echte publieksvoorstelling blijft. Dat is voor een stadstheater precies wat het zou moeten zijn. NTGent doet dat wel goed: af en toe iets kleins dat wat experimenteel is en inderdaad niet altijd even gelukkig uitvalt, en daarnaast op het grote publiek spelen zonder te makkelijk te worden.'
De Jaeger: 'Zeker, ze moeten kunnen experimenteren.'
Hillaert: 'Maar in het cultuurprogramma van het Vlaams Belang staat toch dat jullie vinden dat er te veel experiment is in Vlaanderen?'
Van den Eynde: 'Dat is een andere zaak, hé. Je hebt vanzelfsprekend experiment nodig omdat je niet statisch kan blijven. Maar naar onze mening zaten we op een zeker ogenblik in een toneelwereld waar voortdurend geëxperimenteerd werd.'
Hillaert: 'Maar waarover spreek je dan?'
Van den Eynde: 'Too much is te veel, en trop is te veel. Dat zorgt ervoor dat het publiek afhaakt. Het publiek is ook belangrijk in het hele verhaal, hé. Door te experimenteren ontdekt men wel nieuwe zaken, maar wanneer men alleen experimenteert, verliest men tegelijk andere dingen uit het oog. Om het even te karikaturiseren: ik zou eens Shakespeare willen zien door Shakespeare.'
Hillaert: 'Zoals hij vierhonderd jaar geleden werd opgevoerd?'
Van den Eynde: 'Nee, Shakespeare zoals hij het geschreven heeft. Niet herschreven in termen van actuele oorlogen, of zo. Dat kan een prachtig experiment zijn, akkoord, maar ik wil bijvoorbeeld ook wel eens graag Macbeth in een klassieke enscenering zien.'
Hillaert: 'Maar die worden wel gemaakt, hé. Zo had je onlangs in de KVS De kersentuin, dat van de eerste tot de laatste letter de originele tekst van Tsjechov volgde. Theatraal doen ze daar dan wel iets anders mee, maar … '
Van den Eynde: 'Ja, maar Tsjechov is nu modieus. Daar heb ik geen enkel bezwaar tegen, maar ook Anouilh mag best nog eens getoond worden, of Sean O'Casey, die heeft ook zo'n paar toneelstukken die ik prachtig vind. Het experiment heeft recht op zijn plek, maar de rest evenzeer.'
Hillaert: 'Absoluut, maar die mix is er ook echt in Vlaanderen. In Gent heb je bijvoorbeeld Victoria dat er inderdaad voor kiest om bepaalde mensen twee jaar de kans te geven om binnenskamers hun eigen ding te doen, en dat dan af en toe te presenteren aan een eerder klein publiek. Maar je hebt ook Arne Sierens, die voor een heel breed publiek werkt, of NTGent, dat nu voor volle zalen speelt. Waarover spreek je precies, als je zegt dat er te veel experiment is?'
Van den Eynde: 'Dat was een algemeen gevoel. Maar het ging me vooral om de KVS, hé.'
Hillaert: 'NTGent werd anders ook wel genoemd, vorig jaar in maart.'
De Jaeger: 'NTGent werd niet genoemd, denk ik. Nee, nee. Ik zit in de cultuurcommissie en daar werd er nooit naar verwezen … '
Hillaert: 'Ik herinner me toch een uitspraak van Filip Dewinter in De Standaard, waarin hij bevestigde dat Hulstaerts dreiging om de subsidies van het Toneelhuis te schrappen het partijstandpunt vertegenwoordigde, en dat "ook het Gentse stadstheater niet buiten schot zou blijven".'
Van den Eynde: 'Ja, maar dat is nooit gezegd door Gentenaars. Ik kan me niet herinneren dat wij op politiek vlak ooit uitspraken gedaan hebben over theater in Gent. Wij zullen ons in een artikel wel eens kritisch uitlaten, en we hebben ook een paar keer serieus met het S.M.A.K. gelachen, maar mij zie je geen kruistocht beginnen tegen toneel. Verre van. Het ging toen voornamelijk over de KVS in Brussel.'
Hillaert: 'En dat is nu net het meest publieksgenereuze stadstheater van de drie. Het Toneelhuis zit veel meer … '
Van den Eynde: 'Wij hebben daar een ander perspectief op. Ik ben Brusselaar van oorsprong, en de KVS was voor ons, Brusselse Vlamingen, jarenlang een tempel waar we een groot deel van onze eigen cultuur hebben leren kennen. Zo zag ik er op mijn vijftiende Lijmen en het been van Willem Elsschot, terwijl ik daar voordien nog nooit van gehoord had. Je kende ook elke acteur die er speelde, want die gingen pinten pakken in kroegen waar de Brusselse Vlaming ook kwam: het Hof van Engeland, en zo. Nu worden wij geconfronteerd met een KVS waar ze voor de helft in het Arabisch en het Frans bezig zijn, in een stad waar wij op cultureel vlak al zo weinig aanbod hebben! Dat doet natuurlijk pijn. Arckens vertolkte met zijn uitval niet de mening van het Vlaams Belang, maar van de grote meerderheid van de Nederlandstalige Brusselaars, met uitzondering van het snobkliekje rond de Dansaertstraat misschien, maar dat zijn ook mensen die geen problemen hebben in Brussel. Die wonen in een beschermd cultureel milieu. Maar de gewone Vlaming van Jette, Schaarbeek of Ganshoren: waar moet die naartoe?'
Hillaert: 'Die kan toch ook gewoon naar de KVS gaan? Dat er voor de helft in het Arabisch gespeeld wordt, klopt trouwens van geen kanten. Misschien dat er in Gembloux of S.T.O.E.M.P wel eens een Arabisch zinnetje gevallen is, maar er staan echt nog wel vooral Vlamingen aan de toog in de KVS. Daar kunnen die van jou gewoon bij.'
Van den Eynde: 'Zij vinden zelf van niet!'
Hillaert: 'Weet je, De loteling van … euh … '
Van den Eynde: '… van Conscience, ja.'
Hillaert: 'De loteling van Conscience ken ik enkel omdat ik er in de KVS een voorstelling van gezien heb.'
Van den Eynde: 'De loteling? Ik bewonder je, want ik weet niet of ik daar nog naar zou kunnen gaan kijken.'
Hillaert: 'Dat is het nu net, we leven ondertussen wel honderd jaar verder. Dat boek werd natuurlijk gemoderniseerd tot In het lot gevallen, in een modderbad, maar ze spelen dus wel degelijk Vlaamse stukken. Ze hebben ook Claus gespeeld, terwijl die nog zelden opgevoerd wordt. Ik vind ook niet dat hun programma het hele jaar énkel de Nederlandstalige Brusselaar moet aanspreken.'

POLITIEKE BOYCOT

Van den Eynde: 'Maar je moet weten dat er toch een zeker — en naar mijn mening terecht — ressentiment bestaat. Wij worden door de toneelwereld systematisch geboycot. De KVS nodigt niemand van ons uit. En van zodra iemand in de toneelwereld ervan verdacht wordt ook maar enige sympathie voor ons te koesteren, wordt die letterlijk doodverklaard. Dus zijn we een klein beetje scherper, hé.'
Hillaert: '"Letterlijk doodverklaard"!? Je overdrijft. Ik vind vooral dat het publieke gesprek vandaag de dag erg karikaturaal gevoerd wordt, en wel van de twee kanten.'
Van den Eynde: 'Ja, als ik die mannen hoor, krijg ik de indruk dat ik niet met mes en vork kan eten. Wij van onze kant hebben natuurlijk ook lang onze eigen subcultuur gehad, met onze eigen auteurs. Ik heb daar ook geen spijt van, ik heb daar zelfs aan meegewerkt. Maar daar zijn we nu aan het uitgroeien, en zo worden er dialogen mogelijk om die karikaturen weg te krijgen. Alleen is die rel rond Arckens en de KVS toen nogal uit zijn verband gerukt.'
Hillaert: 'Waarom dan?'
Van den Eynde: 'Men maakte ervan dat wij alleen maar literatuur en toneel van eigen bodem wilden zien, dat wij alleen maar voor ouderwetse zaken waren, dat wij elke referentie naar het vreemde en het exotische wilden verwijderen. Dat is een karikatuur, want er is altijd wel iets exotisch geweest aan toneel en aan andere kunsten. Othello was geen blanke, hé?'
Hillaert: 'Dat wilde ik daarnet zeggen over Shakespeare in zijn oorspronkelijkheid. Een figuur als Othello is het resultaat van een kolonialistische cultuur die toen helemaal anders omging met vreemde culturen. Als je dat vandaag gewoon heropvoert, dan … '
Van den Eynde: 'Ja, dat weten wij natuurlijk ook. Zo dwaas zijn we niet. Men verwijt ons dan onmiddellijk dat wij de entartete Kunst willen herinvoeren. Maar weet je, ik vind niet dat de politiek moet bepalen wat kunst is. Maar ik mag toch wel een mening hebben over kunst, ook al zit ik dan in de politiek? Kunst heeft toch ook een mening over politiek. Maar ik herhaal: het is niet het recht van de politieke macht, met zijn geld, om te bepalen wat de kunst wel en niet mag doen. Ik beweer dat dat nu wel gebeurt.'
Hillaert: 'Door?'
Van den Eynde: 'Door de heersende ideologieën.'
Hillaert: 'Het is waar dat Anciaux diversiteit in de kunsten promoot, en dat vind ik ook echt nodig, maar dat wil nog niet zeggen dat wie dat niet doet, er zomaar uit geschopt wordt.'
Van den Eynde: 'Ik beweer van wel. Ik noemde daarnet Anouilh, maar er zijn ook andere voorbeelden. Anouilh heeft een duidelijk rechts politiek profiel. Als er een groep zou zijn die zijn stukken systematisch ging opvoeren, dan ben ik er helemaal niet zeker van of die door de huidige machthebbers even goed betaald zou worden. Ze zouden het te weinig politiek correct spelen.'
Hillaert: 'Dat vind ik nattevingerwerk, vooral omdat we geen voorbeelden hebben. Misschien kan je zelfs zeggen dat we rechtse kunstenaars in Vlaanderen missen.'
Van den Eynde: 'Er is geen toneelgezelschap dat het aandurft! De eerste kunstenaar die zich zo aandient, gaat eraan. Ik bedoel niet fysiek.'
Hillaert: 'Mocht dat een goede kunstenaar zijn, dan zou hij toch niet zomaar zijn subsidies kwijtraken? Jullie willen die censuur gewoon zien.'
Van den Eynde: 'Ik heb daar voorbeelden van! In de kleinkunst, bijvoorbeeld. Bij Elbers' laatste elpee kopte De Morgen: "Het Vlaams-nationaal gerochel van Jef Elbers". En men heeft hem nooit meer op de radio horen zingen, of het was met een onschuldig Brussels liedje. En The Strangers, nog veel tragischer. Toen zij in 1992 aanvaardden om voor het toenmalige Vlaams Blok te zingen op een grote meeting in Antwerpen, zijn ze daarna voorgoed uitgespuwd. Ik ken ook echt cultuurmensen die mij in vertrouwen zeggen dat ik geen ongelijk heb, maar die ik publiekelijk niet mag noemen. Die bestaan wél. Wat mij betreft heeft links prachtige kunst geproduceerd, maar men gaat ervan uit dat kunst enkel kan bestaan in één politieke richting, en dat al de rest barbaren zijn. Voor mensen die tegen een duale maatschappij zijn, is dat toch een vrij merkwaardige opvatting.'
Hillaert: 'En in het theater? Heb je daar voorbeelden van?
'Als je bijvoorbeeld naar Houellebecq kijkt. Ik heb zijn boeken nog altijd niet gelezen, maar die worden toch wel opgevoerd. Die hebben toch een zekere rechtse stempel?'
Van den Eynde: 'Dat is juist, maar Houellebecq heeft in Frankrijk zo'n grote reputatie opgebouwd dat hij die discussie overstijgt. Ik sprak over Anouilh. We hebben zijn Antigone nog op school gehad.'
Hillaert: 'En dat stuk is een vijftal jaar geleden opgevoerd door Tg Stan.'
Van den Eynde: 'Maar zijn Antigone is natuurlijk geen politiek toneelstuk. Les poissons rouges daarentegen, dat is met vitriool geschreven. Of Diner de tête, een toneelstuk over de repressie na de Tweede Wereldoorlog! Maar je moet al goed vertrouwd zijn met de Franse literatuur om dat te kennen. Ik geef een ander voorbeeld, van bij ons. Bij de dood van Gerard Walschap hebben de kranten al zijn werken wel ergens vermeld. behalve één: een pamflet dat hij in 1968 geschreven heeft tegen de linkse schrijvers van de stal Manteau. De culturele repressie heette dat. Maar dat werk is nergens vermeld!'
Hillaert: 'Dan spreken we over de media, toch?'
Van den Eynde: 'Maar een kunstenaar die de media tegen zich heeft, bestaat ook niet, hé? Claus daarentegen heeft de media altijd mee gehad. Hij speelde dat natuurlijk ook goed.'
Hillaert: 'Maar hoe zou een rechts toneelstuk er dan uitzien? Wat zou dat verdedigen?'
Van den Eynde: 'Wel, neem Les poissons rouges. Er zit daar één koddige scène in die me altijd is bijgebleven. Het hoofdpersonage gaat op bezoek bij zijn maîtresse die net een mislukte zelfmoordpoging achter de rug heeft, en hij ontmoet daar bij haar ziekbed een dokter met een bult. Hijzelf is rechts, en die bultenaar links. Er ontspint zich een hele discussie, tot de dokter op een zeker moment een allusie meent te horen op zijn lichamelijke gebrek. Hij wordt boos: "Pas maar op, jullie zullen nog wel eens wat zien. Wij gaan de wereld nog beheersen!" En de schrijver antwoordt: "Maar ik kan er toch niets aan doen dat jij een bult hebt?" En de progressief weer: "Nee, maar je zou tenminste kunnen doen alsof je er ook een hebt!" Enfin, dat is rechts. Erg bijtend. Er wordt ook erg gelachen met de dikke pensen van de aristocratie, én met de proletarische vriend van het hoofdpersonage. Iederéén gaat door de molen.'
De Jaeger: 'Zeg, ik ga jullie moeten laten. Het is al laat en het wordt hier nogal koud.'
Van den Eynde: 'Ik heb het niet koud, maar ik heb daar natuurlijk mijn bescherming tegen. De groeten aan uw lief, hé Geert!'

VLAAMS-ZIJN

Hillaert: 'Weet je waar die karikatuur van het Vlaams Belang mee te maken heeft? Publiekelijk hebben jullie het nooit geloofwaardig over de inhoud van theater, maar steeds over hoe het zich naar buiten toe presenteert. Jullie reactie op bijvoorbeeld de affiche van Onze Lieve Vrouw van Vlaanderen , bevestigt die karikatuur net.'
Van den Eynde: 'Maar zij waren juist uit op die reactie! Met De leeuw van Vlaanderen was het niet gelukt, dus probeerden ze het nog maar eens met Onze Lieve Vrouw van Vlaanderen. Ik heb daar toen ook zelf een brief over geschreven, omdat ik het kwetsend vond. Dat heeft bij mij niets met een katholieke overtuiging te maken. Ik ben ook heus niet zo vroom, verre van. Maar voor mij is Onze Lieve Vrouw wel een moedersymbool, waarvan ik het moeilijk kan hebben dat ermee gespot wordt. Kijk maar eens rond: we leven in een Vlaanderen dat grotendeels ontkerstend is, maar niettemin staat het nog vol met lievevrouwebeeldjes. Die worden zelfs verzorgd, mensen leggen er bloemen neer. Als men dan voor de tweede keer met zo'n affiche komt, dan worden de mensen boos, hé? Iemand zei tegen mij: "maar er zijn zoveel Mariabeelden met een blote borst", en hij noemde er een aantal. Hij was er zelfs nog één vergeten: op alle wijnflessen van Liebfraumilch staat er ook één. Daar gaat het mij dus niet om. Het punt is dat je voelde dat er iets meer achter zat.'
Hillaert: 'Wat die affiche voor mij doet, is net al die vanzelfsprekende zaken als Maria-kapelletjes eens bevragen en uitdagen. Zelfs als ongelovige werd ik plots geconfronteerd met wat zo'n Maria-symbool blijkbaar toch nog betekent. Uitdagen vind ik een beter woord dan kwetsen.'
Van den Eynde: 'Maar als je uitdaagt, krijg je natuurlijk ook een antwoord. En we moeten die reactie ook niet overdrijven. Wat is er gebeurd? Mensen hebben wat lezersbrieven geschreven, en in Brussel is er een kleine betoging geweest. Dat moet kunnen, hé? Men heeft dat toneelstuk niet verboden, men heeft geen ruiten ingegooid, er is geen geweld gepleegd. Wat van belang is, is die moederfiguur.'
Hillaert: 'Ja, maar in de voorstelling zelf zie je dat het juist één groot eerbetoon aan de moeder is, in al haar complexiteit.'
Van den Eynde: 'Dat kan best zijn, maar zo kwam de boodschap niet over.'
Hillaert: 'Maar het zou dan toch interessanter zijn dat de discussie gevoerd wordt op basis van de inhoud van die voorstelling?'
Van den Eynde: 'Mogelijk, maar laat ons zeggen dat er achter die affiche een provocatie zat. De keer daarvoor was het al De leeuw van Vlaanderen; ja zeg! Ze beginnen er wel een lange mouw aan te breien, hé?'
Hillaert: 'Maar ik ga bij zo'n voorstelling juist veel meer snappen over mijn Vlaams-zijn dan bij om het even welke typisch Vlaamse voorstelling. Dán word ik pas geconfronteerd met mijn nationale identiteit, omdat zij die behandelen vanuit hun externe blik. Of liever: vanuit de andere achtergrond van hun ouders. Als ik De leeuw van Vlaanderen zou zien zoals Conscience hem geschreven heeft...'
Van den Eynde: 'De leeuw van Vlaanderen is een boek dat in de geschiedenis een formidabele rol gespeeld heeft, maar het blijft natuurlijk een boek uit de negentiende eeuw. Ik heb het gelezen toen ik dertien was, en het liet een serieuze indruk na op mij. Het was het eerste boek dat ik in het Nederlands las, want ik zat op een Franstalige school. Maar ik definieer mijn Vlaams-zijn niet vanuit De leeuw van Vlaanderen. Ik ben een geëngageerd Vlaams-nationalist geworden door het contact met Franstaligen, en vooral met de Franstalige pers in Brussel. Ik ben echt naar het flamingantisme geduwd door Le Soir. Elke dag stonden daar een paar sterk anti-Vlaamse artikels in. En dat begon me op een zeker moment op de zenuwen te werken. Een mens definieert zich altijd negatief. Als jongen van veertien zeg je: "ik ben niet zoals mijn vader".'
Hillaert: 'Het is toch net in die tegenstelling, in dat multiculturele, dat het interessant wordt? Je pikt er een aantal dingen uit en gaat in die confrontatie vooral meer begrijpen over jezelf.'
Van den Eynde: 'Ja, "ik ben niet zoals": dat houdt geen veroordeling of minachting in. Het individu definieert zich zo. Maar er is met Onze Lieve Vrouw van Vlaanderen toch iets geraakt, en als je iets diep raakt, krijg je reactie. Om dat dan te gaan vergelijken met het protest tegen de Mohammed-cartoons is intellectueel fundamenteel oneerlijk. Niemand heeft gezegd: "dat mag niet!" Nee, we waren het er gewoon niet mee eens.'

VEEL VOLK

Van den Eynde: 'Vanavond had ik wel het gevoel dat het publiek echt mee was. En de zaal zat eivol, met bijzonder veel jonge mensen. Zouden de scholen iets georganiseerd hebben?'
Hillaert: 'Nee, dat is een mooie weerspiegeling van het volk dat het nieuwe NTGent nu elke avond trekt. Het heeft met Johan Simons echt een nieuwe adem gekregen, ook artistiek. Ik denk wel dat het ook een deel van zijn publiek verloren heeft: de klassieke Publiekstheater-gangers van vroeger. Maar het heeft vooral een publiek gewonnen, dat niet meer naar het Publiekstheater kwam omdat het de voorstellingen minder interessant begon te vinden. Je kan nog altijd kritiek hebben op bepaalde producties, maar het leeft terug.'
Van den Eynde: 'Het publiek was zelfs erg divers, voorzover ik dat bekeken heb. Dat is één van de goede kanten van Gent: deze stad is enorm geïnteresseerd in cultuur. Meer dan in andere grootsteden, denk ik.'
Hillaert: 'Als je dit ziet, is het toch raar dat theater altijd de stempel "te elitair" krijgt?'
Van den Eynde: 'Er zijn twee zaken die je daarbij in het oog moet houden. Er wordt niet alleen teveel geëxperimenteerd, maar ook de recensies zijn vaak geschreven in een taal die de gewone man niet verstaat.'
Hillaert: 'Wel, vanuit mijn ervaringen bij De Morgen ben ik het daar toch niet mee eens. Er wordt nu juist zo hard in termen van het lezerspubliek gedacht dat je het in een artikel nog heel moeilijk over de complexiteit van een theatervoorstelling kan hebben.'
Van den Eynde: 'Ik geef je maar mee wat men mij vertelt, hé. Er is vaak een soort hermetische taal.'
Hillaert: 'Maar die zie ik ook als ik een voetbalverslag lees, of iets over economie bijvoorbeeld.'
Van den Eynde: 'Bij voetbal heb ik dat ook, ja.'
Hillaert: 'Vaktaal moeten we zoveel mogelijk proberen te vermijden. Ik zie mijn job echt als het toegankelijk uitleggen van waarom iets belangrijk is om te gaan zien, ook al spreekt het niet vanzelf.'
Van den Eynde: 'Maar het spreekt veel te vaak niet vanzelf. Kijk, er mag wat mij betreft best hermetisch toneel bestaan. Vandaag is een stuk misschien hermetisch is, morgen niet meer. En omgekeerd zou Vondel vandaag best hermetisch kunnen overkomen. Maar je moet wel proberen om mensen daarin mee te sleuren, terwijl je nu soms de indruk krijgt dat men juist mensen uitsluit. Ik spreek nu niet partijpolitiek, hé.'
Hillaert: 'Maar deze Opening Night is toch een uitstekend voorbeeld van hoe je zowel kenners als gewone mensen op hun eigen interesses kan aanspreken én tevredenstellen? Akkoord, bij sommige andere huizen worden er inderdaad hogere eisen gesteld aan minder ervaren kijkers. Maar je moet dat probleem van elitarisme op grotere schaal bekijken, voor het hele veld. Dáár moet de diversiteit verzekerd worden.'
Van den Eynde: 'Daar ben ik het mee eens.'
Hillaert: 'En naar mijn gevoel, en ik zit zowat elke avond in theater, is die er ook.'
Van den Eynde: 'Jij bent natuurlijk beroeps. Maar je kan toch niet ontkennen dat de impact van theater op het gewone cultuurleven niet zo bijzonder groot is in Vlaanderen?'
Hillaert: 'Je bedoelt dat theater bijvoorbeeld in Frankrijk veel meer leeft?'
Van den Eynde: 'Ja, maar ook in Groot-Brittannië en Ierland. Daar is er nog een echte toneeltraditie. Zo heeft bijvoorbeeld The Abbey Theatre in Dublin op politiek vlak een enorme rol gespeeld.'
Hillaert: 'Maar als je in Vlaanderen het amateurtheater meerekent, dan vind ik dat de impact toch groter is dan wat er meestal van gemaakt wordt. Ook van het gesubsidieerde theater heb ik het gevoel dat het beter trekt dan ooit. Martens, bijvoorbeeld, heeft zeker mensen naar theater gekregen die anders nooit zouden komen kijken.'
Van den Eynde: 'Dat kan zijn, maar ik vond dat vooral en prachtige pr-operatie voor Martens zelf. Zijn memoires verschijnen, ineens beginnen alle kranten erover te schrijven, dan dat toneelstuk. Ik sta te lang in de politiek om nog in toeval te geloven. Men heeft dat allemaal heel mooi gecoördineerd.'
Hillaert: 'Ik heb absoluut niet het gevoel dat dat bij de makers meegespeeld heeft. Nee, zij hebben echt iets losgeweekt, omdat het hier in Vlaanderen sinds de jaren tachtig bijna een taboe is om het over expliciete politieke thema's te hebben. Dat vind ik jammer, omdat het net een middel is om meer mensen naar theater te halen.'
Van den Eynde: 'Ja, er zijn veel zaken die mensen naar toneel kunnen brengen. Ik ben een paar jaar geleden in Peking naar een Chinese operavoorstelling geweest. De troef van die kerels is spektakel. Zelfs voor een dwaze westerse toerist zijn die acrobatieën fantastisch. Misschien kan je ook daar meer mensen mee aanspreken.'

HISTORISCHE DECORS

Van den Eynde: 'Om nog eens terug te komen op wat ik daarnet zei, zelf zou ik toch eens graag een Shakespeare zien zoals hij geschreven is.'
Hillaert: 'Als ik Shakespeare lees, met al zijn nevenintriges, dan ben ik toch blij dat zijn stukken bewerkt worden. Ik vind Hamlet interessant, maar je kan niet altijd dezelfde Hamlet zien.'
Van den Eynde: 'Nee akkoord, maar ik wil hem eens één keer zien. Dat is een heel persoonlijke wens, hé. Ik ben hier niet politiek aan het pleiten om alleen nog maar Shakespeare te spelen.'
Hillaert: 'Ja, maar zou dat dan dé grote, publieksvriendelijke voorstelling opleveren?'
Van den Eynde: 'Dat weet ik inderdaad niet. Maar in Frankrijk trekt men wel erg veel publiek naar de grote klassieke toneelstukken. Er bestond ooit een toneelgezelschap, Le Théâtre Populaire Français, en dat ging in fabrieken Racine en Corneille spelen. Dat was van zeer hoge kwaliteit, en het had succes.'
Hillaert: 'Ja, in Frankrijk zit dat misschien wat meer ingebakken in de cultuur. Maar voor zover ik La Comédie Française ken, denk ik dat dat absoluut niet zou aanslaan in Vlaanderen.'
Van den Eynde: 'Molière wel.'
Hillaert: 'Maar die wordt ook nog opgevoerd, hé. Tg Stan heeft nog niet zolang geleden Poquelin gemaakt, een bewerking van zijn hele oeuvre. En van Racine deden ze vorig jaar nog Bérénice — de integrale tekst. Maar wel zeer intiem, zonder de grote bewegingen. Het publiek zat op stoeltjes verdeeld over de scène, en de acteurs liepen er gewoon tussendoor. Dat was een fantastische productie.'
Van den Eynde: 'Je zou hier in Vlaanderen ook historische klassiekers in historische decors kunnen spelen. Le cid in het Gravenkasteel, dat zou toch mooi zijn?'
Hillaert: 'En wat zou je daar dan de meerwaarde van vinden?'
Van den Eynde: 'De enige meerwaarde is dat je daar volk mee aantrekt. Je kan dat een plat, populistisch trucje noemen.…'
Hillaert: 'Ik vraag me af of er veel mensen wakker zouden liggen van Le cid. '
Van den Eynde: ' … maar ik denk toch dat het volk zou trekken.'
Hillaert: 'Ik vind misschien wel dat NTGent eens iets zou kunnen doen rond een figuur zoals Jacob Van Artevelde.'
Van den Eynde: 'Ja! Akkoord!'
Hillaert: 'Maar dan wel door die historische stof zo te bewerken dat het zijn waarde krijgt voor het Gent van vandaag. En dan liever tegen het icoon Van Artevelde in, als een deconstructie ervan, dan hem op te voeren zoals hij vroeger geweest zou zijn.'
Van den Eynde: 'Daar kan zeker over gediscussieerd worden. Ik weet dat men vroeger nog historische stukken opgevoerd heeft, niet in het Gravenkasteel, maar in het Slot van Beersel. En men speelt Aida wel tussen de piramiden in Egypte. Dat is nu wel een beetje snob, maar goed. Dan ben ik meer te vinden voor wat het MIAT in de jaren tachtig tijdens de Gentse Feesten deed: historische wandelingen door Gent, met kleine toneelstukjes ertussen. Je kwam op de Korenmarkt aan het Borluutsteen, en daar werd dan een scène opgevoerd over Borluut. Het was bescheiden, maar in een stad als Gent kan je zoiets zeker opvoeren. Ik geef grif toe dat je daar op de grens tussen toneel en toerisme zit, maar is dat een zonde?'
Hillaert: 'Nee, maar wat ik wel belangrijk vind, is dat het gebeurt op een manier die toch een soort van nieuw inzicht geeft, of een context om het heden beter te begrijpen.'
Van den Eynde: 'Maar het één sluit het ander niet uit, hé. Artevelde is bijvoorbeeld een vrij gecompliceerde en zelfs tragische figuur. Uiteindelijk werd hij vermoord door de mensen die hij geholpen heeft. Daar kan je ook vandaag heel wat mee doen. Of neem Suzanne Lilar: een Franstalige, maar Vlaamsgezinde germaniste die op het einde van de negentiende eeuw aan de overkant van het Sint-Baafsplein woonde. Die heeft een boek geschreven: Une enfance Gantoise. Daarin vertelt ze onder andere dat ze voor haar achttiende verjaardag naar het Vlaamse theater wou gaan. Ze schrijft: "Dat choqueerde mijn moeder nog meer dan als ik gezegd zou hebben dat ik die avond naar een bordeel zou gaan". Zo vertelt ze van alles over Gent, vanuit de heel aparte blik van een jong meisje uit het burgerlijke milieu van rond 1900. Waarom zou je dat niet eens kunnen brengen in een juist decor? Ze is amper gekend in Gent.'
Hillaert: 'Misschien moet je gewoon een theatergroep beginnen?'
Van den Eynde: 'Men zou heel Gent literair kunnen omdopen, maar nogmaals: het is niet aan ons om dat te bepalen. Het zijn mensen uit de toneelwereld die op dat idee moeten komen. Ik ben geen toneelmaker, ik zou me er ook echt niet aan wagen.'
Hillaert: 'Dat lijkt me inderdaad het beste, ja!'