"Ik ben op zoek naar de kampioenen. De Champions League van het theater".

Door Karel Vanhaesebrouck, Wouter Hillaert, op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

Toen Martin Schouten, de curator van het Nederlands-Vlaamse podiumfestival voor het volwassenenpodium, half mei van dit jaar zijn selectie bekend maakte, regende het bedenkingen. Woorden als 'saai', 'burgerlijk' en zelfs 'duf' waren niet van de lucht. In zijn selectie koos Schouten op een uitzondering na - vreemde eend in de bijt Bernard Van Eeghem - voor grotere en/of gevestigde gezelschappen. Een belangrijk deel van zijn selectie betrof daarenboven repertoirestukken. Kleinere, perifere projecten bleken uit de selectie verdwenen. Aangezien ons lijstje er toch helemaal anders uitzag, gingen we bij Martin Schouten peilen naar zijn criteria en maatstaven.

Een jaar geleden stond theaterland op z'n kop. Nadat het Nederlands-Vlaams Theaterfestival, de hoogmis van het Nederlandstalige theater, jarenlang selecties presenteerde die gemaakt werden door een jury van critici en academici, besloot Arthur Sonnen, de oprichter en directeur van het festival, om het roer om te gooien en jaarlijks twee curatoren aan te nemen. Eéntje voor het volwassenentheater en ééntje voor het jeugdtheater, ééntje uit Vlaanderen en ééntje uit Nederland. Enkele grijze eminenties stonden op hun achterste poten. Met een systeem van curatoren zou het festival haar legitimiteit verliezen. Maar Sonnen ging door en nu, een  jaar na de heibel, staat het eerste theaterfestival met curator in de steigers. Voor de volwassenenselectie werd de Nederlandse ex-theaterrecensent Martin Schouten aangetrokken.

De subjectiviteit geobjectiveerd

Op welke basis koos je de voorstellingen die je ging bekijken?

Martin Schouten: Ik werd pas eind augustus gevraagd voor die baan, ik was de vierde op rij. Dat was laat, want de periode waarbinnen je voorstellingen selecteert, loopt vanaf 1 mei. Dus om te beginnen had ik een hele hoop in te halen. Ik heb voorstellingen gepland aan de hand van de premièrelijst van het Vlaams Theater Instituut en van de kring van Nederlandse Theatercritici, met terugwerkende kracht vanaf 1 mei. Het streven was natuurlijk om alle voorstellingen te zien, maar dat bleek dus niet echt mogelijk. Volgens die lijsten zijn er in de periode van mei 2003 tot 1 mei 2004 232 voorstellingen in première gegaan, waarvan dertig procent Vlaams. Daarvan heb ik er 137 gezien, waarvan ook één derde Vlaams was. Die Vlaamse voorstellingen waren ook van begin af aan mijn zorg, omdat ik in Amsterdam zit en de Vlamingen steeds minder naar hier komen. Maar we hebben hier natuurlijk het geluk een Vlaams Cultuurhuis te hebben dat veel voorstellingen brengt. Ik heb alle voorstellingen gezien die in de Brakke Grond stonden, of in Frascati even verderop. Verder heb ik gelet op de programmering van de Toneelschuur, die heeft vaak dezelfde dingen als de Brakke Grond, maar soms ook dingen die alleen daar komen. De voorstellingen van De Tijd bijvoorbeeld, die komen in principe niet echt in Nederland, maar de Toneelschuur vindt toch dat ze minstens één speelbeurt moeten hebben. Daar heb ik dus ook alle Vlaamse voorstellingen gezien. Ik ben vaak groepen gaan bekijken die ik niet kende, want er zit natuurlijk een gat in mijn kennis van het Vlaamse toneel. STAN en De Roovers en zo kende ik nog van in de periode dat ik recensent was. Daarvan wist ik dat ik dat moest gaan bekijken. Maar ondertussen zijn er nieuwe groepen bijgekomen die ik niet ken, of die er al waren en die me toen zijn ontgaan. Die ging ik dan één keer bekijken, maar bijna altijd kwam ik buiten met een ontgoochelend gevoel. Aardig, meer niet.

Hoe heb je al die voorstellingen dan gekanaliseerd tot die ene selectie van acht voorstellingen?

Schouten: Ik heb alle voorstellingen een saldo gegeven van 1 tot en met 5, waar bij 1 niks is en 5 de top. En 3 is dragelijk. Het gaat me natuurlijk alleen maar om die 4'tjes en die 5'jes. Daaruit moest het komen.

Welke voorstellingen kregen dan een 5 en wat een 1? Wat waren daar de redenen voor?

Schouten: Nou, hele slechte voorstellingen waarbij je al na een minuut verlangt naar het einde, krijgen een 1. En zo waren er heel wat.

**En is dat gevoel dan niet méér objectiveerbaar? **

Schouten: Nee, deze punten zijn mijn objectivering van mijn subjectiviteit. Je moet het gewoon een beetje meetbaar maken voor jezelf. Er waren nogal wat voorstellingen die van mij een 1 kregen, terwijl andere mensen ze net fantastisch vonden. Eensgezindheid zal er dus nooit zijn.

**Maar jij als ex-recensent moet toch een idee hebben van waarom je iets goed vindt, en iets anders slecht. Dat valt toch objectief te motiveren? **

Grofweg geformuleerd zijn voorstellingen die voor mij in aanmerking komen, voorstellingen die de kunstvorm vooruit helpen. En dat was bijvoorbeeld heel duidelijk het geval bij Poquelin van TG STAN. Dat was voor mij iets nieuws. Er waren natuurlijk mensen die liever hadden gezien dat ik die Monkey Trail had gekozen, en dat was ook een aardige voorstelling, en goed gedaan, maar ik vond het qua kunst toch van een andere orde. Ik heb me gewoon goed vermaakt. De boodschap was duidelijk, maar dan ook erg duidelijk. Die Rouw siert Electra daarentegen, die heeft me niet alleen sterk ontroerd, maar die helpt ook de kunstvorm van theater echt een stap vooruit. Op dezelfde manier is mijn selectie goed voor het theater.

De hegemonie van het repertoire

Op ons komt jouw selectie toch vooral over als een repertoireselectie, zowel wat het grote aandeel herwerkingen van repertoire betreft, als het aantal repertoiregezelschappen dat geselecteerd is. Hoe valt dat te rijmen?

Schouten: Ik heb uiteraard heel veel klassieken gezien, maar het waren allemaal bewerkingen. Oom Vanja, Richard III van Johan Simons. Ik heb daar geen problemen mee. Die boeken staan toch maar in de kast en elke volgende theatermaker mag daar opnieuw mee aan de slag. Maar ik heb zelf wel wat behoefte aan 'de geliefde zinnen', ik verlang ernaar om die originele partituur opnieuw te horen. Ik verlang dat eigenlijk te horen zoals de psalmen in de kerk. Volgens mij is dat een belangrijk ding in theater: het sacrale. Het theater is een ritueel. En wat is een ritueel? Dat is iets wat steeds opnieuw herhaald wordt.

Het is natuurlijk wel ironisch dat net die generatie waar jij het over hebt, STAN en De Roovers, alle moeite van de wereld gedaan hebben om dat sacrale onderuit te halen.

Schouten: Ja, en terecht. Want het was natuurlijk een stoffige boel, waar zij zich tegen afzetten. Maar ik merkte bij mezelf dat ik die benadering wel een beetje gehad had. Niet bij Poquelin, dat vond ik heel verfrissend. Het is fantastisch om te zien op welke manier ze die oude teksten weer tot leven brengen.

Is dát dan de rode draad door jouw selectie: voorstellingen die het repertoire nieuw leven inblazen?

Schouten: Het Nationaal Toneel bewijst met Tartuffe in elk geval dat repertoire uiterst relevant kan zijn. In deze versie wordt dit stuk uit de Verlichting een striemend aanklacht tegen fundamentalisme. In Nederland is het huidige politieke debat immers heel erg beïnvloed door Pim Fortuyn. Allerlei dingen die daarvoor taboe waren, werden door hem vrijuit gezegd, en na hem vervolgens eindeloos herhaald door wat mindere goden. In dat debat valt heel vaak het woord 'verlichting', à la 'die islamieten hebben dat niet meegemaakt, en wij wel, dus dat verklaart het een en het ander'. De roep om verlichting in Nederland is omgeslagen in een soort van fundamentalisme. Zo'n voorstelling valt dan mooi in een uiterst relevant, maatschappelijk debat.

Was een soort van maatschappelijke angel of haak ook één van de criteria die je hebben geholpen om tot je selectie te komen?

Schouten: Daar denk ik in alle eerlijkheid niet zo over na. Je moet gewoon begrijpen waarom iemand een bepaald stuk vandaag speelt.

Er zit een opvallende koppeling in je selectie tussen repertoire en min of meer vaste spelers in het veld. Als je selectie een neerslag is van een bepaald seizoen, dan zou ze eigenlijk ook al op een seizoen van tien jaar geleden hebben kunnen slaan?

Schouten: Ja, behalve met Bernard Van Eeghem. Of volgens kenners was het in elk geval de eerste keer dat hem echt iets gelukt was. Ik had gewoon het geluk dat ik daar die avond toevallig belandde. Ik kwam voor een andere voorstelling, Masis the Musical, van Johan Helenbergh. Toen zei iemand dat er in de bovenzaal ook nog iets anders te doen. En voila, geweldig! Ik had graag meer van dat soort voorstellingen erin gehad, maar ik heb ze niet gezien.

Als je nu op basis van die speurtocht de vraag zou krijgen om een soort atlas te maken van het Vlaams-Nederlandse theater, met blinde vlekken hier en bepaalde tendensen daar, hoe zou die er dan uitzien? Wat is je heel hard opgevallen?

Schouten: Ik vond het gemiddelde peil van het Vlaamse theater altijd hoger dan het Nederlandse. Dat blijkt ook uit mijn selectie. Ik heb me natuurlijk afgevraagd hoe dat komt. En mijn analyse is dat het elan van de jaren '80, toen je in Nederland ontzettend veel interessant theater had en de Vlamingen van de Vlaamse Golf hierheen kwamen, er nu niet meer is in Nederland. Zo gaat dat, na een Gouden Eeuw komt een lauwe Eeuw. Wat ik wel zag in Nederland is dat alle vernieuwingen die in de jaren '80 begonnen in de kleine zaal, nu grotendeels hun weg hebben gevonden naar de grote zaal. In Vlaanderen is dat later begonnen. In Vlaanderen was de Vlaamse Golf het begin van dat nieuwe elan, hoewel ik dat niet helemaal kan bewijzen. Maar ik heb zo'n vermoeden.

Wat vroeger de Vlaamse Golf was, is thans het Vlaamse establishment. Zag je dan geen interessant werk van jonge makers, makers zoals Raven Ruëll of Stef Lernous die zich de laatste jaren een manifeste plek hebben opgeëist binnen het theaterlandschap?

Schouten: Nooit van gehoord, helaas. Ik beken. Ik was nu erg afhankelijk van de programmering van de Brakke Grond en van wat ik zelf nog weet van het begin van de Vlaamse Golf. Toen kwam alles wat aardig was, ook langs in Amsterdam. Maar dat is nu blijkbaar veranderd.

Dan is jouw selectie toch gewoon een consolidatie van de "mainstream", een soort burgerlijke doorsnede van het theaterveld?

Schouten: Theater ís ook een heel burgerlijke kunstvorm, zag ik ook dit seizoen. Het speelt zich allemaal af in de steden en in villa's, in milieus van welgestelden. Met een paar uitzonderingen, zoals die ontzettend aardige voorstelling uit Brussel, van Les Glandeurs. Enige voorstelling, maar die was al een hele tijd voor 1 mei in première gegaan.

Was het niet relevant geweest om zo'n stem mee in je selectie te hebben?

Schouten: Die heb ik niet gevonden. Dat waren niet de voorstellingen die me bevielen. Ik heb De Leeuw van Vlaanderen, die bij jullie zo'n succes was, gezien — dat was niet aan mij besteed. Ik vond dat te vervelend voor woorden. Het is gewoon een onemanshow met een liedje en een conference en een dansje, en dan speelt die man zo'n inburgeringsverhaal. Ja, braaf.

**Volgens jou hoeft zo'n selectie geen representatie te zijn van een veld in al zijn aspecten? **

Schouten: Nee, absoluut niet. Dat lijkt me geen goed streven. Wat misschien wel een rol speelt in de dingen die je aansnijdt, is de vraag welke segmenten van het veld niet meteen het Theaterfestival nodig hebben om een forum te krijgen. Zo heb je elk jaar in juni in Amsterdam het ITs-festival, van mensen die net van de theaterscholen komen. Vaak heel interessant, maar voor dat deel van het aanbod wordt dus al gezorgd. En in mijn optiek is het Theaterfestival toch een klasse apart. 'Welk theaterfestival?' Hét Theaterfestival. Daar horen de kampioenen van het seizoen.

Maar waarom zijn zij dan de kampioenen? Gewoon omdat jij er een goed gevoel bij hebt?

Schouten: Ja natuurlijk, dat is toch de basis. Het heeft te maken met een grote instemming.

Kan je volgen als men in Vlaanderen over je selectie zegt dat ze 'ongevaarlijk' is, om het met een onduidelijk woord aan te duiden.

Schouten: Ik dacht dat het overslaan van Luk Perceval erg controversieel zou zijn, omdat hij in België op handen wordt gedragen. Ik vind dat die man echt slecht theateraan het maken is, dat is echt niets voor mij. Zijn Macbeth vond ik bijvoorbeeld vreselijk.

De eenzaamheid van een eenmansjury

**Je boek draagt de titel: Verslag van een eenmansjury. Voel je jezelf gemakkelijk bij die term?  **

Schouten: Ja, je hoeft jezelf niet al te serieus nemen. Dat zit er ook een beetje in.

Maar toch is het iets anders dan een curator. Een eenmansjury gaat net zoals de jury vroeger op zoek naar kampioenen, naar de acht belangwekkendste voorstellingen van een seizoen, terwijl een curator een persoonlijke selectie maakt, volgens zijn eigen visie. Kan je jezelf daarin vinden?

Schouten: Op momenten van baldadigheid — alhoewel het moeilijk is om in je eentje baldadig te zijn — dacht ik: ik selecteer alle voorstellingen die iets te maken hebben met jazz. Want er waren er wel een paar. Ja, dat is echt zo'n moment van baldadigheid waarvan je de volgende dag denkt: onzin. Zoiets doe je niet voor het publiek. Ik kies vanuit een enthousiasme, net zoals ik altijd gerecenseerd heb vanuit een duidelijk gevoel van enthousiasme. Als ik iets conventioneel vind, dan is het wel het recensiewezen. Echt waar. Al die conventionele stukjes. Ik vind ze heel braaf. Ik was het vaak met ze eens hoor, dat was het probleem niet. Maar mensen die eens een sprankelend stukje schrijven, zoals er in Nederland nogal wat geweest zijn, die kom je nu niet meer tegen. Daar zie een beetje het duffe van het hele huidige theatergebied in.

Je noemt die recensies duf, maar laat dat nu net hetzelfde woord zij dat Geert Sels in De Standaard gebruikte om jouw selectie te omschrijven.

Schouten: Ik was natuurlijk diep beledigd toen hij dat schreef.

Hoe zou je op zo'n kritiek repliceren als je daartoe in de krant een forum kreeg?

Schouten: Wat is er dan bijvoorbeeld zo duf aan Dood Paard? Wat is er zo duf aan Tim Van Athene, waar Belgen blijkbaar niets van moeten hebben? Dat is dan toch blijkbaar een provocatie, om net die te pakken uit het aanbod van het Toneelhuis. Die werd helemaal genegeerd op zijn website. Dat ging werkelijk onbeschoft ver, vond ik.

Als je zelf zegt dat deze selectie er ook tien jaar geleden had kunnen staan, dan is het woord 'duf' toch niet zo slecht gekozen?

Schouten: Dat heb ik misschien wel gezegd, maar ik ben het er zelf niet helemaal mee eens. Tim Van Athene is een voorstelling die tien jaar geleden ondenkbaar was. Want die stof bestond nog niet. Wat je tien jaar geleden wel had, dat waren van die barokke retorische voorstellingen van Gerardjan Rijnders. Maar die stijl toegepast op een hedendaags onderwerp, dat is nieuw. Dat komt niet uit de lucht vallen, dat heeft een voorgeschiedenis. Ook Emilia Galotti is heel oud, maar tegelijk heel nieuw. Dat bestond niet tien jaar geleden. De Tijd blaast een oud stuk nieuw leven in.

Vind je na dit jaar de keuze voor het curatorschap nog een zinvolle beweging?

Schouten: Ja, op zich wel. Het is ongetwijfeld een typisch Nederlandse kijk op het veld, ondanks mijn dappere poging om de Belgen niet tekort te doen. Ik ben benieuwd hoe het nu verder gaat. Nu is het iemand uit België die de selectie maakt, en die persoon zal het moeilijker hebben dan ik omdat in Brussel geen Brakke Grond is. Dat is nog steeds een schande, maar ja, het is niet anders. Dus die man moet op reis. Ik ben benieuwd.

Het verslag van Martin Schouten is onder de titel Een jaar in het duister. Toneeldagboek van een eenmansjury verschenen bij uitgeverij J.L. Veen.