Hype!

Door Bert Van Raemdonck, op Thu Apr 12 2007 08:49:38 GMT+0000

'Misschien niet het avontuurlijkste maar wel het gaafste.' Zo noemde juryvoorzitter Johan de Haes vorig jaar het boek Alle Mensen Bijten van Margot Vanderstraeten bij de uitreiking van de debuutprijs. De Haes had samen met de rest van de jury duchtig zitten snurken tijdens de lectuur van de debuten uit 2002, en tijdens zijn officiële speech deed hij weinig moeite om dat te verbergen. Hij sprak over een 'algemene verwondering over de ongelijke kwaliteiten van het aangeboden proza' en hekelde het feit dat 'jonge schrijvers van wie het talent zonder meer opviel' zich niettemin hadden bezondigd aan een heleboel 'stuntelige over duistere zinnen'. Om de prijs (die toch goed was voor 6200 euro) helemaal van zijn glans te ontdoen, liet De Haes zich nog ontvallen dat het wellicht 'rechtvaardiger en betrouwbaarder' zou zijn om nieuw talent pas te bekronen na de 'eerste twee of drie publicaties'. Maar the show must go on, en dus wordt er in oktober opnieuw een Debuutprijswinnaar bekend gemaakt. Ik bezorg de winnaar persoonlijk een bak Duvel als hij of zij niet Annelies Verbeke heet.

Polonaise

Annelies Verbeke (1976) wint dus met haar boek Slaap! de Debuutprijs 2004. Waarom ik er zo gerust in ben? Om met De Haes te spreken: er zijn in 2003 in Vlaanderen weer redelijk wat stuntelige en duistere zinnen geschreven. De concurrenten zijn daardoor op een paar vingers te tellen, en dat maakt het gokken een stuk makkelijker.

Een andere reden om mijn geld op Verbeke in te zetten — een bak Duvel kost mij net geen 20 euro — is dat er nog geen kwaad woord over haar boek is gesproken of geschreven. De recensenten schreeuwden hun bewondering voor Slaap! van de daken, en Elsbeth Etty schreeuwde het hardst. In de NRC zette ze de polonaise op gang door het debuut van Verbeke qua belang te vergelijken met Blauwe Maandagen van Arnon Grunberg. Ze was verrukt omdat ze er 'zoveel passie, vertelplezier, fantasie, kortom werkelijk schrijversschap' in had teruggevonden. De rest van de Vlaamse en de Nederlandse pers nam het discours van Etty over en de superlatieven werden met veel plezier weer eens uit de kast gehaald.

Ook fijn voor Verbeke en haar stomverbaasde uitgeverij De Geus was dat de uiterst gunstige receptie meteen ook werd verzilverd met een klinkend commercieel succes. De ene druk was nog niet droog of de andere werd al aangekondigd. Op het internet kozen de (schijnbaar miljoenen) leesclubjes er massaal voor om het boek van Verbeke uit te pluizen én te bejubelen. Van de weeromstuit mocht het arme kind het komen uitleggen in Ter Zake, het schaamlapje dat Canvas in tijden van nood aanrukt om te verhullen dat het de literatuur geen eigen programma waard acht.

Of ze het nu fijn vindt of niet, Annelies Verbeke is de nieuwe chouchou van de Vlaamse letteren en Slaap! is een hype van de vettigste soort. Omdat u van dit tijdschrift niets anders verwacht, stellen we graag eens de vraag die ondertussen ook op uw lippen brandt: (waaraan) heeft het boek al dat succes verdiend?

Fatal attraction

De plot

Maya, een late twintiger, ligt nacht na nacht in bed te woelen en vergeefs schaapjes te tellen. Deels uit verveling, deels uit frustratie besluit ze er op uit te trekken. Dolend door de stad wreekt ze zich op argeloze slapers met een potje ouderwets 'belleketrek'. Wanneer ze tussen nacht en morgen aanbelt bij Benoit de Gieter, krijgt ze meteen gehoor: hij is een zielsverwant.

Zo lijkt het tenminste, want net als Maya kan ook de vijftiger Benoit de slaap niet vatten. Als kind in volle oedipale crisis heeft hij destijds zijn moeder in een ongeluk verloren. Ze oefende een heel erg oud beroep uit, maar dat had de naïeve Benoit niet helemaal begrepen. De dag dat ze stierf was 'de laatste dag die er toe deed. De rest was zomaar een leven.' Benoit probeert vanaf dan de realiteit te ontlopen door alleen maar aan vroeger te denken en steun te zoeken bij de imaginaire potvis Frederik. En bij Maya, met wie hij aanvankelijk dikke maatjes wordt, maar die hij ook snel weer verliest omdat hij, haar verwarrend met zijn moeder, haar min of meer verkracht op een moment dat zij zwakker en weerlozer is dan ooit.

Maya kwakt vervolgens met haar fiets tegen de grond en ontwaakt in het ziekenhuis naast Olga, een hypochonder op jaren met wie ze een merkwaardige vriendschap sluit. Met Benoit gaat het van kwaad naar erger. In een vlaag van zinsverbijstering zet hij zijn flat in lichterlaaie, neemt de trein naar de kust en probeert zichzelf in de mond van een aangespoelde potvis te wurmen. Zijn wilde odyssee eindigt in het zwakzinnigengesticht.

Nadat hij daar is ontsnapt en zij is ontslagen uit het ziekenhuis, leiden hun wegen onvermijdelijk opnieuw naar elkaar. Aangezogen door de fatal attraction die hij op haar uitoefent, vertrekt Maya naar Oostende, waar Benoit als nachtwaker in een hotel werkt. Zij, onthutst na een seksueel avontuur met een meisje en hij, net op het strand ontwaakt in een eigenaardige smurrie, treffen elkaar ten slotte in een gogobar. 'Misschien,' luidt het slot. 'Misschien.'

Freaks

Wat niet alleen Maya en Benoit maar ook het handjevol nevenpersonages met mekaar gemeen hebben, is dat er aan hun bovenkamer redelijk wat kosten zijn te maken. Er loopt in dit boek geen geestelijk valide mens rond en Verbeke vraagt zich kennelijk af of het ras der normalen eigenlijk wel bestaat. Het is een pertinente vraag waarvan ze het antwoord evenwel niet noodzakelijk hoeft te kennen. Daarvoor houdt ze duidelijk te veel van de soort die ze het beste heeft bestudeerd, die van de freaks, het loslopend wild, de knettergekken en de lichtelijk kierewieten. De twee hoofdpersonages had Verbeke eerder al bedacht voor respectievelijk een kortverhaal en een scenario voor een kortfilm. Kort is overigens ook haar roman, die aftikt op 160 pagina's.

De vertelstrategie van dit boek lijkt het ene moment heel beredeneerd en doordacht, het andere moment juist losjes en spontaan. Beredeneerd is het perspectief, dat gezwind wisselt tussen de twee hoofdpersonages. Door hun gezamenlijke wedervaren elk om beurten te belichten, corrigeren ze elkaar en stellen ze elkanders standpunten in vraag. Spontaan en losjes naast mekaar gecomponeerd zijn daarentegen de episodes waarin Maya en Benoit van mekaar gescheiden zijn en waarin de nevenpersonages de aandacht opeisen.

Het gebruik van een wisselend perspectief is uiteraard een techniek die niet door Verbeke is uitgevonden. Wat ze met die ingreep doet is evenmin uniek: een hele stoet auteurs heeft daarmee al aangetoond dat niemand in staat is de exacte, objectieve waarheid te vertellen; de postmodernen hebben die epistemologische schemerzone zelfs tot centraal thema verheven. Toch valt het te rechtvaardigen dat Verbeke het trucje nog eens overdoet. De vraag die ze in de loop van de roman steeds dwingender stelt, is niet zozeer wat de waarheid nu eigenlijk is of wie haar met zijn verhaal het dichtst benadert, maar wel wat de (vaak onbewuste) motieven zijn die iemand ertoe leiden om van die waarheid af te wijken. Het antwoord is simpel: de personages van deze debutant fabuleren niet alleen omdat ze de werkelijkheid niet kunnen vatten, maar ook en vooral omdat ze dat eigenlijk niet willen.

Fjöttergarden

Hoezo?

Het laatste wat Benoit wil, is een leven in de werkelijkheid. Hij is dan wel drieënvijftig, maar zo lang hij blijft dromen en fantaseren, blijft hij kinds, en zo lang hij kinds blijft, blijft zijn mama in leven. En dat is het enige wat hij wil. Wanneer het hem in het echte leven toch even te heet wordt, is er altijd nog Frederik, de strenge maar behulpzame potvis die in de dromen van Benoit verschijnt en als medium tussen hem en zijn moeder fungeert. Als het van de oedipaal verstoorde vijftiger afhangt, zou hij definitief in zijn verbeelding verdwijnen: 'Mijn besluit staat vast. Ik wil hier bij jou blijven, op ons zeetje in mijn droom.' Dat blijkt evenwel onmogelijk: 'Als u hier blijft, sterf ik ook', zegt Frederik. Benoit protesteert: 'Waar heb je het over? Jij kunt niet dood. Ik heb jou verzonnen.' De potvis is koppig en heeft daar een dwingende reden voor, met name de wet van Fjöttergarden: als twee wezens gelijktijdig over elkaar dromen, blijven ze met elkaar verbonden. 'Word toch wakker man, we houden op met ademen! Ik strand.'

Kort na dit imaginaire gesprek blijkt dat er inderdaad een potvis op het strand van Oostende is aangespoeld. Benoit wordt daardoor bevestigd in zijn chaotische wereldbeeld waarin het onderscheid tussen werkelijkheid en fictie niet meer valt te maken. Compleet buiten zijn zinnen probeert hij in de mond van het dier te kruipen, maar de potvis is dood. De verbeelding, de fantasie en de droom zijn kapot en Benoit belandt in 'het zottenhuis'. Na zijn ontsnapping daaruit papt hij aan met de vlinder Ernest, maar ook deze 'onwerkelijke' vriendschap leidt hem naar de vernieling: hij eindigt met een flink pak rammel en een broek vol smurrie op het strand.

Ook Maya worstelt met de werkelijkheid. Haar leven is een puinhoop en daar geeft ze zichzelf goeddeels de schuld voor. Met begrippen als 'lot' of 'voorbestemming' heeft het volgens haar weinig te maken:

'Mijn leven zag ik als een aaneenschakeling van trieste toevalligheden en verkeerde keuzes. Metaforen en symbolen hoorden thuis in verhalen, niet in de werkelijkheid, die willekeurige fragmenten slordig op elkaar stapelde.'

Na haar verblijf in het ziekenhuis maakt Maya zichzelf wijs dat ze toch maar moet proberen om de waanzin, de 'overdreven hang naar pathetiek' en de onrust in zichzelf te bestrijden en een zo normaal (lees: 'werkelijk') mogelijk leven te leiden.

Ze ziet haar kans wanneer haar zus Sofie, een burgertrut van jewelste, samen met haar kinderen bij haar komt inwonen. Het plannetje lijkt ook eventjes te lukken en ze slaagt er zelfs in om haar nachtrust tot vijf uur te rekken, een record. Ze overweegt om werk te zoeken en leest in een vacature: 'Als administratie je droom is…' Maar administratie is Maya's droom niet:

Tegen de middag aan begon ik te beseffen dat het mijn droom was dat administratie mijn droom was. Het leven moest je ontzettend heerlijk toeschijnen als administratie je droom was.

Tegen beter weten in solliciteert ze. Ze mag meteen aan de slag in Verzekeringskantoor Vuylsteke en Timmermans. De ontnuchtering is groot:

Op het moment dat de koning der verzekeraars, de trots van ons bedrijf, tijdens een zeldzame woede-uitbarsting de krijsende boekhoudster trachtte te wurgen met een printersnoer, begreep ik: we zijn allemaal gek.

Die vaststelling is er volgens Maya één 'die je alleen wijzer maakt.'

Leuke Kaka

Wat maakt dat ons wijzer?

Voor Verbeke is het duidelijk: wie niet gek is, is zeker in staat om het nog te worden, en dat is veeleer een geruststelling dan een bedreiging. Concepten die naar het absolute neigen (de Werkelijkheid, de Perfectie, het Normale) kun je beter niet nastreven. Het lukt toch niet om ze te vatten of te verwezenlijken en je wordt er trouwens ook niet gelukkiger van.

Dat Verbeke er zo over denkt, valt af te leiden uit de manier waarop ze Maya's zus Sofie — die er in hoge mate in slaagt een schijn van stabiliteit en harmonie uit te stralen — portretteert. Om den brode doet Sofie de boekhouding voor een bedrijf dat drukpompen en harstanken verkoopt, thuis houdt ze ervan om

fouten uit rekensommen te halen, pluisjes van het tapijt te plukken, ruziënde kinderen te verbroederen. Orde in de speelkamer, de wagen, de koelkast, de beautycase en de belastingaangifte.

Haar o zo gelukkige huwelijk met de grijze mus Dirk blijkt een kaartenhuis als ze een mail aan haar man onderschept van een zekere Saskia, die 'ervan genoten had'. Oog om oog, tand om tand, en voor ze het beseft ligt Sofie te transcenderen met de 'mens geworden engel' Gabriël, die vindt dat haar bloemcreaties mooier zijn dan die van de andere cursisten. Ze trekt met haar kinderen bij Maya in, maar de zusjes zijn te verschillend om samen te wonen. Verbeke laat Sofie dan maar terugkeren naar haar man, maar niet voordat ze in twee zinnetjes subtiel heeft aangetoond aan wiens kant ze staat, door Maya te laten zeggen:

Soms ging het even goed. Dan tekende ik een kakkend paard voor de kleine, die dat vies en grappig vond en het aan mama ging tonen, die het ongepast vond voor het eten, maar toch ook een beetje leuk.

Toch ook een beetje leuk, want toch een beetje leven in huis. Sofie heeft wellicht niet meer gelachen sedert het nemen van de foto 's tijdens haar huwelijksfeest, dat uiteraard tot in de puntjes was verzorgd. De gekke Maya, de mallotige, zich het rechte pad zelfs niet meer herinnerende en volstrekt ontregelde Maya, brengt Sofie aan het lachen. Slaap! is door dat soort details een lofzang op alles wat afwijkt van de mainstream en de werkelijkheid zoals ze zich voordoet.

Zoals Benoit op Frederik rekent als het even tegenzit, doet ook Maya op zulke momenten een beroep haar verbeelding. Ze heeft zelfs haar altijd terugkerende fantasieën die als een motief in het boek voorkomen:

En ik dacht aan verdampend zweet uit de vacht van jonge paarden in galop. Aan dauw op pas gewassen babyvoetjes. Zand. In de. Ochtendzon.

Daaraan denkt ze terwijl Benoit haar verkracht. Wanneer ze aan het einde van de roman ook weer in de problemen zit, hoopt ze dat een dubbelganger van Gene Kelly van achter een lantaarnpaal zal te voorschijn springen en haar ritmisch vingerknippend zal uitnodigen voor een tapdansje door de plassen. Ze ziet zichzelf ook als het meisje met de zwavelstokjes en denkt dat het haar oom in de hemel is die de sneeuwkristallen weent.

Conclusie? Een beetje fabuleren beschermt ons tegen de pijnlijke en moeilijke werkelijkheid. Daarmee keren we terug naar de reden waarom Verbeke voor haar vertelling technisch terugvalt op het tweevoudige perspectief. Ze laat Maya's verhaal door Benoit vertellen en omgekeerd om te tonen dat noch Maya noch Benoit voor honderd procent betrouwbaar is. En ook — en daarin laat ze haar eigen stem horen — dat dat niet erg is. Niemand is echt betrouwbaar, ook hypocriete Sofie niet, maar Verbeke maalt er niet om.

Brando

Verbeke wijst concepten als Werkelijkheid en Perfectie af, maar laat Benoit en Maya — die zulke ambities volstrekt ontberen — toch door een hel gaan. Toch is ze geen zwartkijker. Thematisch en stilistisch bewijst ze zelfs het tegendeel.

De slapeloosheid van de beide hoofdpersonages domineert de thematiek van dit boek. Ze staat symbool voor een algemene rusteloosheid en een woekerende geest. Maya en Benoit lijden onder de praktische nadelen van die slapeloosheid, maar Verbeke dicht hun ook trekjes toe die iets met die onrust te maken hebben en die ze zeer hoog aanschrijft. Een daarvan is creativiteit. In hun drang om aan de werkelijkheid te ontkomen scheppen ze net als kunstenaars een parallelle verbeeldingswereld. Paradoxaal genoeg is het dus juist door wakker te blijven dat ze in een droomwereld belanden. De slapeloosheid die in dit boek wordt gethematiseerd, is daarom geen louter negatieve kracht. In de letterlijke — zeg maar: medische — zin is ze dat natuurlijk wel, maar in de symbolische zin die Verbeke eraan koppelt, die van het geestelijk 'wakker' zijn, van nieuwsgierigheid, van geestelijke broeierigheid en kunstzinnigheid, biedt ze een alternatief voor de vaak druilerige en soms pijnlijke werkelijkheid.

Dat het wereld- en mensbeeld van Verbeke niet volledig zwart kleurt, demonstreert ze nog veel meer door haar stijl. Die is flitsend, gebald, scherp en vooral komisch. In het Nationaal Instituut voor de Statistiek halen ze opgelucht adem, want ze mogen nog eens een streepje zetten in de kolom met de grappige vrouwen. Spitst uwe oren en sperre uw ogen, want als Verbeke op gang komt valt er een scheetje te lachen, en laat ons eerlijk zijn: zoiets doet de beoordeling van een boek geen kwaad. De spreekstijl van Frederik ('Ik ben een potvis, jongeman, een potvis'), de scène waarin de kleine Benoit het klooster ontvlucht ('Alaaaaarme! La pute et son fils!'), de dialogen van Maya met Olga ('Brando forever') en de portrettering van Sofie ('Pipi, zusje') doen de lezer grijnzen, grinniken, gniffelen en soms zelfs hardop lachen. Niet noodzakelijk in die volgorde.

Het rapport

Om op de hamvraag terug te komen: is Slaap! echt zo'n sterk boek?

Verbeke schrijft dat de stukken ervan afvliegen. Haar stijl is zonder meer haar sterkste troef. Het is bewonderenswaardig hoe ze een zeer dun verhaaltje toch krachtig weet te vertellen, hoe ze een dosis puberale thema's — het alleen en onbegrepen zijn, de alcoholroes, het seksuele experiment — toch niet belachelijk doet overkomen, en hoe ze als debutant al zo goed haar talent kan doseren. Verbeke schrijft ook scenario's en dat verraadt ze door de episodische opbouw van haar roman. Ze is slim en getalenteerd genoeg om die episodes kort en raak te houden. Bovendien stapelt ze heel verstandig haar scènes naast én op mekaar. Enerzijds houdt ze de handel en wandel van haar hoofdpersonages netjes in de gaten en laat ze hun pad op cruciale momenten kruisen, zodat het inhoudelijk en thematisch helemaal juist zit, anderzijds druppelt ze daartussen heel handig enkele passages die eigenlijk weinig bijdragen tot de verscheidene interpretatieniveaus van de roman, maar die hun bestaansrecht danken aan de vertelkracht die ze vanzelf in zich dragen. Het cement tussen al die bouwstenen is, nogmaals, humor en stijl. Tussendoor speelt ze een interessant spelletje op de grens tussen Wahrheit en Dichtung.

Wie spijkers op laag water zoekt, kan wijzen op de foutjes die in deze roman geslopen zijn. Een enkele keer kiest Verbeke bijvoorbeeld voor een niet zo bijster origineel beeld. Dat ze kloosterzusters met pinguïns vergelijkt, is er zo eentje. Een andere keer wringt ze een van haar grootste talenten, humor, bijna de nek om door er te hard over na te denken:

Hij wist maar begreep niet. Ik ook niet, maar dat was nu net het grappige. Zoals die keer dat een ezel zich voor mijn neus twee keer aan dezelfde steen stootte. Of toen een dwerg in de stad uitgleed over de schil van een mini-banaan. Of toen een zakenman tijdens een van mijn schoonmaakbeurtjes in mijn emmer water stapte. Dat was ook grappig.

Ja? Als ze het zelf zegt al heel wat minder. Zo zijn er nog wel een paar muggen te ziften, en de knullige titel van het boek hoort er zeker bij.

Globaal gezien is Slaap! zoals Jeroen de Preter in De Morgen schreef inderdaad 'geen roman die je wereldbeeld doet kantelen', maar de boeken die op mij dat effect hebben gehad, kan ik op één hand tellen. Slaap! is geen meesterwerk en zal niet in de volgende encyclopedie van de wereldliteratuur worden opgenomen, maar oogst terecht applaus vanwege de vertelvaart, de stilistische bravoure en de humoristische kracht die duidelijk aanwezig zijn. Dit is een roman voor wie in feite niet van lezen houdt, een vrouwenboek voor mannen, echt iets voor onder de kerstboom. Zo'n soort boek.

Verdient Annelies Verbeke voor Slaap! ook de Debuutprijs? Ik geloof van wel. Ik ben ook redelijk zeker dat ik mijn 20 euro op zak zal mogen houden en dat ze de prijs zal krijgen, maar de weddenschap is bij deze officieel: wie wint en bijvoorbeeld Bart van Lierde of Jan Lauwereyns heet (is je debuutroman eigenlijk een debuut als je al poëzie hebt gepubliceerd? Iemand? Jury?), mag zich aan een mooi cadeautje van brouwerij Moortgat verwachten.

Epiloog

Wie wil weten hoe Annelies Verbeke eruit ziet of wat ze zelf over haar boek te vertellen heeft, wordt door de site van het VPRO-programma R.A.M (Round About Midnight) op zijn wenken bediend. Op 18 januari van dit jaar was de schrijfster te gast bij George Van Houts en Pieter Bouwman, de twee gebrilde presentatoren van het veel geprezen tv-programma. De ambitie van de twee lieden is niet gering. Ze willen 'op journalistieke of essayistische wijze [kijken] naar de kunsten in binnen- en buitenland' en verslag doen 'van hun ontroering, verbazing, bewondering of boosheid' alsook 'een breed publiek [informeren] over nieuwe ontwikkelingen, maar ook over schoonheid en stilte, over subcultuur en tegencultuur'. Vlamingen zijn snel geïmponeerd en dus heerst hier een zekere consensus dat we op zo'n programma maar beter heel jaloers kunnen zijn. Cultuur en literatuur in het bijzonder krijgen bij ons inderdaad weinig aandacht, maar of R.A.M een voorbeeld is van wat we missen, valt te betwijfelen.

Ik citeer een paar fragmenten. Letterlijk.

Van Houts:

Nou ja, wat mij althans opviel, is de ongelofelijke eigen stijl die je al in een debuutroman laat zien. En, is dat iets wat je, want je schrijft al vanaf je zesde [intermezzo van Bouwman], werk je daar bewust aan, aan die stijl, of is het iets, euh, wat je al had?

Verzin daar maar eens een antwoord op. Een onzekere Verbeke: 'Dat weet ik echt niet, euh, ik schrijf gewoon hoe ik denk dat het het beste is […].'

Bouwman:

En je hebt die twee poten, die scenariokant heb je, wat is het verschil tussen die twee? Voor jou?

Verbeke bijt moedig door en antwoordt beleefd op de vraag die ze in die woorden vermoedt. Ze negeert ook een heel eigenaardige rotopmerking van Bouwman:

Het valt mij ook op in je stijl, er zit veel humor in, er zit ook een hele mooie directheid in die ik vreemd genoeg, dat zei ik je daarstraks al, niet associeer met het fotootje dat ik achterin van je zie…

Verbeke: 'Huhuh… ja'. Vervolgens mag Van Houts, die in plaats van de schrijfster zelf ook al de plot van het boek had mogen samenvatten, een fragment uit de roman voorlezen. Verbekes ogen vragen: 'waarom, o gekke Hollander, mag ik dat niet zelf doen?' Daarna zakt ze schuchter in de grond en zegt nog eens 'Huhuh… ja'. Bouwman bestaat het daarna om aan de schrijfster te vragen of ze een groot ego heeft. Het antwoord: 'Ik denk het niet, nee'.

Ik denk het ook niet, nee. Ik denk dat de RAM-men zelf een groter ego hebben. Van de tien minuten (!) die ze kregen om Verbeke te interviewen hebben ze er minstens vijf zelf volgeluld. Van dat soort literaire kritiek, verlos ons, Heer.

Annelies Verbeke, Slaap!, uitgeverij De Geus, 2003, 160 p. ISBN: 90 445 0432 0